De industriële revolutie: J.J. Cremer deelde niet mee in de vreugde

De negentiende eeuw wordt niet voor niets ‘de eeuw van de burgers en de stoommachines’ genoemd. In 1815 werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden geboren na de terugkeer van de Oranjes in 1813 in ons land en het opstellen van de grondwet in 1814. In een niet al te groot tijdsbestek groeide Nederland, van een grotendeels agrarische samenleving en een provincie van Frankrijk, uit tot een, voor die tijd gesproken, gemoderniseerd land. Dat had alles te maken met de grote reeks uitvindingen die waren gedaan sinds het begin van de tweede helft van de achttiende eeuw. Hoewel de Industriële Revolutie begon in Engeland, waaide de ideeën al snel het Kanaal over richting het vaste continent.

Uitvindingen van het eerste uur
Neerlands eerste stoomtrein (1838) bracht niet alleen vreugde -  de afstand tussen Amsterdam en Haarlem kon immers vele malen sneller worden afgelegd -  maar ook angst. Men was niet gewend om zo snel – ongeveer 50 kilometer per uur - te reizen. Of het werkelijk een veilig en betrouwbaar vervoersmiddel was, was dan ook een vraag die alleen beantwoord kon worden door plaats te nemen in het voertuig en de rit te maken.
Hoewel de Industriële Revolutie in Nederland pas echt op gang kwam na 1870, werden uitvindingen uit Engeland en Europa hier wel al toegepast in het (bedrijfs)leven. Stoomkracht werd niet alleen gebruikt om passagiers te vervoeren in de trein, maar ook in fabrieken in de textielindustrie in de vorm van een stoommachine. Spinnewielen en weverijen draaiden op stoomkracht. Daarnaast werd de stoommachine ingezet in de mijnen.
Een andere uitvinding van het eerste uur is de hoogoven. In de hoogoven werd ijzer gegoten door middel van verhitting op zeer hoge temperatuur. De hitte zorgde ervoor dat het ijzer smolt, waarna het vloeibare mengsel in een gewenste vorm kon worden gegoten. Het hieruit ontstane ijzer werd gietijzer genoemd. In de negentiende eeuw ging men gietijzer toepassen in de architectuur. Zo werden er deurkrukken, wenteltrappen, lantaarnpalen, urinoirs en brievenbussen van gemaakt.

Iedereen aan het werk
Door de invoering van machines in fabrieken kan er meer geproduceerd worden: de machines zorgden voor snellere doorlooptijden in de productie en bovendien voor schaalvergroting. De stoommachines waren echter een dure aangelegenheid en niet in ieder dorp of stad kon een fabriek worden neergezet. Zo kwam het dat men, naast een lange werkdag, ook nog veel tijd kwijt was aan reizen. Met het loon van vader of moeder alleen redde het gezin het niet. Ook de kinderen werden naar de fabriek gestuurd om voor enkele centen te gaan werken en zo een bijdrage te leveren aan de kosten van het levensonderhoud. Kinderen waren voor fabriekseigenaren ‘makkelijk’. Zij waren klein en hadden fijn gevormde handen en konden tussen de machines door kruipen om werkzaamheden te doen. Bovendien waren zij relatief goedkope arbeidskrachten.

Aanslag op de gezondheid
Dat de arbeidsomstandigheden niet hoog  op het prioriteitenlijstje stonden van de fabriekseigenaren blijkt alleen al uit het feit dat arbeiders vijftien uur per dag moesten werken waarbij een werkweek bestond uit zes of zeven dagen in de week. In de fabriek gebeurden veel ongelukken. Bescherming tegen het verliezen van vingers of handen bestond destijds niet. De lucht in en om de fabriek was vochtig, warm en ongezond in combinatie met de kou van buiten. Fabriekseigenaren bouwden wel huizen voor hun werknemers, maar deze waren echter zo klein van stuk, dat ze geen garantie boden voor de gezondheid van de bewoners. Dikwijls woonden er hele of soms zelfs meerdere gezinnen in ruimtes die heden ten dage gebruikt worden als eenpersoonsslaapkamer.

Aanklacht tegen kinderarbeid
Schilder en schrijver J.J. Cremer (1827-1880) was een van de weinige sociaal betrokken schrijvers uit de negentiende eeuw. In zijn werk schenkt hij aandacht aan de problematiek van alledag: ongewenste zwangerschappen, oorlogsdreiging en misstanden in de werkomgeving. Daarnaast is Cremer bekend van zijn Betuwse novellen, waarin hij het leven beschrijft van boerenjongens en –meisjes. Met deze verhalen trad hij door heel Nederland op.
Cremer publiceerde in 1863 zijn novelle Fabriekskinderen, een aanklacht tegen kinderarbeid. Deze novelle kwam tot stand na een bezoek aan een textielfabriek in Leiden. Hij was uitgenodigd door ingenieur A. de Vries Robbé, die op verzoek van de regering moest rapporteren over kinderarbeid in de fabrieken. De regering reageerde echter niet op Cremers’ novelle, tot ongenoegen van Cremer zelf en de buitenwereld. Pas in 1974 werd het kinderwetje van Van Houten aangenomen. Een wet die arbeid door kinderen onder de twaalf jaar verbood. Let wel, alleen in fabrieken. Op het land mochten kinderen blijven werken. Het kinderwetje werd niet heel strikt nageleefd, pas na de invoering van de leerplicht in 1900 kregen ouders een ‘echte’ reden om hun kinderen niet aan het werk te zetten.

Fabriekskinderen
In Fabriekskinderen schetst J.J. Cremer een dag uit het leven van de oudste kinderen van Gerrit Zwarte. Ze wonen in Leiden en zijn op weg naar de wolfabriek. Saartje (11) heeft al enkele dagen koorts. Zij mag echter niet thuis blijven. Haar broertje Sander (10) is nog erg moe en valt onderweg op de stoep in slaap. Zijn oudere broer Evert en Saartje besluiten toch door te lopen naar de fabriek, omdat zij bang zijn om ontslagen te worden. Sander wordt later wakker gemaakt door een student, die hem meeneemt naar zijn huis en voor hem zorgt.

- `En hoe heet je vader?’
- `Dat weet ik niet,’ is het antwoord.
- `Maar jij, hoe heet jij?
- `Sander Zwarte.’
- `En wat doet je vader?’
- `Hè, hè,’ grinnikt de jongen: `moeder zeit zuipen.’
- `Maar wat is hij van zijn ambacht?’
- `Ambacht?’ grinnikt het kind… daar had hij nooit van gehoord.
- `Waar verdient hij zijn centen meê?’
- `Dat doen wellui [wij].’
- `En hoe oud ben je al, ventje; ben je al zeven?’
- `Ikke,’ zegt het jongske; `ikke ben tien.

Wanneer Saartje ’s nachts vraagt om water, komt haar moeder bij haar langs. Moeder Zwarte heeft echter niet door dat Saartje op sterven ligt. Diezelfde nacht nog komt Saartje te overlijden.

Tags

Reageren