Lulu Wang's Nederland: #1 Het Weer

De eerste keer dat ik van het bestaan van Nederland hoorde was toen ik in het vierde jaar op de Universiteit van Peking zat. Daar studeerde ik de Engelse taal en Britse en Amerikaanse letterkunde. Een medestudente die op het onderste deel van ons stapelbed sliep, zei op een avond tussen neus en lippen door dat er een land in Europa was – de naam verried het: de Lage Landen – dat beneden de zeespiegel lag. Joh, dacht ik, dan moesten die lui goed kunnen zwemmen.

De tweede keer dat ik iets over Nederland hoorde was toen mijn moeder mij vanuit Amsterdam belde, direct na mijn aanstelling als docente Engels aan de universiteit waar ik net was afgestudeerd. Ze bezocht op dat moment het IISG en de UvA, op zoek naar archieven over een van de grondleggers van de Chinese Communistische Partij. Henk Sneevliet heette hij, een humanist uit Zwolle. Qiangwei, zei moeder tegen mij over de telefoon,  het weer in Nederland was ideaal. Het was hartje zomer maar het regende, dagen achter elkaar. En de temperatuur?, pronkte ze verder met anderlands veren, nauwelijks 20 graden Celsius. Paradijs op aarde bestond dus echt!, realiseerde ik me. Beijing voelde aan als een gratis sauna. Volgens de TV telde onze sauna 36 graden, maar volgens de thermometer 38,5 graden. Als het vocht nou in een regenbui zou overgaan, was het nog tot daar aan toe. Maar nee, het kleefde de hele tijd als een natte blouse aan mijn lijf, en ik hapte als een gestrande vis naar adembare lucht.

O, Nederland... 

Voor mij was het Nederlandse klimaat extra aantrekkelijk omdat ik last had van vitiligo. Te felle zon verergerde mijn huidaandoening. Na dat internationale telefoongesprek stond mijn besluit vast. Ik zou eerst solliciteren naar een vacature aan een vertalersschool in Maastricht en dan mijn baan aan de Universiteit van Peking opzeggen. Via via had ik namelijk gehoord dat die Maastrichtse hogeschool om een docent Chinees, een native speaker, verlegen zat. Zowel moeder in Amsterdam als vader thuis in Beijing juichte mijn voornemen toe. Al repten ze er met geen woord over, ik wist dat ze nog een reden hadden om mij naar Nederland te zien uitwijken. 

Ik hoefde nooit mijn fietsband zelf te plakken, mijn gekookte drinkwater zelf bij de centrale ketel een kilometer verderop te halen of barbaars vroeg op te staan om een zitplaats in de bibliotheek te bemachtigen. Ik hoefde maar lief te lachen of de mannelijke studenten renden al voor mij. Op een drafje zelfs. Volgens hen zag ik er niet verkeerd uit. Een ‘populariteitsbloem’ van onze campus noemden ze mij. Maar zodra ze mijn ellebogen ontwaarden, met pigmentvlekjes erop, hadden ze gegeten en gedronken.

Ik was vijfentwintig jaar, rijp voor het huwelijk, maar geen van de lange file van mijn aanbidders durfde met mij de huwelijksboot in te stappen. Bang om straks een gevlekt of gestreept kind met mij te krijgen. Vandaar dat mijn ouders stiekem hoopten dat ik misschien in Nederland een gekke Henkie tegen zou komen, die oogluikend mijn bonte huid toe zou staan en samen met mij twee halfbloedjes met een effen huid zou maken. Je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt. Vooral in den vreemde.

http://luluwang.nl

http://luluwang.nl/winkel/nederland-wo-ai-ni/

http://luluwang.nl/webwinkel/webwinkel

Tags

Reageren