Couperus in Spanje

Op 25 oktober 2014 hield Frans van der Linden, Neerlandicus en medewerker van het Couperus Museum, een lezing  over het verblijf van Louis Couperus in Spanje. Hij deed dat voor leden van het Spaans Genootschap in Den Haag.  Hij gaf ons toestemming onderstaande tekst te plaatsen op If Then is Now.

Het blijkt dat Louis Couperus in het comité van aanbeveling zat toen dit genootschap werd opgericht. Merkwaardig, want hij had niet erg veel op met het moderne Spanje, het land dat hij in 1914 samen met Elisabeth en zijn onafscheidelijke Italiaanse vriend , de geheimzinnige Orlando, bereisde.

Couperus was al enkele jaren als ‘reizend correspondent’ zouden wij zeggen verbonden aan de Haagse krant Het Vaderland. Wekelijks voorzag hij zijn lezers van een feuilleton, enigszins vergelijkbaar met wat we nu een column noemen.

In zulke stukjes vertelde Couperus op een ongedwongen, maar zeer onderhoudende manier wat in het buitenland, vooral Italië, zijn tweede vaderland, zijn interesse wekte. Dat was vooral de kunst in de steden die hij bezocht.

Zo ook tijdens zijn Spaanse Reis. Omdat zijn bijdragen door lezers enorm gewaardeerd werden, drong hij bij Veen, zijn uitgever, erop aan ze te bundelen. De titels van die bundels spreken voor zich: Bladen uit mijn dagboek, Schimmen van schoonheid en Van en over alles en iedereen. Daar kon je dus alle kanten mee op.  

Zijn Spaanse reis begon in Barcelona. In die stad verwonderde hij zich over de fiere, zelfbewuste houding van de arbeiders. Hij miste er elegante dames en heren die zich verpoosden op terrasjes, zoals hij blijkbaar gewend was in Italië, zijn geliefde droomland. Hij was zeer onder de indruk van de Gotische kathedraal van Barcelona. De beschrijving daarvan is kostelijk. Hij ervaart er in plaats van een goddelijke een duivelse sfeer, die als het ware tussen de Gotische spitsbogen is blijven hangen. De reis gaat dan verder naar Tarragona, waar de voormalige Neptunustempel, uiteraard zou ik zeggen, zijn belangstelling wekt. Couperus was immers zoals hij zelf zei een ‘passatist’, iemand die zich in het verleden zo thuis voelde dat hij het gevoel had een herboren Romein te zijn.  

Hij beloofde zijn lezers een stierengevecht bij te wonen en daar verslag van te doen. Als je het leest is het zo gruwelijk dat je voorgoed genezen bent, als je dat al niet was. Het enige waar hij plezier aan beleefde was het uitdagende speelse gedrag van een paar jongens die ongewapend als het ware met de stier speelden, zonder de agressie die de echte stierenvechters toonden. Verder vond hij de gruwelijkheden die de dieren elkaar onderling ook nog eens aandeden afstotelijk: de paarden die met opengerukte lijven moesten sterven in de arena,  omdat het nu eenmaal erbij hoorde.

De reis gaat verder over Valencia naar Cordoba, waar hij onder de indruk raakt van de Moskee-kathedraal. Daarmee ontluikt bij hem de interesse in het Moorse verleden van Spanje, dat de reis voor hem pas echt boeiend maakt. Sevilla valt dan weer tegen: een vervelende, saaie, teleurstellende stad.

Alle ‘ellende’ wordt goedgemaakt bij het bezoek aan Granada. Daar is Couperus in zijn element. Hij besteedt wel tien feuilletons aan de beschrijving van het Alhambra, maar vooral aan zijn bewoners in het verleden, n.l. de Moorse heersers die er hun verblijf hadden. Met name heeft hij het over de laatste Moorse koning Boabdil, die zichzelf en met volle instemming van de romancier ‘de ongelukkige’ noemt. Hier doet Couperus inspiratie op voor zijn enige roman die in Spanje speelt: De Ongelukkige die in november 1915 verschijnt, dus vlak na zijn Spaanse reis.

In Toledo interesseert hem het ‘Gothische’ verleden van de stad en vertelt hij de legende van de Visi-Gothische held Roderik. In Avila ontkomt hij niet aan de religieuze sfeer van Theresia van Avila, van wie hij zeer onder de indruk is. Hij vertaalt voor zijn lezers een gedicht van haar, waarin zij haar onvoorwaardelijke overgave aan Christus belijdt.

Bij het bezoek aan het Prado in Madrid steekt hij de loftrompet over El Greco. Hij geeft bijvoorbeeld een uitgebreide en indringende beschrijving van een van diens meesterwerken De begrafenis van de graaf van Orgaz. Zulke observaties maken zijn reisverslagen tot meer dan louter journalistiek. Het zijn indringende, waardevolle kunstbeschouwingen die hij geeft, waar je als lezer veel van opsteekt, ook nu nog.

De reis eindigt in Burgos. Naar aanleiding van dit bezoek vertelt hij het verhaal van de edelmoedige en rechtschapen El Cid, die het in naam van de Christenheid opnam tegen de Moorse heersers van Valencia, maar de moslims in zijn stad vrijheid van geloof gunde. Hij werd een mythische figuur die tot ver na zijn dood voortleefde in de legendevorming rondom hem.

Toen in 1920 het Genootschap Nederland-Spanje werd opgericht, thans Spaans Genootschap, heeft Couperus misschien terug gedacht aan zijn reis van zes jaar eerder, een reis die hem een tot dan toe onbekend land ontsloot en waarvan vooral het rijke culturele verleden grote indruk op hem maakte. Daarom is het niet vreemd zijn naam tegen te komen in het comité van aanbeveling.

Frans van der Linden, medewerker Louis Couperus Museum

Tags

Reageren