Haagse School liet Nederland van zijn landschap houden

Als de Haagse School er niet was geweest, hadden de Nederlanders niet zo van hun landschap gehouden. Althans, dat idee heeft Benno Tempel, directeur van het Haagse Gemeentemuseum.  Het eerst hielden we van de bossen, maar daarna gingen we ook van de polders houden, met hun koeien, vaarten, boerderijen en Hollandse luchten.

Afgelopen week was ik op de preview van Holland op zijn mooist, een grote tentoonstelling over de Haagse School van zowel het Gemeentemuseum Den Haag als het Dordrechts Museum. Het is de grootste overzichtstentoonstelling van de Haagse School ooit. Een jaar lang was een groot deel van de schilderijen in Japan, vertelde Tempel, waar de waardering groot was.

School van Barbizon

Er was al het idee om, als de werken terug kwamen er iets speciaals mee te doen, maar de invulling kreeg geleidelijk vorm. Samenwerking zou mooi zijn – Jet Bussemaker, de minister was daar immers ook voorstander van. Het Dordrechts Museum wilde graag meedoen en ook Natuurmonumenten, indirect ook een resultante van de Haagse School, deed mee. Toen het idee eenmaal op poten stond, volgde de rest, de financiering en de bruiklenen van allerlei musea en particulieren, bijna vanzelf.   

In Den Haag zijn de landschappen te zien en in Dordrecht de genrestukken met de nadruk op de vroege Haagse School en de worteling in Romantiek en de School van Barbizon. De koppeling met Dordrecht werd nog vergemakkelijkt omdat Tempel zelf ooit in Dordt was begonnen. ‘Het is een fantastische samenwerking.’

Beerput

Hij vertelde over hoe hij als jochie in Harderwijk de geschiedenis en kunstgeschiedenis had ontdekt. De familie Tempel  woonde in een 17e eeuws pand aan de stadsmuur. Op zeker moment werd het pand gerestaureerd. De stadsarcheoloog kwam langs en maakte op de binnenplaats de deksel van de oude beerput open. Wat er toen niet tevoorschijn kwam!  Van alles wat de middeleeuwse Harderwijkers weg hadden gegooid, veel stenen pijpjes onder andere. Een aantal jaren las hij een boek over de Tachtigers, geschreven in de late 19e eeuw.  Daar stond onder andere in dat de vooruitgang ervoor had gezorgd dat er niet meer op de stadsmuren gespeeld kon worden. ‘Dat klopt’, dacht de jonge Tempel. In Harderwijk kan dat ook niet meer. ‘Toen begreep ik geschiedenis en het belang van geschiedenis.’

In de bonte wei

De negentiende eeuw was getuige van de opkomst van de industrialisatie. De VPRO en de NTR laten het ons deze maanden in “De IJzeren Eeuw” zien. Op de tentoonstelling is er slechts een verre echo van te zien. Op enige tekeningen en schilderijen zie je door het landschap een stoomlocomotief een witte kringelende stoomwolk en een hele reeks wagons rijden. Maar verder is er niet veel van de moderne tijd te bekennen.  Indirect wel natuurlijk. Die moderne tijd vormde een aansporing om eraan te ontsnappen, om erop uit te gaan, om de natuur te leren kennen.   

Jac P. Thijsse en Eli Heimans publiceerden in de jaren ’90 van de 19e eeuw geïllustreerde boeken met titels als ‘IN DE DUINEN’, ‘IN SLOOT EN PLAS’ en niet veel later, begin 20e eeuw, de reeks Verkade-albums zoals ‘HET NAARDERMEER’ en ‘DE BONTE WEI’. In 1905 werd Natuurmonumenten opgericht.

Michiel Purmer van Natuurmonumenten, ook aanwezig bij de preview: ‘Jac P. Thijsse was een van de oprichters. Hij vond dat je biologie moest beleven. De schilderijen toonden een rijke wereld  die aanleiding waren voor een kruisbestuiving van cultuur en natuur. Jac Thijsse was een begenadigd schrijver. In De BONTE WEI staan lyrische passages over zijn ontmoetingen met koeien.’ Van zijn oma had Purmer de Verkade albums ‘LENTE’, ‘ZOMER’ ‘HERFST’ en ‘WINTER’ geërfd. Dat leidde tot een blijvende belangstelling voor de natuur. De originelen uit Zaandam zijn op de tentoonstelling te zien.

Kinderprentenboek

Ook de Kinderkunstzaal is aan het thema gewijd. Onder meer zijn er uitvergrotingen te zien van de prenten die Charlotte Dematons maakte voor het laatste deel van de serie kinderkunstboeken van het Gemeentemuseum met de titel ’Holland op zijn mooist, Op reis met de Haagse School’. Charlotte Dematons, ook aanwezig: ‘Toen ik de opdracht kreeg ben ik gaan fietsen. Het landschap is helemaal niet veranderd. Het is nog steeds plat. Ik zag op alle schilderijen een horizonlijn op de zelfde hoogte. Dat maakte het voor mij makkelijk. Ik dacht, laat ik de hoofdrol geven aan een natuurmonumententypje, die als gids fungeert. We zien een klein bol mannetje met een dikke buik, een witte baard en een alpinopet die ons van Haarlem naar Den Haag meeneemt. Heel geslaagd.

In het kader van de tentoonstelling worden met Natuurmonumenten allerlei excursies georganiseerd.

Datum:
4 april 2015 / 30 augustus 2015

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0