Architectuur en De Stijl

Onlangs namen Hans Janssen van het Gemeentemuseum en Hetty Berens van Het Nieuwe Instituut ons, een groepje journalisten, mee in de nieuwste van de reeks tentoonstellingen in het Mondriaan en De Stijljaar 2017: ‘Architectuur en interieur. Het verlangen naar Stijl’.

In de architectuurcollectie van Het Nieuwe Instituut nemen de archieven van de leden van De Stijl een belangrijke plaats in, te midden van hun tijdgenoten en hun voorgangers.

Axonometrische tekeningen

De ontwerptekeningen van bijvoorbeeld Theo van Doesburg, Jan Wils en Gerrit Rietveld, worden naast die van Hendrik Petrus Berlage, Karel de Bazel en Mathieu Lauweriks bewaard. De ontwerpen van De Stijl springen eruit omdat ze vaak heel kleurrijk of onorthodox van opzet zijn. Een goed voorbeeld zijn de radicale axonometrische tekeningen (een rechthoekige of orthogonale projectie op een hellend of scheef projectievlak) die Theo van Doesburg in 1923 introduceerde.

Kunst voor een nieuwe wereld

In 1917 begon een groep kunstenaars en architecten een tijdschrift ‘voor de moderne beeldende vakken’, getiteld De Stijl. Zij wilden een universele kunst die paste bij de nieuwe wereld die voor de deur stond. In een moderne, eigentijds vormgegeven wereld, kon de mens gedijen. Interieurs, gebouwen en steden zouden een zuivere, diepgaande en spirituele verrijking met zich meebrengen.

De Stijl stond een dynamische kunst voor die haar eigen grenzen zou overschrijden. Een optimistische architectuur en vormgeving die het leven zelf omarmt. Het verlangen naar een levendige, vrije architectuur en kunst broeide al langer. De Stijl maakte gebruik van ontwikkelingen en ideeën die al in de 19e eeuw opgang maakten.

Vanaf 1880 kwamen vooral in de bouwkunst nieuwe opvattingen aan het oppervlak. Ideeën over constructie, materiaalgebruik, hygiëne en zuiverheid, in materiele en geestelijke zin. Die nieuwe materiele cultuur bood kansen voor een nieuwe visuele cultuur. Staalskeletten, betonconstructies en grote spiegelruiten vormden een impuls voor het verlangen naar een moderne stijl, een stijl die levendig en vrij is als de toekomst zelf.

Mooie betondingen

Geïnspireerd door het werk van architectuurhistoricus Auke van der Woud is vanuit dit perspectief de collectie van Het Nieuwe Instituut, het rijksarchief voor de architectuur en stedenbouw, doorgespit. Hier wordt het architectuurarchief van De Stijl-oprichter Theo van Doesburg bewaard, tussen de archieven van tijdgenoten als Jan Wils, Robert van ’t Hoff, J.J.P. Oud, Gerrit Rietveld en belangrijke voorgangers.  

Nieuwe bouwmaterialen als gewapend beton en staal, maar ook de principes van systeembouw, dragen in de late negentiende eeuw bij aan veranderingen in de architectuur. Beton, daar was architect Hendrik Petrus Berlage al in 1904 van overtuigd, zorgt voor een ‘totale ommekeer in de bouwkunst’.

Maar het neemt nog enige tijd in beslag voordat de architecten echt de stap durven te nemen. Pas na een tijdje gaan Oud en Wils experimenteren met nieuwe materialen. In een andere architectonische vormentaal. Hun geometrische, blokvormige bouwvolumes met vlakke muren en platte daken getuigen hiervan. Ze zijn veelal in beton of pleisterwerk gedacht. “Ik heb weer mooie betondingen in het vooruitzicht! Ik hoop dus dat we nu gauw eens werkelijk aan de slag kunnen” schrijft Oud aan van Doesburg in 1918.

Nieuwe opvattingen al in 19e eeuw

Voor het eerste samengebracht bieden de werken verrassende inzichten: dat wat eenduidig of simpel oogt, is dubbelzinnig en complex. En wat nieuw lijkt, blijkt soms al langer te bestaan. De Stijl ontwerpers en architecten zagen niet alleen schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur als hun werkterrein, maar ook meubels, kleding reclame-uitingen, verpakkingen, straten en zelfs hele steden.

Zelf verklaren ze hun vernieuwingsdrift in de context van de Eerste Wereldoorlog. Maar in de bouwkunst komen vanaf 1880 al nieuwe opvattingen aan het oppervlak. De tentoonstelling combineert tekeningen, maquettes, schilderijen, voorwerpen en meubels van aan De Stijl gelieerde kunstenaars met ontwerptekeningen en ruimtelijke objecten vanaf de late 19e eeuw.

Aan de hand van de thema’s kleur, zuiverheid, ruimte, transparantie en technische innovatie wordt aangetoond dat het nieuwe waarnaar de ontwerpers van De Stijl streven, niet noodzakelijk voortkomt uit nieuwe uitvindingen. Veel zijn al gedaan in de 19e eeuw: het gewapend beton in de gebouwen van H.P. Berlage, de staalconstructies van Brinkman en Van der Vlugt en de doorlopende winkelpuien van architectenbureau Van Gendt.

Maison d’ Artiste

Hans Janssen: “Zo bezien is De Stijl veeleer het eindpunt van een 19e eeuws streven dan een revolutie die door innovaties op gang is gebracht. De ontwerpen zijn radicaal vernieuwend, maar bouwen tegelijk voort op wat al bestaat.”

We kijken naar de maquette van het Maison d’ Artiste, een ‘Huis voor een kunstenaar’ dat door Theo van Doesburg is bedacht aan de keukentafel. Voor Van Doesburg was het zijn droomhuis. Hij kon er schilderen, zijn vrouw Nelly pianospelen en samen konden ze hier gasten ontvangen.

De maquette die Van Eesteren en Van Doesburg in 1923 hebben gemaakt, is verloren gegaan. Met steun van de Van Eesteren-Fluck & Lohuizen stichting is het Gemeentemuseum in staat gesteld een reconstructie van het studiemodel te maken. Daarbij is uitgegaan van de foto’s uit de archieven van Het Nieuwe Instituut, en van de materialen zoals die door Van Doesburg en Van Eesteren zijn gebruikt.

Afbeeldingen

Afbeeldingen: 1) Theo van Doesburg en Cornelis van Eesteren, 1923. Archief Theo en Nelly van Doesburg, RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, 2) Theo van Doesburg, maquette van Maison d’ Artiste, 1923, Collectie Het Nieuwe Instituut, 3) Jan Wils, Interieur van het dansinstituut ‘Gaillard-Jorissen’, Den Haag, 1921, Colelctie Het Nieuwe Instituut, 4) Theo van Doesburg, Ontwerp van de westgevel van Maison Particulière, 1923, Collectie Het Nieuwe Instituut, 5) Theo van Doesburg en Cornelis van Eesteren, Maison Particulière, 1923, 6) kopie jongenskamer Villa Arendhoeve van de familie Bruynzeel, 1920, Gemeentemuseum Den Haag, foto Gerrit Schreurs, 7) Cornelis van Eesteren en Theo van Doesburg, prijsvraagontwerp van een winkelgalerij aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag, mooto ‘simultuanité, 1924, Collectie Het Nieuwe Instituut

https://www.gemeentemuseum.nl/

 

Reageren