De reformatie: Religie is politiek

Johannes Calvijn speelde een belangrijke rol in de periode die in de West-Europese geschiedenis bekend staat als de Reformatie. Wat begon als een poging het Christelijke geloof te hervormen kreeg al snel grimmige politieke trekjes.

Veertiende- en vijftiende-eeuwse intellectuelen als Jan Hus en John Wycliffe hadden al pogingen ondernomen de Katholieke kerk van binnenuit te hervormen. Met name voor Jan Hus liep zijn kritiek op de praktijken binnen de Kerk slecht af. In 1415 werd hij levend verbrand wegens ketterij. Aan het begin van de zestiende eeuw ontstond er een nieuwe generatie van hervormers die het er voortvarender vanaf brachten.

Toen de Duitse priester Maarten Luther in 1510 Rome bezocht, vierde de decadentie en corruptie zijn hoogtijdagen in de Heilige Stad. Hij zag priesters die bordelen bezochten en aflaten die zelfs nog aan doodsbange nabestaanden van overledenen verkocht werden, om voor hen maar een plekje in de hemel veilig te stellen. Wie maar genoeg betaalde kon zelfs het ambt van priester kopen.

Luther verwoorde zijn kritiek in pamfletten die hij verspreide in zijn thuisstad Wittenberg. Ook vatte hij zijn ideeën over wat er allemaal mis was in de Katholieke kerk samen in 95 stellingen die hij – rebels als hij was – prominent op de deur van de kathedraal van de stad spijkerde.

Luther’s kritiek richtte zich vooral op de corruptie van de geestelijkheid. Ook was hij van mening dat de Bijbel ook in andere talen dan het Latijn beschikbaar zou moeten zijn. Een idee dat nog altijd de kern van de Reformatie vormt maar niet zo nieuw was als vaak word gedacht.

Dankzij de kort daarvoor uitgevonden boekdrukkunst konden de ideeën van Luther zich snel verspreiden. Andere prominente Christelijke denkers, zoals de Zwitser Ulrich Zwingli en de Fransman Johannes Calvijn waren er evenals Luther van overtuigd dat er iets moest veranderen binnen het Christendom. Op dat moment hadden deze denkers geen plannen de Katholieke Kerk te verlaten en nieuwe kerkgemeenschappen te stichten. Wel ontstonden er al snel heftige discussies over welke kant het dan wél op moest met de inrichting van het geloof.

Bloed en lichaam

Bestaat de vrije wil? Veranderen de wijn en het brood tijdens de eucharistieviering echt in het bloed en lichaam van Christus? Gedurende de zestiende eeuw waren het religieuze twistpunten die een belangrijke weerslag op de politiek in Europa hadden. Sterker nog, het Katholieke dogma dat het brood en de wijn werkelijk in het lichaam en bloed van Christus veranderde (mits door een priester toegediend), maakte zo’n belangrijk deel uit van de Katholieke theologie dat Luther’s verwerping daarvan het begin vormde van grootschalige politieke omwentelingen in vrijwel heel Europa.

Rond 1500 besloeg het Heilig Roomse Rijk een groot deel van Europa. Een hechte politieke eenheid was het echter nooit. De opkomst van de Reformatie droeg eraan bij dat het enorme rijk in de zestiende en zeventiende eeuw verscheurd werd door interne oorlogen. Beeldmateriaal: Wikimedia Commons.

In 1529 stelde Luther aan de zetel van het Heilig Roomse Rijk voor, het dogma van de eucharistie voortaan te verwerpen. Een definitieve breuk met de Katholieke kerk in Rome zou daarmee onvermijdelijk zijn. Omdat Luther in zijn theologie ook had opgenomen dat de Paus zich niet met politieke zaken zou moeten bezighouden, zagen veel regionale Duitse vorsten de nieuwe Christelijke leer wel zitten.

Deze machthebbers wilden baas in eigen huis zijn en van de Roomse bemoeienissen op hun politiek af. Met name in het noorden van het Rijk kreeg Luther veel steun. De religieuze twistpunten vertaalden zich vrijwel direct in politieke spanningen door het hele rijk.

Religie en politiek waren in de vroegmoderne tijd buitengewoon nauw met elkaar verweven. Binnen korte tijd raakte Europa verdeeld in aanhangers van protestantisme en katholicisme, van behoud en hervorming, van machthebbers die hun voordeel probeerden te doen met de nieuwe ontwikkelingen en zij die de status quo wilden behouden.

Als gevolg van deze spanningen scheurde de Dertigjarige Oorlog tussen 1618 en 1648 het Heilig Roomse Rijk uiteen. In vrijwel elk Europees land woedde ergens in de zestiende of zeventiende eeuw wel een godsdienstoorlog als direct of indirect gevolg van deze wisselwerking tussen religie en politiek. De Tachtigjarige oorlog in de Nederlanden was daarbij slechts een van de vele.

Vanwege de nauwe samenhang tussen religie en politiek in vroeg-modern Europa is de Protestantse hervormingsbeweging binnen de eens zo machtige Rooms-Katholieke kerk een belangrijke ontwikkeling in de West-Europese geschiedenis. Subtiele meningsverschillen over de interpretatie van de Bijbel en de uitvoering van het Christelijke geloof zorgden voor oorlogen en politieke omwentelingen die tot op de dag van vandaag spanningen met zich mee brengen.

Denk bijvoorbeeld aan de ieder jaar omstreden Oranjemarsen in het Noord-Ierse Belfast, waarbij Protestanten de overwinningen van (‘onze’) Willem III van 1688 tot 1690 op de Katholieke Engelse koning Jacobus II vieren.

Regelmatig komt het tijdens de Oranjemarsen tot ongeregeldheden waarbij niet zelden gewonden vallen. En dan te bedenken dat het ooit allemaal begonnen is met de vraag of brood en wijn echt in het lichaam en bloed van Christus kunnen veranderen.

Tags

Reageren