Hongaren die het in Nederland gemaakt hebben: Het geheim van het succes

Restaurant ‘Hungarian Corner’ op het Haagse Thomsonplein was deze week volgepakt met geïnteresseerden voor het thema van de middag van het Hungarian Business Network (HBN): Hongaren die het in Nederland gemaakt hebben.

Onder leiding van moderator Virág Füzi, psycholoog en trainer, gingen vier succesvolle Hongaren in de vorm van een panel in op het geheim van hun succes. Alle tafels in het restaurant waren aan en achter elkaar geplaatst en de vier zaten wat hoger op het eind ervan.

De panelleden waren:

•  Tibor Bodor, Landenmanager, ING Bank Hongarije;

•  Dirk Beljaarts, Algemeen Manager, Novotel Amsterdam City en Honorair Consul van Hongarije in Nederland;

•  Annamária Vágási, Supervisor Expert/Senior jurist financiële diensten, De Nederlandse Bank (DNB);

•  Dr. Lóri Tavasszy, Professor in de Logistiek, TU Delft;  

Voor meer informatie over hen: http://bit.ly/2o8ELjq

Na het welkomstwoord van HBN-voorzitter Cisca Ansem vertelde de Hongaarse ambassadeur in Nederland, András Kocsisook van de partij, een verhaal over een landgenoot die marketingman was van de Hongaarse vestiging van Heineken. “Hij had het helemaal voor elkaar. Hij bezat alles wat je maar kunt wensen. Maar toen kwam de financiële crisis. Het personeelsbestand werd gesaneerd, inclusief hem. De man was in shock. Hoe moest hij nu verder? Hij had altijd een geheime droom gehad, het maken van chocola. Geen gewone chocola , maar topkwaliteit chocola. Maar hij wist er verder niets van. Hij besloot in België een cursus chocolaterie te gaan volgen. En nu? Nu bezit hij een leidend chocoladebedrijf in Hongarije, ‘chocoMe’. Zijn naam? Gábor Mészáros.”

Wat konden van hem leren? De ambassadeur: “Op de eerste plaats het belang van kennis en doorzettingsvermogen. Maar vervolgens hoe dingen die slecht lopen toch goed uit kunnen pakken.”

Introductie

Moderator Virág Füzi vroeg de panelleden zichzelf kort te introduceren. Annamária Vágási: “Ik ben jurist financiële zaken bij De Nederlandsche Bank (DNB). Daar werk ik nu een jaar. Financiën is naast mijn werk ook mijn hobby. Hiervoor heb ik 14 jaar bij het bedrijfsleven, Achmea en Univé, gewerkt. Nu werk ik voor de publieke zaak. Ik heb voordat ik in Nederland kwam in verschillende landen gewoond. Ik vind het heel prettig hier.”

Lóri Tavasszy: “Ik ben geboren in België, maar leerde thuis Hongaars (naast Vlaams). Op jonge leeftijd kwam ik in Nederland terecht, ben opgegroeid in Den Haag en Delft. Ik kan nog vloeken in het Hongaars. Ik kwam erachter dat ik graag lesgeef en onderzoek doe.       

Dirk Beljaarts: “Ik ben half Nederlands, half Hongaars. De halve familie woont in Hongarije. Mijn vader is Nederlander, mijn moeder Hongaars. Ik heb in Nederland onderwijs gevolgd.”  

Tibor Bodor: “Ik ben 100 procent Hongaars. Ik ben ingenieur. Ik heb gemerkt dat het leven vol verrassingen zit. Begin jaren ’90 werd ik in Nederland bankier, voor ING. Nederland was voor mij geen liefde op het eerste gezicht. Maar na een jaar merkte ik dat er iets veranderde. En na vier jaar werd ik echt verliefd op Amsterdam. Eind vorig jaar kreeg ik de vraag ‘Wil je manager voor ING in Hongarije worden?’ Op 1 januari 2017 was ik terug in Boedapest. Ik ervoer een ware cultuurshock.”  

Hoe kwam het succes?

Moderator Virág Füzi: Wat bracht jullie succes? Lóri Tavasszy: “Ik heb gisteren nog aan mijn vrouw gevraagd, zij is Nederlandse. Ik kwam tot de conclusie dat het niet zo zeer hard werken en creativiteit is, dat is het ook, maar vooral dat het ‘m zit in een sterke vrouw naast de man. Succes is iets persoonlijks. Het ligt er maar aan hoe je het bekijkt.” Annamária Vágási: “Ik ben geboren in Transsylvanië. Daar is niet zo veel toekomst. Mijn vader zei altijd: ‘Succes is voor de anderen. Maar wij kunnen wel iets bereiken als het je lukt je capaciteiten te benutten’.”

Dirk Beljaarts: “Ik ervaar het als succes als ik mensen positief kan beïnvloeden, dat geldt in het bedrijf en dat geldt ook op het persoonlijke vlak. Netwerken is belangrijk, maar vooral middel, geen doel.” Tibor Bodor: “Ben gelukkig met alles wat je doet. In Nederland heerst een laissez-faire mentaliteit. Die heb ik overgenomen. Als mijn kinderen gelukkig worden als ambachtsman, is dat ook succes. Het zit allemaal in je ‘mind’. Je moet mentaal focussen op wat komt. Dat is het halve succes.”

Geluk hebben

De Moderator: Speelt geluk een rol? Lóri Tavasszy: “Dat heb ik wel ervaren. Lang geleden had ik zo’n moment in Aken. We waren met twee Hongaren en we zochten naar een groep Hongaren. Toen hingen we ergens een advertentie ‘Twee Hongaren zoeken derde Hongaar voor een groep’. Binnen drie weken hadden we dertig mensen. Je kunt je eigen omgeving maken.” Tibor Bodor: “Ik kreeg op mijn werk te horen ‘Jij moet Oost-Europa gaan doen. Terwijl ik nog nooit in landen als Rusland of Roemenië was geweest. Ik dacht ‘dit is een ongelukkig moment’. Maar het bleek dat ik makkelijker dan Nederlanders contact kan leggen met Oost-Europeanen.”

Dirk Beljaarts: “Mijn Hongaarse oom had een Hongaars restaurant in Breda, ‘Troika Grill’. Mijn moeder hielp in het restaurant. Daar kwam ze mijn vader tegen. Ik heb ook geholpen in het restaurant. Toen dacht ik daar: de hospitality-industrie, dat is wel iets voor mij.” Lóri Tavasszy: “Ik ben civiel ingenieur. In mijn familie zitten al vier generaties ingenieurs. Ik heb er ook voor gekozen, niet voor het geld, maar voor de inhoud. Ik hield van dingen bedenken en van onderzoek.” Annamária Vágási: “Als jong meisje had ik al de neiging complexe zaken simpel te maken. Mijn moeder zei: ‘Jij moet jurist worden, dan kun je mensen helpen. Ik ervaar het als een groot talent.”

Uitdagingen

De Moderator: Zijn er speciale uitdagingen in Nederland? Tibor Bodor: “Het leven in Nederland is makkelijk, maar de norm ligt vrij hoog. Ik ben nu terug in Boedapest. Mijn dochter is nooit op een Hongaarse school geweest, maar ze spreekt wel Hongaars. Ze kwam iedere dag huilend thuis ‘De leraren begrijpen mij niet’. We hebben haar naar een andere school gestuurd, een school met een internationaal programma. De hoofdtalen zijn Engels en Duits, dat lijkt op Nederlands, en Hongaars als bijvak.”

“Terug in Boedapest stuitte ik weer op de Hongaarse mentaliteit. Waar bij de Nederlanders het glas half vol is, is het bij de Hongaren half leeg. Het interessante is dat je echt contact maakt met Hongaren als je de tijd neemt voor hun klagen. Daar heb ik nu meer moeite mee, ik ben er te ongeduldig voor geworden. Ik krijg nu nieuwe vrienden en dat blijken eerder internationale mensen te zijn dan Hongaren. Ze klagen ook minder.”

“In diverse opzichten bleek ik vernederlandst te zijn, op de weg bleek ik te rijden als een Hollander, een beetje relaxt. ‘Je rijdt als een idioot’ kreeg ik te horen. Mijn vrouw raadde mij aan op yoga te gaan. Inmiddels rijd ik weer een stuk sneller. Ik wil graag terug naar Nederland, ik zit echt in een culture shock. Ik ben idealist, ik probeer niet te klagen. Maar als ik moe ben kan ik het soms niet stoppen. “

Werken met Hongaren 

De Moderator: Is het moeilijk om met Hongaren te werken? Lóri Tavasszy: “Ik werk altijd internationaal. Ik zeg wel eens ‘Laat de Hongarije buiten het marketing plan en focus op andere landen’.” Dirk Beljaarts: “Als kleine jongen, ik was vijf/zes jaar, voelde ik binnen me een strijd tussen de Nederlands en Hongaarse kant. Iedere zomer gingen we naar het Balatonmeer met de familie en dan begaf ik me diep in de Hongaarse cultuur. Toen ik zeven/acht was kreeg ik bijna ruzie met mijn oma. Alles was en ging anders in Hongarije. Ik snapte het niet. Later realiseerde ik dat het om een algemeen cultuurverschil ging. Ik heb dit besef benut voor mijn werk. Mijn werk is honderd procent mensen-gerelateerd. Het was een goede ervaring in Hongarije.”   

Lóri Tavasszy: “Toen ik jong was werd ik door een dame in de tram van Boedapest geslagen. Ik had wat slangwoorden van ouderen gebruikt. Ik wist niet dat dat beledigend overkwam. Maar toch: Hongarije voelt voor mij goed, zelfs beter dan België of Nederland. Maar ik kan op verschillende plaatsen tegelijk zijn, zowel qua hart als qua verstand. Ik merk dat ik wel iedere keer mijn Hongaars op moet halen.” Dirk Beljaarts: ”Ik voel me Hongaar én Nederlander. Ik heb ook twee nationaliteiten. Ik ben vijf/zes keer per jaar in Hongarije bij familie. Als ik half jaar niet in Hongarije ben geweest, voel ik heimwee. Dan moet ik gaan. Maar ik zou niet voor een vol jaar naar Hongarije willen gaan.”

Cultuurshock

De Moderator: Wat was je eerste cultuurshock in Nederland? Annamária Vágási: “De werkvergunning krijgen was een hele tour. En daarnaast het leren van het Nederlands. De werksfeer was een openbaring. Bij Achmea was iedereen zo aardig en gelukkig in het werk. En iedereen vertrouwt elkaar. Ik kom van een ‘low trust’ maatschappij, waar in de vijftiger jaren iedereen iedereen in de gaten hield. Dat is nooit in een keer verdwenen, het drukt een stempel op de samenleving. In Nederland was daar totaal geen sprake van. Waar ik op het werk zelf moeite mee had was de communicatie. Mijn chef zei me ‘Jij moet naar de assertiviteitscursus’, je moet je niet inhouden, je moet zeggen wat je op je lever hebt.” 

Tibor Bodor: “De Nederlands zijn open, maar ze willen niet dat je open voor hen bent. Het land heet je welkom, men houdt van diversiteit, gay is geen probleem, maar ik hoorde wel ‘Ik heb het liever niet in mijn familie’. Wat Nederlanders niet kunnen is snel beslissingen nemen, Hongaren kunnen dat veel beter. Nederlanders nemen de tijd. ‘Let’s talk’. Ze willen altijd onderhandelen om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren. Dat gaat zelfs zo ver dat wanneer er eindelijk een beslissing is genomen, die een paar weken later weer ter discussie gesteld kan worden. In de omgang zijn Nederlanders gemakkelijk. Maar een buurman zei ooit wel tegen mij ‘Jij bent een expat, misschien ga je over drie jaar weer weg. Ik ga niet in je ‘investeren’.”

Hongaren in bedrijven

De Moderator: Hoe kijken Nederlandse bedrijven aan tegen Hongaren? Annamária Vágási: “Voor collega’s doet het er niet toe dat ik oorspronkelijk uit Hongarije/Transsylvanië kom. In het begin hadden oudere collega’s het soms over ‘Dat soort landen’. De laatste tien jaar heb ik dat niet meer gehoord. In DNB werken zo veel nationaliteiten, dat is daar geen issue.” Dirk Beljaarts: “De Nederlanders zijn snel en direct. Ik heb een beetje moeite met die directheid. Hongaren vinden het een beetje ‘pushy’. Lóri Tavasszy: “Hongaren mixen fantastisch in Nederland, het zijn bijna Nederlanders.”

Tibor Bodor: “In Hongarije worden sneller statements gemaakt: Dit zit zó en dat zit zó. Meestal zegt de baas dat tegen zijn ondergeschikten. De machtsafstand is in Hongarije groot, in tegenstelling tot die in Nederland. Nederlanders maken overal grapjes over, ook over het management en ook over mij. Dat zou in Hongarije niet mogelijk zijn. ‘Hoe diverser, hoe beter’ is in Nederland het uitgangspunt, dat geldt niet alleen voor de participatie van vrouwen en mensen van verschillende afkomst, dat geldt ook voor de afstand ten opzichte van elkaar, die is erg klein. Daarnaast is er een blik over grenzen heen.”

Leren van de Hongaren

De Moderator: Wat kunnen Nederlanders leren van Hongaren? Lóri Tavasszy: “Een beter gevoel voor je omgeving, hoe je je moet gedragen.” Dirk Beljaarts:”Hongaren zijn trots, maar hebben de neiging dat niet te tonen. Ze willen zich aanpassen, zijn te nederig om hun eigen cultuur te laten zien. Annamária Vágási tot slot: “Hongaren moeten elkaar meer helpen. Advies geven, een tip voor een baan. De Roemenen doen het automatisch, wij doen het niet.”

https://www.hungarianbusinessnetwork.nl/en/events/hbn-events/hungarians-who-have-made-it-in-the-netherlands

 

Reageren