Boek over het huis van de burgemeester

Iets voorbij de Gouden Bocht op de Herengracht, staat het huis van de burgemeester. Achter de gevel gaat een indrukwekkend interieur schuil. Architectuurhistorici Coert Peter Krabbe en Hillie Smit schreven er een aatrekkelijk boek over.

De pracht en praal van zijn huis doet de huidige bewoner en burgemeester van Amsterdam, Eberhard van de Laan eigenlijk niet zoveel. ‘Het leukste van op die plek wonen, is dat mensen hem gedag zeggen als hij zijn huis verlaat. Bijvoorbeeld die keer dat iemand langsfietste en: ‘Morgen burgervader,’ tegen hem zei.

Watertanden

Het mag dan voor de burgemeester niet het allerbelangrijkste zijn, toch zullen velen watertanden bij het idee op die plek, iets voorbij de befaamde Gouden Bocht te mogen wonen. De woonvertrekken zijn weliswaar op zolder. Toch mag hij dineren en vergaderen temidden van wandkleden, kroonluchters, gebeeldhouwde schouwen zittend aan de minutieus bewerkte meterslange eettafel in de salon. Je kunt het huis helaas niet bezoeken. Maar gelukkig is er het boek: ‘Huis van de burgemeester’ van architectuuronderzoekers Coert Peter Krabbe en Hillie Smit. Het biedt de mogelijkheid eens lekker door drie eeuwen bewonersgeschiedenis van het monumentale pand te struinen. Mooie foto's maken de beleving compleet.

Te veel troep in de kelder

Krabbe en Smit maakten voor het eerst kennis met het interieur tijdens een restauratieronde van Monumentenzorg, meer dan tien jaar geleden. De kostbare achttiende-eeuwse schouwen in de salon en eetzaal intrigeerden Krabbe direct. Families op stand maakten in die tijd een Grand Tour. Zo ook toenmaige bewoners van het pand, de familie Deutz van Assendelft. Ze kochten in Italië allerlei spullen voor thuis: spiegels, meubilair en ook schouwen. Deze gingen in stukken per schip naar Nederland. Eenmaal op de plek van bestemming werden ze door ambachtslieden ze in elkaar gezet.

Ook troffen de onderzoekers in het huis negentiende-eeuwse tapisserieën en tekeningen op stucwanden aan. ‘Die tekeningen zijn uitgenomen,’ vertelt Krabbe, ‘maar inmiddels zijn ze al weer kwijt. Waarschijnlijk weggegooid door de brandweer, die vond dat er onverantwoord veel troep in de kelder lag met het oog op de invalide vrouw van toenmalige burgemeester Cohen.’

Puissant rijke koopman

Gelukkig bleef er genoeg over voor de onderzoekers om zich op te storten. Neem de begintijd van het pand. Puissant rijke koopman en bewindhebber van de West-Indische Compagnie Paulus Godin, kocht het perceel. Met geld dat hij verdiende als ijzer- en stoffenhandelaar en verscheper van slaven, liet hij een kapitaal  huis bouwen met vier bouwlagen. Het werd in 1672 opgeleverd. Godin woonde met zijn vrouw Catharina Hattingh en kinderen op de tweede verdieping. De eerste verdieping, de bel-etage, was voor chique ontvangsten. De derde was voor het personeel. De begane grond diende, evenals de zolder, voor opslag van handelswaar. Beneden bevond zich ook de keuken en een enorme stookplaats.

Sober

‘Hoe het er in de begintijd van binnen uit heeft gezien is giswerk,’ aldus Krabbe. Dat komt omdat er zo weinig meubilair uit die tijd overgebleven is. En van zeventiende-eeuwse interieurschilderijen kun je niet op aan. Krabbe: ‘Pieter de Hoogh schilderde zijn zwart wit geblokte tegelvloertjes niet naar bestaand voorbeeld maar om het perspectivisch effect.’ Boedelinventarissen zijn betrouwbaarder. Die duiden erop dat het interieur in de zeventiende eeuw doorgaans sober was.

Wie de sfeer uit de Gouden Eeuw wil proeven moet volgens Krabbe boven in het pand zijn. Op de derde verdieping staan nog oorspronkelijke houten staanders die de kap dragen. Op zolder en op de vliering bevinden zich hijswielen waarmee goederen naar boven en beneden werden getakeld. Ook de huidige eetzaal op de eerste verdieping heeft nog een authentieke vloer van brede eiken planken. Krabbe: ‘Er moeten enorme schouwen hebben gestaan. Een aftekening in de vloer duidt erop dat die wel een meter de ruimte inkwamen.’ Tot 1804 woonden er nazaten van Paulus Godin in het his, ook in vrouwelijke lijn.

Dansfeestjes

Het sobere interieur maakte de eeuw daarop plaats voor fauteuils met sierlijke kromme pootjes en banken met veel kussentjes. De Franse Rococo werd mode. Ambachtlieden stukten de wanden met decoratieve plantenmotieven. Timmerlieden versoberden daarentegen de gevel. Naar goed protestants gebruik lieten bewoners aan de buitenwereld niet zien hoe rijk ze waren.

 De achttiende eeuw was er een van dansfeestjes. Daarvoor moest de salon worden uitgebreid, naar voorbeeld van de Franse hofetiquette. Een muur moest wijken ten koste van de tweede antichambre, die nog wel door een porte-brisée (schuifdeur) met de salon verbonden bleef. De gastheer of gastvrouw kon zo tijdens een feestje de deuren openzetten.

‘Poeijerhok’

Ging je als lid van de gegoede burgerij de deur uit en of moest je naar een feest dan ging de pruik op. Verschillende ruimtes herinneren nog aan de pruikentijd. Zo staat er aan de achterzijde van het huis staat nog het ‘poeijerhok.’ Een schuurtje waar het personeel de pruiken ‘poeijerde’ en parfumeerde. In een kamertje onder de trap, het ‘pruikenkabinet’, formaat badkamer, zetten de gastheer en gastvrouw de pruik op voordat ze naar buiten gingen of alvorens ze gasten ontvingen, vaak met hulp van de dienstmeid.

Francofielen

Na 1804 woonden er in het huis verschillende Amsterdamse families die geen noemenswaardige veranderingen in het interieur toebrachten. Tot aan het jaar1869 tenminste. Het huis kwam toen in bezit van Van Loon. De Van Loons waren echte francofielen. Ze vertoefden gedurende de zomermaanden in hun tweede huis aan de Cote d’Azur en lazen de Franse modetijdschriften stuk. De hele inrichting lieten ze uit Frankrijk overkomen. Van kostbare wandtapijten, banken, tot stoelen en tafeltjes in Neo Louis XV en XI-stijl.

Burgemeesterswoning

Burgemeesterswoning werd het pand in 1926. Aannemer en directeur van de Nederlandse Handelsmaatschappij Van Aalst schonk het huis in 1926 aan de gemeente. ‘Niet helemaal zonder eigenbelang,’ zegt Krabbe. Van Aalst liet op dat moment een nieuw hoofdkantoor bouwen voor zijn bedrijf. Van de gemeente mocht hij het pand, het gebouw De Bazel aan de Vijzelgracht, twee verdiepingen hoger bouwen dan wettelijk was toegestaan. Deal was dat het stadspaleis aan de Herengracht 502 in bezit van de gemeente kwam. Willem de Vlugt zoon van een scheepstimmerman op Kattenburg werd zo tot zijn grote vreugde de eerste burgemeester die de woning in 1927 betrok. Sindsdien hebben alle burgemeesters er gewoond, behalve burgemeester van Hal.

Op de eerste verdieping, de oude bel-etage, vergadert nu burgemeester Eberhard van de Laan met de wethouders in de voormalige salon. De eetzaal en balzaal worden gebruikt voor ontvangsten van delegaties. De tweede verdieping is sinds restauratiewerk in 2000 ook geschikt gemaakt voor vergaderingen. Krabbe: ‘Maar in de praktijk zit daar vrijwel niemand. Gasten willen allemaal in de salon.’

 

Tags

Reageren