BELEGERING DOOR OLIVIER VAN DEN TYMPEL

Na het aftreden van zijn vader Karel V als heer van de Nederlanden in 1555 en zijn dood in 1558 voerde Filips II zijn testament scrupuleus uit: ook hij bevocht de niet-katholieke christenen met alle mogelijke middelen. Hij voegde aan de problematiek een element toe door het politieke beleid toe te vertrouwen aan Spanjaarden en niet aan plaatselijke edelen. Het gevolg was een escalatie van de religieuze, politieke, economische en sociale toestand. Zoals de meeste steden en dorpen werd ook Halle er de dupe van. In 1576 trok Olivier van den Tympel, lid van een oud Brabants adellijk geslacht, met zijn troepen Brussel binnen om het voor Willem van Orange, dé leider van de opstand tegen Filips, te bezetten. Willem hield er in 1577 een triomfantelijke intrede. Hij duidde Olivier aan tot zijn afgevaardigde en gouverneur te Brussel. Olivier moest onder meer beletten dat Alexander Farnese, zoon van Margaretha van Parma, Karels bastaarddochter, en de Malcontenten, Franstalige katholieken uit de Zuidelijke Nederlanden, de stad zouden innemen. 

Halle dat gelegen is tussen Brussel, hoofdstad van Brabant, en Bergen, hoofdstad tot Henegouwen waartoe Halle behoorde, was een ideale uitvalsbasis om Brussel aan te vallen. Olivier besloot dan ook om te proberen om ze in te nemen. Tijdens de nacht van 8 op 9 juli 1580 verliet hij met een deel van zijn troepen Brussel. Vooraleer Halle aan te vallen plunderden ze het kasteel van Budingen te Breedhout, een gehucht van Halle. Het was eigendom geweest van Jan van Marnix, broer van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde die een vertrouweling van Willem en schrijver van het Wilhelmus was. Jan was in 1566 te Austruweel, nu Oosterweel, bij Antwerpen gesneuveld. Zijn bezittingen werden in 1570 door Alva, landvoogd van Filips, in beslag genomen en aan de Spaanse koning overgedragen.

"Usque Hallas!" 

Op 9 juli viel Olivier de stad aan. Zijn troepen geraakten Halle niet binnen omdat hun ladders, hoewel Olivier de hoogte van de stadsmuren kende, te kort waren. De reden was dat Olivier in Brabantse voeten rekende terwijl men dat te Halle in Henegouwse die groter dan Brabantse waren, deed. 
Olivier trok zich terug, maar gaf het niet op. Op 10 juli probeerde hij opnieuw om de stad met langere ladders binnen te geraken. Halle was echter voorbereid en had zich kunnen voorbereiden op een bestorming: heet water, kalk en as en stenen waren klaar om over de bestormers te kieperen en de leden van de schuttersgilden, net als de buitensteedse boeren stonden gewapend op de stadsmuren. Halle kon de aanval afslaan. Olivier die Brussel niet te lang met weinig verdedigers kon achterlaten, liet het erbij en vertrok naar Brussel. Halle had de niet-katholieke christenen tegengehouden. Dit laatste vindt men terug in de Latijnse woorden “Usque Hallas!”, vrij te vertalen als “Tot vóór Halle, maar niet erin en verder”.

Farnese zou tot 1585 en de Val van Antwerpen het grootste deel van de Zuidelijke Nederlanden voor Filips heroveren. De definitieve splitsing van Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden was een feit. Toch zou het nog duren tot 1648 vooraleer Spanje de Noordelijke Nederlanden die de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geworden waren, zou erkennen.

Een zaak herinnert aan de dubbele aanval van Olivier van den Tympel. In de rechterwand van de westertoren van de kerk is boven ooghoogte een kapiteelachtige steen met opschrift ingemetst. De tekst: “9 EN 10 [/] JULET [/] 1580”. De afbeeldingen van 2 ladders vatten de feiten samen: de ladder onder “9” telt 6 sporten, die onder “10” 7. De steen is niet voor de kerk gemaakt. Op 10 juli 1761 werd hij in een deel van de afgebroken eerste stadsmuur gevonden en in de kerk ingemetst.

De steen heeft, omdat hij zich bevindt boven de nis met de kanonballen van het beleg van Filips van Kleef in 1489, lang, ook bij historici, voor verwarring gezorgd. Er werd immers ten onrechte van uitgegaan dat Halle in 1580 beschoten werd.

Tags

Reageren