Na het douchen even de tegels afdrogen: Casa 400 in de sixties

(1962-1970) ‘There's a battle outside / And it is ragin' / It'll soon shake your windows / And rattle your walls / For the times they are a-changing’. De jaren zestig zijn het woeligste decennium van de twintigste eeuw. De samenleving verandert. Hiërarchische verhoudingen worden op hun kop gezet. De welvaart neemt snel toe en daarmee ook het toerisme van en naar Nederland. Amsterdam is in de jaren zestig het ‘magies centrum’ van de wereld. De stad trekt ‘hippies’ uit de hele wereld aan om harmonie te prediken, liefde te bedrijven en plezier te maken. Provo’s begeleiden het huwelijk van Beatrix en Claus in 1966 en de bezetting van het Maagdenhuis in 1969 met rook en rellen. En Casa 400 staat in dit kolkende Amsterdam! Het hotel profiteert van de snel groeiende toeristenstroom. En de studentbewoners? Die bouwen ook één groot feest, terwijl ze zich losmaken van oude waarden als preutsheid, gezagsgetrouwheid en spaarzaamheid.

Opstartproblemen

In 1962 wordt Nol van Zuiden, één van de oprichters, directeur van Casa. 400 Deze functie ligt hem echter niet. Max Wellink volgt hem in 1964 op. Bedrijfsmatig staat er dan nog niets, maar dat trekt hem wel aan. De gedachte is om het hotel in de zomermaanden te runnen met studenten. Wat in Kopenhagen functioneert, werkt echter niet in Amsterdam. Jan Papôt, hoofd restaurants en zalen in de periode 1965-1992: ‘In het begin moest ik het ontbijt lopen met zo’n twintig hele kleine opgeschoten jochies van zestien, zeventien jaar. Toen was ik meer schoolmeester dan wat anders. Dus dat heb ik al heel snel omgebogen en ben met de markt van gehuwde dames begonnen. Pakweg twee, drie jaar later waren die jochies er niet meer en was ook de student van het toneel verdwenen. Want daar kon je een uur mee gaan discussiëren of het zoutvaatje hier moest staan of daar.’

 De eerste gasten in het hotel zijn leden van een automobielvereniging. Zij kampen nog met enige opstartproblemen. Zo is bellen met de buitenwereld niet mogelijk. Er is wel een gigantische telefooncentrale, maar niemand weet hoe het pluggen werkt. Er moet nog een hoop ontdekt worden. Dat geldt ook voor mevrouw Van Hees, de huisjuffrouw destijds, die de zorg heeft voor het schoonmaken van 400 (!) kamers! Het grootste probleem waar iets op gevonden moet worden, is de uittocht van studenten vóór de zomer. In 1964 blijven er veel in Casa wonen, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Je wilt hotelgasten niet afzeggen. Wellink: ‘De dualiteit was niet eenvoudig. In de eerste jaren werd op 1 juni wel de tiende verdieping ontruimd. Wie eruit kon, ging eruit. Ik heb toen veel steun van mijn vrouw gehad die heel diplomatiek was tegen degenen die te laat waren met verhuizen en ze intern aan het verhuizen kreeg. En zo zakten we verder. Tot 15 juni, want dan moest iedereen eruit. In het eerste jaar gingen ook alle spullen mee. Later konden koelkasten en tv’s in de keukens opgeslagen worden en de kleinere spullen in kisten in de kelder.’ Veel studenten mopperen over het gedwongen vertrek en het duurt ‘even’ voor ze de link accepteren tussen de twee functies van Casa.

Reuzenprotestacties

Voor Wellink is het hotelwezen zijn vak, de studentenbewoning vormt een nieuw facet. Hij gaat aan de slag, maar treft in Casa 400 – waar meestal 600 mensen vertoeven – een laboratorium aan van de jaren zestig. Alles staat ter discussie en dat bezorgt Wellink – vooral ook omdat hij zelf met zijn gezin in het complex woont – veel hoofdbrekens. Wat er concreet speelt?

Om te beginnen vinden de meeste studenten de gescheiden dames- en herenetages niet leuk. In overleg met het bestuur wordt besloten de zesde etage bij wijze van proef te mengen. De ervaringen zijn zo positief, dat de rest snel volgt. Aan een reporter van de NRC vertelt Scheltema: ‘De jongens houden zich automatisch een beetje in als zij weten dat er ook meisjes zijn, en die zetten zelf ook wel graag hun beste beentje voor.’ Iets anders waar studenten veel moeite mee hebben zijn de regelmatige controles. Medewerkers kunnen zonder meer hun kamer binnen komen om te kijken of alles wel volgens de regels gaat. De bewoners beschouwen dit als een inbreuk op hun privacy. Maar op dit punt geven directie en bestuur niet toe. Wellink: ‘Ik had hier gewoon een taak: dit gebouw in goeie staat houden en zorgen dat de studenten zich ordelijk gedroegen én hielden aan de afspraken die in de contracten stonden.’

In Casa Nostra, het bewonersblad, worden de gevoelens van ongenoegen ruim geëtaleerd. Maar niet alleen daar. Op hun ramen plakken studenten politieke leuzen als zich iets voordoet in de wereld, waartegen ze willen protesteren. Daar is de directie ook bepaald niet van gecharmeerd. Het dagblad Trouw schrijft op 12 maart 1968: ‘De bewoners van het studentenhotel Casa Academica zijn in opstand gekomen tegen het beleid van de directie, die hen verbiedt affiches met het opschrift “Johnson oorlogsmisdadiger” in hun kamers op te hangen.’ Aan deze protestactie komt politie te pas wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Die kan alleen weinig doen, want in elk raam hangt maar één letter. Wellink: ‘Toen hebben we ons beroepen op wat in de voorschriften stond, namelijk dat je op de ramen niet mocht afficheren. Maar voordat alles weg was… Er zijn reuzenprotestacties geweest, maar allengs ging het de goede kant op’. Studenten corrigeren ook elkaar. Er zijn er altijd die vinden dat hun medebewoners te ver gaan…

Uit de richtlijnen voor kamergebruik:

De kamers worden dagelijks gecontroleerd op netheid en schoonheid. Als de kamer niet schoon is, hangt er een rode brief met instructies. Als u die niet opvolgt, krijgt u een boete en moet de werkster uit eigen zak worden betaald. Over de natte cel: Waar men vooral op moet letten: na het douchen de wandtegels even afdrogen, en het vloertje met een borstel en wat Vim naborstelen. Het water in Amsterdam laat nare sporen achter. (…) De toiletpot dagelijks met borstel en Vim bewerken en geregeld wat Harpol in de pot laten staan gedurende enige uren, daarna uitborstelen en naspoelen. Hardnekkige bruinen randen kunnen met Brillo worden bewerkt. En wat de keuken betreft: Hier geldt het oeroude motief: laat de keuken niet zo achter als U hem zelf op Uw nuchtere maag niet zoudt willen aantreffen!

Pater Van Kilsdonk

De houding van studenten in de roerige jaren zestig vraagt van Wellink heel wat inlevingsvermogen. Gelukkig kan hij ‘leunen’ op een goed en actief bestuur, maar pater Van Kilsdonk, die aan de wieg staat van de Amsterdamse Studenten Ekklesia, speelt ook een belangrijke rol. ‘Hij is hier eens een hele avond geweest. We hebben veel van hem opgestoken. De volgende ochtend lag er al voor 12.00 uur een brief van hem van drie of vier kantjes naar aanleiding van dat gesprek. Er kwam van hem een enorme vrijheid tegenover de studentengemeenschap. Studenten met problemen raadde ik ook wel aan om met hem te praten.’ Later heeft Van Kilsdonks opvolger, pater Vrijbrug, eveneens grote invloed.

 Het verhaal gaat dat kardinaal Alfrink ooit over Van Kilsdonk heeft gezegd: ‘Ik ben blij dat wij pater Van Kilsdonk hebben; ik ben ook erg blij dat wij maar één pater Van Kilsdonk hebben.’

Renderende exploitatie

In het eerste jaar van Wellink zijn er 48.000 overnachtingen. Na 1965 komt het aantal niet meer onder de 60.000. Een belangrijk moment dat het bestuur niet onopgemerkt voorbij wil laten gaan. Wellink en zijn echtgenote krijgen zestig rozen, ‘voor iedere 1000 overnachtingen één. Dit jaar ook werkelijk gehaald. Met oprechte waardering aan u beiden.’ In 1965 krijgt Casa voor het eerst een goedkeurende verklaring van de accountant. Wellink: ‘Dat was voor ons een feest!’ Een bestuursfunctie in de American Society of Travel Agents biedt verder prima acquisitiemogelijkheden. Samen met medewerkers van de VVV en het NBT gaat de directie daar, gewapend met relatiegeschenken, naartoe. Op deze manier komen veel contacten tot stand met de whole salers, de grote touroperators en de reiswereld.

 Financieel is het nog een moeilijke tijd. Er is veel geld geleend. De formule van Casa zou meer rendement boeken als er het hele jaar door hotelaccommodatie kan worden aangeboden. In 1969 komt het dagelijks bestuur met het idee voor een tweede Casa. Er worden plannen gemaakt voor een nieuw complex náást het gebouw aan de James Wattstraat. Maar de houten noodschool die daar staat, gaat niet weg. Later is er sprake van de Poeldijkstraat. Complete ontwerpen liggen klaar, de kosten blijken echter te hoog en de risico’s te groot. Men gooit het daarna over een andere boeg. De bedrijfsvoering wordt zoveel mogelijk ingesteld op totale exploitatie. Casa start met zaalverhuur. En in 1969 gaat het bedrijf 600 maaltijden per dag koken voor Tafeltje Dekje. Dit blijft Casa doen, totdat het vier jaar later landelijk wordt afgeschaft.

Max Wellink, directeur van 1964-1972 en bestuurslid van 1972-1995:

‘Er zijn in mijn tijd moeilijkheden geweest, maar daar stonden ook goede zaken tegenover. Ik wil alle voorvallen niet dramatiseren, want ze waren soms amusant, voor mij altijd interessant en we zijn er altijd uitgekomen. Het was heel hard werken. Maar ik wilde er wel aan, ik zag zoveel dingen die anders moesten, in het studentengedeelte en al helemaal in het hotel. Ik heb veel steun gehad van de heer Van Rijnsoever, hoofd van de administratie, die er al voor mij was. En na enige strubbelingen had ik een prima staf, aan wie ik veel over kon laten. Er was een goede samenwerking die automatisch tot stand kwam, want ik ben niet zo’n vergadermens. Bijzondere gasten of groepen in Casa… In 1964 was de opera van Peking te gast. Een enorm gebeuren. Etages vol met dansende Chinezen. Wel strenge controles. Ze hadden hun eigen koks meegenomen. Die werkten nauw samen met meneer Glavin, de chefkok. Dus de Chinese maaltijden werden hier in huis gemaakt. We hebben ook de internationale roeiwedstrijden gehad. Wekenlang roeiers uit de hele wereld over de vloer! Het lithoverhaal is een verhaal apart. Om de hotelkamers op te fleuren, hingen er in het begin kalenders. Maar daar moest ik elk jaar weer om bedelen. Bij de KLM, bij banken, verzekeraars… In 1967 kregen we het financieel beter en dachten we: kunnen we dat niet veranderen? Ik geloof dat Scheltema toen dit idee heeft bedacht. We hebben veertig kunstenaars de vrije hand gegeven. Cobra schilders en vrije expressionisten, zoals Corneille en Veldhoen… Casa betaalde hun 300 gulden en ontving daarvoor de nummers 1 t/m 10. De kunstenaars mochten de nummers 11 t/m 20 vrij verkopen. Zij hadden zich middels een contract verplicht slechts 20 litho’s af te drukken, daarna moest de plaat vernietigd worden. Ik heb het altijd een geweldige uitkomst gevonden. En er hangt hier nu een waardevolle collectie! Tot 1972 heb ik hier gewerkt. Toen kon ik aan de slag bij het Alpha Hotel, een nieuw hotel met 600 kamers. Die kans heb ik gepakt. Wat Casa voor mij betekent? Het gaat nooit voorbij. Je bent er nooit helemaal weg! Het contact met bestuursleden is gebleven. Zelfs na zoveel jaar!’

Tags

Reageren