#OverdeVloer: ‘Als ieder zijn vloer keert, is het in alle huizen schoon’, behoud en preventief onderhoud van historische vloeren

Herstel en vervanging van vloeren behoren tot een lange traditie van vakmanschap. De conservering en restauratie ervan zijn daarentegen recentere disciplines. Dit artikel legt de nadruk op de dagelijkse zorg voor historische vloeren waarin niet de specialisten, maar de beheerders of bewoners van een pand de belangrijkste actoren zijn. In het eerste deel worden enkele belangrijke principes van de preventieve conservering op historische vloeren toegepast. Het tweede deel gaat over preventief onderhoud van hoofdzakelijk natuurstenen, keramische en houten vloeren als een van de belangrijkste behoudsstrategieën.

  1. Behoud: tien schadefactoren beheersen

Behoud of preventieve conservering omvat alle acties en maatregelen gericht op het voorkomen van schade en het vertragen van verval. Dit komt vaak neer op het beheersen van de omgevingsfactoren zonder het materiële erfgoedobject zelf te wijzigen. Preventieve conservering heeft als doel mogelijke schade tijdig te identificeren, te analyseren, te wegen en vervolgens te beheersen.

Risk management for cultural heritage, zoals gepropageerd door het ICCROM (International Centre for the Study of the Preservation and Restoration of Cultural Property), het Canadian Conservation Institute en het Instituut Collectie Nederland, is een methode voor preventieve conservering die toelaat om toekomstige schade of verlies relatief te kwantificeren en te vergelijken. Het is een beloftevol alternatief voor problematische ‘ideale’ museale conserveringsrichtlijnen in het historische interieur. Hoe groot het risico is van een bepaald schadescenario blijkt uit de score van een aantal parameters: de waarschijnlijkheid van een incident dan wel calamiteit of snelheid van een degradatieproces, de omvang van de aantasting, en het verlies aan erfgoedwaarde. Het beheersen van de risico's komt veelal neer op een viertal stappen: het voorkomen, het blokkeren, het reageren - handelingen van preventieve conservering - en het remediëren - doel van de interveniërende conservering en restauratie.

De methode deelt alle behoudsrisico's op in drie processen (zeldzame calamiteiten, sporadische incidenten en langzame degradatie) en volgens tien schadefactoren. Deze zijn: lichtstraling, ongedierte, verontreiniging, fysische krachten, verkeerde relatieve vochtigheid, verkeerde temperatuur, dieven en vandalen, brand, water en verlies aan context of verwaarlozing.

Ook binnen de zorg voor historische interieurs biedt deze predictieve en preventieve benadering een methodisch houvast. De belangrijkste behoudsrisico's van historische vloeren zijn volgens dezelfde principes te identificeren en te analyseren. Per risicofactor zijn beproefde maatregelen te noemen die beogen de verwachte schade te voorkomen, te blokkeren, op te sporen en er gepast op te reageren.

Mechanische schade, Langzame mechanische schade

Bijna alle vloeren slijten af door wrijving. Dit gebeurt langzaam maar zeker, in toenemende mate daar waar vloeren belopen worden. In de twee Londense kerken Westminster Abbey en St. Paul's Cathedral berekende men dat de gemiddelde slijtage door bezoekers per tien jaar ongeveer één millimeter bedraagt. Het toenemen van bezoekersaantallen in historische interieurs kan deze irreversibele schade versnellen. De slijtage gaat ook sneller wanneer voorwerpen die harder zijn dan de vloer het oppervlak mee bekrassen. Zandkorrels of grind onder voetzolen, onder rolwieltjes of onder een belopen tapijt werken als schuurpapier. De schade is het snelst zichtbaar bij gepolijste natuurstenen en geglazuurde keramiek; ze krijgen doffe en lichte plekken. Ook bij geboende houten vloeren valt loopschade snel op doordat de glanslaag verdwijnt. Wanneer er dan geen preventief onderhoud volgt, zal het historische patina verdwijnen en zelfs de houtstructuur schade oplopen.

Niet alle materialen slijten op dezelfde manier. Zo ontstaat er een oneffen oppervlak wanneer diverse soorten door elkaar voorkomen. Dit is een bekend fenomeen bij zwart-witte stenen vloeren: witte marmers slijten vlugger dan zwarte tegels, die gaan uitsteken. Bij houten vloeren met hardere en zachtere houtsoorten samen gebeurt dit ook. Een gelaagde steen kan na een intensieve, langdurige slijtage afschilferen, zoals de veel in kerkvloeren voorkomende zwarte marmerachtige kalksteen. Bij keramische tegels kunnen decoraties in een glazuur- of toplaag zelfs helemaal verloren gaan. Slijtage is in het bijzonder voor grafstenen een grote bedreiging; het verloren gaan van opschriften, decoraties of figuraties betekent een groot waardeverlies.

Voorkomen van langzame mechanische schade

Onze voorouders beschermden hun waardevolle binnenvloeren veelal zorgvuldig. Het was vaak gebruikelijk om buitenschoenen uit te doen of overschoenen aan te trekken voordat iemand het huis in kwam. Het ergste vuil werd van de schoenen geschraapt aan voetkrabbers aan de gevel, waarna voetborstels en matten de schoenen verder schoonveegden. Ook tegenwoordig zijn matten een efficiënte strategie in het voorkomen van schade door slijtage en verontreiniging. Een buitenmat met metaalprofielen en borstels houdt al veel steengruis van de schoenen tegen. Onderzoek bij The National Trust in Groot-Brittannië heeft uitgewezen dat een schoonloopmat van drie meter 95% van het vuil aan de schoenen verwijdert.

Bij historische huismusea of monumenten met gecontroleerde toegang kan aangepast bezoekersmanagement ook slijtage beperken. Maak bezoekers attent op de kwetsbaarheid van het historische interieur. Het beheersen van het aantal, de frequentie en de grootte van bezoekersgroepen en van hun looproute is een efficiënte strategie tegen slijtage. Soms is een gespreide circulatie beter, om plaatselijke slijtage te voorkomen. In andere gevallen kan het beter zijn de looproute te vermijden op waardevolle of kwetsbare delen en die te concentreren op minder waardevolle delen, op delen in betere staat of op delen waar een mat ligt. Erg waardevolle vloeren werden vroeger soms helemaal met matten bedekt, die alleen bij bijzondere gelegenheden werden weggenomen. Dat gebeurt vandaag soms nog ter bescherming tegen slijtage en krassen door schoenen en stoelen. Een loper kan helpen om schade aan druk belopen stukken af te remmen, maar dan neemt de schade soms wel toe aan de rand van de mat. Kies voor een stof die slijtvast is, vuil vasthoudt, een zachte achterkant heeft en gemakkelijk in onderhoud is. Leg de matten steeds op een los ondertapijt; bij voorkeur een kleurloos naaldvilt. Een ondertapijt verlengt ook de levensduur van de bovenmat en verbetert de geluids- en thermische isolatie. Maar verkeerde of niet onderhouden matten zijn voor de onderliggende vloer erger dan géén matten. Zorg er voor dat de beschermende mat geen dampdichte onderkant heeft, dat ze geen kleur of patroon afgeeft en houd ze goed schoon; zand onder de matten werkt - net zoals onder de schoenen - als schuurpapier.

Een aparte behoudsstrategie voor zeer waardevolle en kwetsbare vloeren is de bezoekers voorzien van sloffen, die zij over hun schoenen moeten aantrekken. Het voorzichtig lopen hiermee over unieke parketten blijkt trouwens vaak een bijkomend effect te hebben van respect voor dit fragiele patrimonium. Indien er geopteerd wordt voor het exposeren maar niet belopen van een (gedeelte van een) uitzonderlijke vloer, wordt er soms een touw gespannen. Dit gebeurt soms voor een toegang, of bijvoorbeeld rond een grafsteen, maar dan ondervindt de vloer voor dat touw of rond die steen extra slijtage.

Het aanbrengen van beschermende houten bovenvloeren is een afdoende, maar wel zeer rigoureuze maatregel tegen slijtage; het publiek kan dan niet meer genieten van de historische vloer. Een subtielere beschermende maatregel voor de bescherming van vloeren van uitzonderlijk belang en kwetsbaarheid, zoals middeleeuwse keramische tegelvloeren, is het aanleggen van een platform of loopbrug er overheen. Maar ook die heeft zijn nadelen.

Incidentele mechanische schade

Op vloeren kunnen allerlei krassen ontstaan door het slepen van voorwerpen (meubels, piano's, verlichting) of door agressief onderhoud waar schuren aan te pas komt. Houten vloeren zijn gevoelig voor indeuking onder het gewicht van meubelpootjes of schoenhakken met een oppervlakte kleiner dan een postzegel. Iedereen kent het pokdalige oppervlak van houten vloeren waarop met naaldhakken is gelopen.

Vloeren met tegels of kleinere onderdelen die los of niet meer effen liggen, zijn heel kwetsbaar voor mechanische schade. Als erop gelopen wordt, slijten en breken ze veel sneller. Ook worden zo de randen van de omliggende delen geschonden.

Alle vloeren, maar vooral onbuigzame natuurstenen en keramische vloeren, zijn gevoelig voor mechanische schade wanneer er een zwaar voorwerp op valt. Afschilfering, scheurvorming, breuken of diepe krassen zijn het gevolg. Overlast van druk- en buigkrachten, bijvoorbeeld bij het plaatsen van stellingen of een hoogwerker, kan tot een breuk leiden. Dat gebeurt vaak bij tegels en grafstenen boven een holte, bijvoorbeeld in kerkvloeren. De meeste breuken hebben letterlijk een onderliggende oorzaak. Door ongelijke zettingen, een verzwakte onderliggende constructie of ondergrond ontstaat er mechanische schade en komen vloeren los te liggen. Sommige draagvloeren geven spanningen en bewegingen van het gebouw door aan de vloer, die dat niet kan opvangen en breekt.

Zeker bij terrazzo, mozaïek en gietvloeren die een hechtende en bijna monoliete laag vormen, kan dat grote scheurvorming opleveren. Ook kan hierdoor de toplaag loskomen van onderliggende lagen, of een tussenlaag van de draagvloer, waardoor holten ontstaan met alle gevolgen vandien. Bijzonder kwetsbaar zijn oude tegels die herplaatst zijn in een cementmortel. Dit materiaal is veel sterker dan de steen of keramiek zelf en bij spanning op de vloer raken de tegels beschadigd in plaats van de voeg, zoals dat vroeger met kalkmortel het geval was.

Veel historische tegelvloeren zijn ooit herlegd, wat bijna altijd zijn sporen heeft nagelaten: afgebroken randen en hoeken, scheuren of afschilfering. Vooral de twintigste eeuw heeft veel vloeren getekend door werkzaamheden aan leidingen, aan brandbeveiligingsinstallaties of onderliggende structuren. Er zijn maar weinig plankenvloeren die onbeschadigd bleven na lichting en herplaatsing, veelal door een gebrek aan bewustzijn, vakmanschap en geduld.

Voorkomen van incidentele mechanische schade

Krassen zijn in feite makkelijk te voorkomen door aangepast gedrag en door afspraken hierover te maken met gebruikers en onderhoudspersoneel. Wat zijn veilige manieren om evenementen te laten plaatsvinden en hoe kan de inboedel worden verplaatst? Voorzie losse stoelen van viltjes onderaan de poten, of overweeg vaste banken. Door een stukje multiplex, geschilderd in de kleur van de vloer, onder meubelpoten of zware voorwerpen te plaatsen kan eveneens veel schade voorkomen worden.

Sommige vloeren of onderdelen waren niet bedoeld om intens te belopen en te belasten, zoals sommige gepolijste marmervloeren of haardvloeren en -stenen, dus vermijd zo veel mogelijk beloop daar. Ook grafstenen mag men nooit belasten met zware voorwerpen, steigers of hoogwerkers. Bescherm een historische vloer altijd goed tijdens bouw- of onderhoudswerkzaamheden in het interieur en instrueer aannemers en werklui over de bescherming van de vloer. Plaats ladders niet rechtstreeks op een vloer, maar plaats er minstens een laddermat onder.

Bij intensief gebruikte interieurs kan een architect of ingenieur de sterkte van de vloer nagaan, alsook de weerstand tegen slijtage en trillingen. Dat is zeker vereist wanneer een monumentaal interieur een nieuwe bestemming krijgt. Laat vervormingen of verzakkingen nauwgezet volgen door een restauratiearchitect of ingenieur.

Probeer losliggende vloerdelen niet tijdelijk vast te plakken met lijm, kit of plakband. Die laten dikwijls lelijke, moeilijk verwijderbare vlekken achter. Haal de losse stukjes weg, breng een nummer aan op de onderzijde (het nummer van het onderdeel en van het fragment) en bewaar deze goed. Zo kunnen ze later weer goed vastgezet worden door een specialist. Gebruik eventueel een zuivere kalkmortel om een losse natuursteen of keramische tegel te voegen of vast te zetten. Die geeft voldoende hechting en kan later zonder schade weer losgemaakt worden. Vul holten onder de steen op met zuiver of gestabiliseerd zand.

Plak eventueel een losgekomen gelijmd houtdeel weer vast met witte houtlijm, huiden- of beenderlijm, maar haal altijd een specialist bij waardevolle parketten of complexe breuken en barsten in houten vloeren.

Verontreiniging

Het onderscheid tussen gewaardeerd ouderdomspatina en ontsierende oppervlaktevervuiling is soms subtiel, maar op een bepaald moment wordt verontreiniging - en dan vooral nieuw vuil - schade. Vloeren verkleuren en vlekken door contact met vuil, chemicaliën en andere besmettelijke stoffen. Vooral poreus keramisch materiaal, hout, marmer en lichtgekleurde kalksteen zijn hiervoor erg gevoelig. De vlekken kunnen het gevolg zijn van een reactie van elementen in de tegels zelf of van uitwendig contact met schadelijke producten. Voor een juiste behandeling moet de oorzaak bekend zijn.

Langzame interne vlekvorming

Vooral bij wit marmer en lichtgekleurde kalksteen kan interne vlekvorming storen. Het bekendst zijn de gele tot bruine sluiers, meestal ongelijkmatig over de steen verspreid. Die komen van de oxidatie van ijzerhoudende mineralen in de steen (bijvoorbeeld het mineraal pyriet). Dit proces wordt versneld door vocht, een hoge temperatuur (bijvoorbeeld door vloerverwarming) en een basisch milieu (bijvoorbeeld door cementmortels en onaangepaste onderhouds-producten, zoals de meeste zepen en soda, silicaten, polyfosfaten of ammoniak). Dergelijke vlekken zijn niet oplosbaar in water en zijn dus moeilijk te verwijderen.

Vlekken en oppervlakteschade van buitenaf

Soms zijn gele vlekken in lichte keramische of stenen vloeren veroorzaakt door de ondergrond, waarin leem of gele zavel verwerkt is. Daaraan is bijna niets te doen. Meestal echter komen de vlekken van objecten die zich bovenop de vloer bevinden. Contact met metalen objecten geeft dikwijls bruine en groenige vlekken. Metalen voorwerpen zoals emmers of kandelaars op de vloer laten lelijke kringen en verkleuringen achter. Ook bekend zijn roestvlekken ontstaan na het verzagen van metalen buizen op een onbeschermde vloer. Roestende wapening, ankers en doken veroorzaken soms roestvlekken. Nagels en schroeven kunnen storende zwarte vlekken nalaten in looizuurhoudende houten vloeren. Klassiek zijn ook de zwarte spikkels op eikenhouten plankenvloeren, ontstaan door restanten van staalwol gebruikt bij het opschuren.

Plantenpotten zijn heuse boosdoeners, vooral die in aardewerk en metaal. Door de combinatie van water, aarde en het materiaal van de pot laten ze lelijke kringen na op de vloer. Vlekken zijn ook dikwijls het gevolg van toevallig contact met vlekkende of agressieve stoffen, zoals smeerolie, vet, olie, wijn of voedingswaren. In kerken zorgt kaarsvet soms voor hardnekkige ontsieringen op de vloer. Kauwgom is ook lastig te verwijderen, zeker bij een poreuze steen. Kalkhoudende steen (marmer en kalksteen) is gevoelig voor zuren zoals wijn, vruchtensap en azijn. Die kunnen doffe plekken veroorzaken en het oppervlak aanvreten.

De meeste huishoudproducten die vandaag de dag voor schoonmaak op de markt worden gebracht, zoals bleekwater, bijtende soda en vele detergenten, zijn ongeschikt om gebruikt te worden voor historische vloeren. Zowel basische als zure producten zijn schadelijk. Ze veroorzaken niet alleen vlekken, maar beschadigen ook het oppervlak, dat ze etsen.

Oude ingrepen

Het aanbrengen van diverse bescherm- of glanslagen resulteert na een tijd in een vuile laag. Dat is vooral duidelijk merkbaar op poreuze of beschadigde oppervlakken. Ze vergelen en absorberen vuil, waardoor de tegels verdonkeren, en zijn erg moeilijk te verwijderen. Vooral bij wit marmer is dat erg storend. Op donkere tegels is een mat wit waas dan weer ontsierend.

Oude herstellingen worden Wel eens als storende verontreinigingen ervaren. Denk maar aan loskomende of ontsierende stopsels. Breuken in natuurstenen en keramische tegels werden vroeger vaak met gips en doken vastgezet. Maar gips lost gemakkelijk op en verliest zijn mechanische sterkte door vocht. De ijzeren pennen roesten en zetten uit door vocht en zouten, met nog grotere schade tot gevolg: vlekken, afschilfering en zelfs barsten en breuken. Het is het beste deze herstellingen op termijn te vervangen.

Plakband en diverse lijmen falen op termijn en - erger - gaan schade berokkenen. Ook lijmen op polymeerbasis die vanaf het midden van de twintigste eeuw werden gebruikt, ontsieren na verloop van tijd door verkleuring. Kitten kunnen lelijke vlekken veroorzaken; siliconenkit bijvoorbeeld geeft vetvlekken die niet verwijderbaar zijn.

Bij houten vloeren zijn oude kierdichtingen of opvullingen van barsten soms storende en onstabiele interventies. Maar zeker niet allemaal; stabiele en met vakkennis uitgevoerde oude ingrepen maken deel uit van de biografie van de vloer en geven er karakter aan.

Voorkomen door schade door verontreiniging

Een aangepast preventief onderhoud is de belangrijkste strategie in het voorkomen van schade door verontreinigingen (zie verderop). Plaats metalen voorwerpen, zoals kandelaars, nooit direct op de vloeren, maar wel op een buffer zoals kurk. Vermijd het contact van metalen voorwerpen met looizuurhoudend hout zoals eikenhout.

Plaats plantenpotten in een grote glazen schaal met een opstaande rand en met kurk eronder of voorzie een planten-trolley van wielen die niet krassen. Verander ze regelmatig van plaats en zet ze bij voorkeur op de donkerste tegels. Verklein bij vlekgevoelige vloeren ook het risico op vlekken door recepties of evenementen te mijden waarbij drank of voedsel op de vloer terecht kan komen. Verwijder gemorste producten onmiddellijk met huishoudpapier.

Waterschade

Een deel van de waterschade aan vloeren houdt verband met menselijke handelingen zoals het kwistig schoonmaken met te veel water, het royaal begieten van planten of het binnenbrengen van natte paraplu's en natte voeten. Gebeurt dat continu, dan treedt er plaatselijk schade op. Veel natuursteensoorten en houten vloeren krijgen permanente vlekken of doffe plekken. De meeste vochtschade heeft echter een bouwkundige of bouwfysische oorzaak: opstijgend grondvocht, lekkages of condensatie. Ze zijn dikwijls het gevolg van achterstallig onderhoud of fouten in de constructie, het ontwerp of detailleringen van regenwaterafvoeren, leidingen en afwateringen. Houten vloeren zijn erg gevoelig voor langdurige blootstelling aan vocht; de houtsecties zwellen, vervormen en schotelen. Lijmen van parketten kunnen oplossen, waardoor houtdelen losraken. Vanaf 22% houtvochtigheid wordt het risico op biologische aantastingen erg groot en kan hout gaan rotten.

Natuursteen en poreuze keramiek zijn daarenboven gevoelig voor schade door vocht in combinatie met zouten. Zouten komen in de constructie terecht door mortels of door besmetting. Ruimten waar dieren verbleven hebben, waar gezouten voedsel bewaard werd, of waar mensen begraven werden, bevatten vaak overdadig veel zouten. Vocht transporteert de zouten door de stenen vloer, waar ze schade kunnen aanrichten. De ondergrond kan onstabiel worden door te veel vocht. Op lange termijn kan een mortelbed zijn hechting verliezen, zacht worden en verkruimelen, zeker als er zouten aanwezig zijn. De tegels liggen dan oneffen en kunnen zelfs loskomen. Zo zijn er kerkvloeren plots verzakt na jarenlang gebruik van een industriële reinigingsmachine met veel water en druk.

Vochtopname kan het uiterlijk van de steen grondig wijzigen. Het versnelt onder andere de chemische verandering van metaalonzuiverheden in stenen. Er ontstaan vochtvlekken en op termijn een afschilferend of verpoederend oppervlak. Dat maakt de tegel nog gevoeliger voor indringend water en vuil. Keramiek (vooral aardewerk) wordt poederig en glazuren worden van de scherf geduwd.

Cement (zowel in stelmortel als in voegmortel) kan dit proces nog versnellen. In het verleden werkten de relatief dampopen en zachte kalkvoegen als kieuwen. De steen bleef intact, omdat het vocht langs de voegen verdampte. Bij een cementvoeg verdampt het vocht via de tegel en richt het schade aan in de tegel zelf.

Vochtschade verergert door interventies die het ademend vermogen van de vloer aantasten. Beschermlagen op de tegels zijn weliswaar bedoeld om het indringen van water, vuil en vet van bovenaf te verhinderen of om het glanseffect te herstellen. Maar ze laten geen vocht en damp van onder meer door en kunnen verstoringen veroorzaken, variërend van een wit waas tot het afschilferen van de steen. Ook matten met een rubberen onderlaag werken als een dampdichte folie waardoor het vocht niet meer weg kan. De ervaring heeft inmiddels ruimschoots geleerd dat vochtproblemen onder een tapijt of een andere vloerbedekking vaak onopgemerkt blijven.

Voorkomen van vocht- en zoutschade

Het adagium luidt: een historische vloer moet goed kunnen ademen, zowel naar boven als naar beneden. Laat ondoorlaatbare matten of beschermlagen achterwege - zeker op vloeren op volle grond - of verwijder ze. Zorg voor een goede ventilatie, want ook al is vocht onvermijdelijk, het moet zo snel mogelijk weg kunnen. Voor het behoud van houten vloeren is een goede ventilatie aan de onderzijde ook essentieel.

Voorkom dat paraplu's op kwetsbare vloeren uitdruipen, laat natte voeten droogvegen, pas op bij het begieten van planten en gebruik zo weinig mogelijk of geen water bij het schoonmaken. Vochtschade is in een historisch gebouw nooit volledig uit te sluiten, maar wel te beperken. Vermijd dat water in de vloer terechtkomt door een goed onderhoud van het gebouw, in het bijzonder van de regenwaterafvoer. Inspecteer regelmatig de risicovolle zones daarvan, maar natuurlijk ook de waterleidingen en de afvoeren.

Bij een hoog grondwaterpeil kunnen een grindbed en een drainage rond de buitenmuren helpen. Wees heel terughoudend met de oplossing om oude vloeren op de begane grond of op het kelderniveau op te lichten en er een dampdicht scherm onder te leggen. Dat kan immers nieuwe problemen met zich meebrengen: het vocht zal zich een weg banen naar de randen van de folie en via de muren naar buiten trachten te ontsnappen. Ook de historische vloer zelf kan beschadigd worden door een dergelijke ingreep. De nieuwe omgeving kan het aanzien en de structuur van de tegels sterk veranderen. Zoutschade wordt soms plots veel erger omdat de steen nu volledig droogt. Bij een nieuwe ondervloer of vloerplaat van cement of beton is het niet uitgesloten dat bestanddelen van cementmortels onder de tegels naar het oppervlak migreren, of dat afschilfering en vlekken verergeren. Bovendien kan vocht dat van boven komt, bijvoorbeeld door schoonmaken of lekkage, niet meer weg; het wordt niet meer geabsorbeerd door de ondervloer.

Omdat bepaalde zouten water uit de lucht kunnen halen en de vloer dus weer nattig maken, moeten witte poeders weggeborsteld worden. Doe dat droog, want met water trekken de zouten weer in de tegel. Het lijkt haast vanzelfsprekend, maar toch moet het ook hier gesteld worden: vermijd strooizout bij of rond een pand met waardevolle historische vloeren.

Schade door een verkeerde relatieve luchtvochtigheid

Vloeren kunnen ook nat worden door neerslaand vocht uit de lucht. Warmere lucht kan immers meer water bevatten dan koude. Condensatie treedt op wanneer warme, vochtige lucht op een kouder oppervlak afkoelt en zo het dauwpunt bereikt. Vooral tijdens zwoele lentedagen is het risico daarop groot. Het gebouw - vooral de vloer - is dan nog erg koud, de warme, vochtige buitenlucht komt naar binnen en slaat neer. Verwarming met gasbranders houdt hetzelfde risico in, want hierbij komt veel vochtige, warme lucht vrij. Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid wordt het oppervlak van gepolijst marmer poreus en suikerachtig, waardoor de steen sneller vuil opneemt.

Doorgaans zullen houten vloeren het gevoeligst zijn voor verkeerde luchtvochtigheidswaarden. Vanaf een relatieve luchtvochtigheid van 70% wordt het risico op schimmelvorming hoog, vooral op organisch materiaal. Organische materialen zwellen en lijmen kunnen oplossen. Houten vloeren zullen eerder schade oplopen door een te lage relatieve luchtvochtigheid, onder de 40%. Dat is meestal het gevolg van centrale verwarming tijdens de winter, maar soms ook van de nabijheid van warme leidingen of invallend zonlicht. Het resultaat zijn barsten, vervormingen en scheuren in het hout, het loskomen van lijmen en kieren tussen planken. Voor parketten en ingelegde houten vloeren veroorzaken vooral de fluctuaties in relatieve luchtvochtigheid grote schade, doordat de verschillende materialen en onderdeeltjes in verschillende richtingen van de houtnerf op een andere manier krimpen en zwellen. Ook als hout strak gefixeerd is door nagelen of lijmen is het gevoelig voor deze schommelingen. Daar kan een schommeling van 10 tot 20% al een vervorming opleveren. Een vrijer bewegende messing-en-groef-massieve plankenvloer kan daarentegen grotere schommelingen aan, soms tot 40%.

Voorkomen van schade door een verkeerde relatieve luchtvochtigheid

Meten is weten. Schade door verkeerde klimaatomstandigheden kan men voor zijn door monitoren en tijdig bijsturen. Dataloggers kunnen worden ingesteld met alarmfuncties op kritische temperaturen en vochtigheidswaarden, maar ook een gewone hygrometer volstaat al.

Tracht een te hoge relatieve luchtvochtigheid te voorkomen door bijvoorbeeld gasbranders te weren en gooi niet zomaar ramen en deuren open wanneer het binnen koel is en de lucht buiten warm of vochtig, zoals in het voorjaar.

Een goede, gecontroleerde ventilatie is essentieel. Voor houten vloeren is de winter zorgelijker en daarvoor kan het tijdens de stookperiode wenselijk zijn om luchtbevochtigers in te schakelen. In (meestal ongeïsoleerde) historische gebouwen is dit soms riskant. Een betere strategie is de temperatuur zo laag mogelijk te houden tijdens de winter. Zorg in ieder geval voor een zo constant mogelijke verwarming, vermijd grote en plotse afkoeling en opwarming. Een optimaal systeem voor de conservering van klimaatgevoelige interieurs is een hygrostatisch gestuurde verwarming, waarbij de relatieve luchtvochtigheid zo constant mogelijk gehouden wordt. Klimaatbeheersing en -correcties in historische panden zijn complex en vergen deskundige raad en vooronderzoek, zowel bouwfysisch, luchttechnisch, installatietechnisch en procedureel. Voor een verantwoorde plaatsing van leidingen en apparatuur is bovendien een op maat toegesneden bouw- en interieurhistorische waardestelling wenselijk, opdat helder wordt waar deze wel of niet geplaatst kunnen worden.

Na een algehele restauratie met aanleg van een nieuwe verwarming of klimaatinstallatie is het overigens verstandig het herstel van de vloer uit te stellen tot wanneer het binnenklimaat gestabiliseerd is.  

Schade door een verkeerde temperatuur

Materialen zetten uit of krimpen al naargelang de temperatuur. Die thermische werking kan aanleiding geven tot scheuren, breuken of losliggende tegels. Daarom worden bij nieuwe vloeren in keramiek en natuursteen of gietvloeren dilatatiestrips of uitzettingsstrookjes van onder andere koper en lood ingebracht. Vooral terrazzovloeren zijn gevoelig voor thermische werking, met scheuren of loskomen van de toplaag tot gevolg.

Vloerverwarming kan een vloer sterk vervormen. Ook radiatoren kunnen de vloer plaatselijk sterk opwarmen en de ongelijkmatige temperatuurverdeling kan tot spanningsverschillen en scheuren leiden. Een eenzijdige blootstelling aan fel en warm zonlicht kan hetzelfde effect hebben.

In vloeren die op een ondergrond liggen met andere eigenschappen kunnen eveneens spanningen optreden. Dit is vooral een probleem bij een vloer die is herlegd in een nieuwe cementmortel of dekvloer, maar meestal niet bij een vloer met een intacte, oude en vrij flexibele plaatsing.

Voorkomen van thermische schade

Voorkom thermische schade door directe bezonning of extreme stralingswarmte, mocht de vloer hiervoor gevoelig zijn. Vermijd vloerverwarming, ook al om schade door demontage te voorkomen. Daar waar mogelijk kunnen dilatatievoegen een oplossing bieden en scheuren door thermische werking en soms ook zettingen voorkomen bij stenen, keramische en terrazzovloeren.

Biologische schade: ongedierte en schimmels

Houten vloeren zijn gevoelig voor aantasting door houtborende insecten, zoals de veel voorkomende kleine klopkever of gewone houtwormkever (Anobium punctatum), soms ook de spinthoutkever (Lyctus brunneus) en erger, de grote klopkever of bonte knaagkever (Xestobium rufovillosum). Bijna altijd hangt een aantasting samen met een hoog vochtgehalte in het hout (meer dan 22% voor de Xestobium).

Knaagdieren zoals muizen kunnen eveneens een organische vloer aanvreten, maar dat is uitzonderlijk. Andere dieren zullen de vloeren zelf niet zozeer aantasten, maar hun uitwerpselen laten vlekken achter en zorgen voor zoutsmetten.

Veel bedreigender is zwamaantasting. Deze kan het totale verlies betekenen van een houten vloer. Zwam komt voor op plaatsen waar de vloer de buitengevels raakt. Indien het vochtgehalte in het hout langdurig hoger is dan 20%, wordt het risico hierop hoog.

De structurele aantasting door de meeste oppervlakteschimmels is vrij miniem, maar hun verkleurde resten (bijvoorbeeld zwarte vlekken op witte tegels) zijn hardnekkig. Oppervlakteschimmels kunnen op alle soorten vloeren voorkomen en ontstaan vaak onder dampdichte tapijten of wanneer er een voedingsbodem van lijnolie aanwezig is.

Een zeer vochtige vloer kan ontsierd worden door bacteriën, algen, schimmels, korstmossen (lichenen) of plantengroei. Algen vormen meestal een eencellige, groene aanslag, die zich ontwikkelt wanneer het oppervlak geregeld vrij vochtig is. Ze kunnen het oppervlak licht etsen.

Voorkomen van biologische schade

Een geïntegreerde insectenbestrijding is een belangrijke strategie in het beperken van biologische schade. Het voorkomen van deze schade is een geïntegreerde aanpak van vochtbeperking en klimaatbeheersing. Tijdig detecteren door inspecties en toezicht zijn efficiënte strategieën om infecties tijdig in te dijken. Algen en schimmels ontstaan in vochtige en donkere omstandigheden. Probeer die omgevingsfactoren dus te vermijden. Vermijd dat dieren op een historische vloer kunnen komen en verwijder eventuele etensresten zo snel mogelijk.

Lichtschade

Licht heeft geen invloed op stenen of keramische vloeren, maar oude lijmen, stopsels en beschermlagen kunnen wel storend verkleuren.

Houten vloeren zijn een organisch materiaal en daarom gevoelig voor verkleuring door het licht. Tegenwoordig worden houten vloeren veel meer dan vroeger blootgesteld aan licht, nu zware venster-stofferingen of historische zonwering zoals luiken nauwelijks meer gebruikt worden.

Een geleidelijke verkleuring wordt vaak niet als storend ervaren, maar bij het verplaatsen van matten, kleden of meubels valt een verkleuring plots op. Lichte houtsoorten worden donkerder en vergelen, donkere houtsoorten verbleken. Parketten of vloeren met inlegwerk van diverse kleurige houtsoorten kunnen zo veel van hun oorspronkelijke contrasten kwijtraken en hun esthetische waarde deels verliezen. Lichtschade is cumulatief en irreversibel.

Voorkomen van lichtschade

Bij het behoud van een decoratieve houten vloer of parket is het raadzaam en relatief eenvoudig om met enkele lichtmetingen de intensiteit van het licht (lux) en de ultraviolette straling te achterhalen.

Wanneer dan ook het aantal uren van blootstelling bekend is, kan de snelheid van merkbare verbleking worden voorspeld en de schade in de toekomst gekwantificeerd worden. Met het door het Instituut Collectie Nederland opgestelde Lichtlijnen kunnen ook omgekeerd maximale lichtdoseringen worden berekend die voor een bepaalde situatie specifieke maximale grenswaarden opleveren.  

Beschouw waardevolle parketten en decoratieve houten vloeren als lichtgevoelig (ISO 4 à 5) en neem passende maatregelen om de nadelige effecten van deze lichtbelasting te reduceren. UV-folie op de ramen, indien vanuit behoud van cultuurwaarden mogelijk, kan de meest schadelijke component uit het daglicht elimineren. Zeker na een restauratie garandeert die bijkomende en relatief kleine investering een duurzaam effect. Daarbij is vaak zonwering (binnen en/of buiten) noodzakelijk om overmatige lichtinval te reduceren. Probeer er voor te zorgen dat er geen rechtstreeks zonlicht op een lichtgevoelige vloer valt. Ga bij een nieuw lichtontwerp na wat de mogelijke lichtintensiteit en uv-straling op de vloer zullen zijn en tracht onder de grenswaarden te blijven.

Brandschade

Bij brand veroorzaken niet alleen de vlammen schade aan vloeren, ook vallende voorwerpen en het bluswater zijn noodlottig. Bleke natuursteensoorten waarin ijzerrijke mineralen voorkomen, vertonen na een brand vaak een rode verkleuring.

Roet laat hardnekkige vlekken na, zoals ook frequent vastgesteld wordt aan haardstenen rond schouwen. Schroeiplekken rond open haarden zijn minder catastrofaal, maar veel voorkomend en daardoor een belangrijke schadefactor én een risico voor houten vloeren in privé-interieurs.

Voorkomen van brandschade

Adequate brandpreventie, -detectie en -bestrijding moeten brandschade voorkomen en minimaliseren. Laat na een brand het bluswater zo snel mogelijk weghalen om de vloer - indien mogelijk - nog te redden. Gebruik geen open vuur daar waar zeer waardevolle vloeren liggen en plaats een afdoend vuurscherm voor de open haard om bescherming te bieden tegen gensters (vuurvonken) en vallende brandende stukken.

Voor belangrijke historische interieurs is het opstellen van een calamiteitenplan een goede voorbereiding op eventuele calamiteiten. Door een efficiënt organisatie-, afspraken- en waarschuwingssysteem verbetert de reactie op eventuele incidenten en kan veel vervolgschade beperkt worden.  

Schade door diefstal en vandalisme

Diverse historische vloeren zijn kostbaar en gewild. De handel in ‘oude vloersteen’, recuperatiesteen, oude plavuizen, historische keramische tegels, oude plankenvloeren en parketten floreert, vooral die met het predikaat ‘uit landhuizen en kastelen’. Leegstaande maar ook afgelegen gebouwen in restauratie zijn dan ook vaak het slachtoffer van diefstal, ook van vloeren. Hiernaast is er natuurlijk ook het risico van vandalisme of opzettelijke vernielingen om serieus rekening mee te houden.

Voorkomen van schade door diefstal en vandalisme

Zorg bij leegstand voor voldoende beveiliging tegen diefstal en vandalisme door bouwkundige maatregelen, installatietechnische maatregelen (detectie en alarm) en eventueel personele bewaking. Bedek eventueel belangrijke of kwetsbare vloeren in een leegstaand pand met een losse houten bovenvloer.

Verlies van context en betekenis

Het patrimonium van historische vloeren heeft veel te lijden onder onopzettelijke en vaak goedbedoelde menselijke interventies. Bij renovaties en restauraties worden oude vloeren al te gemakkelijk verwijderd en vervangen, ‘want de steen of het hout is toch nog wel leverbaar’. Maar het unieke karakter van een oude vloer is ongeëvenaard, de kwaliteit ervan vaak verrassend hoog en het effect van een nieuwe vloer is vaak kil en doods: vervanging betekent vrijwel altijd een waardeverlies voor het historische interieur.

Werkzaamheden aan technieken en installaties in het interieur blijken meestal rampzalig voor vloeren. Er wordt al te gauw beslist vloeren open te zagen of open te breken, dan wel om ze te vervangen. In gunstigere gevallen worden ze wel teruggelegd, maar in een andere volgorde, in een ander patroon, op een andere ondergrond, of zelfs op een geheel andere plaats. Grafstenen worden zonder scrupules door elkaar gehusseld, elders ingewerkt of zelfs verwijderd. De verklaring voor veel verkeerd onderhoud en slechte herstellingen is vaak dat een oude vloer vanuit eenzelfde optiek wordt benaderd als een splinternieuwe vloer en dat de erfgoedwaarde ervan niet voldoende bekend is. Onwetendheid ligt veelal aan de basis van schade door menselijk handelen. Vaak is de historische waarde onderbelicht en zijn gegevens over opdracht, ontwerp, kwaliteit, uniciteit, kostbaarheid, bestelling, herkomst, plaatsing, afwerking, gebruik en slijtage - kortom de ‘biografie’ van de vloer - compleet onbestudeerd. Vloeren zijn bij uitstek contextgebonden: ze vormen letterlijk en figuurlijk een belangrijke laag in de geschiedenis van een gebouw. Het is de zesde wand van ieder vertrek.

Vaak is er echter onvoldoende respect voor de relaties met de rest van het gebouw, met de inboedel en met de ondergrond. Hierdoor komen de authenticiteit en de integriteit van de historische vloer in het gedrang, en verliest het hele gebouw, de plek, aan erfgoedwaarde.

Voorkomen van waardeverlies

Een eerste belangrijke stap in het voorkomen van waardeverlies is weten wat u in huis hebt. Interieurhistorisch, bouwhistorisch en archeologisch onderzoek werpen licht op de biografie van een vloer. Ook is een grondige materieel-technische identificatie noodzakelijk: van de materialen (bij natuursteen vaak via een geologische analyse), de afmetingen, de structuur, de exacte locatie, de opbouw, het patroon en de afwerking. Het is van groot belang deze informatie goed vast te leggen, te bewaren en te ontsluiten. Zeker voor langzaam onleesbaar wordende grafstenen zijn grondige identificatie en vastleggen van wegslijtende inscripties van essentieel belang en een race tegen de tijd. Ook bij slijtende oude vloerafwerkingen is documenteren (met tekeningen, foto's en bemonstering) een ultieme vorm van behoud voor het nageslacht.

In de besluitvorming over interventies aan historische vloeren is een waardestelling een tweede belangrijk instrument. Dat is een heldere beschrijving van de totale erfgoedwaarde van een vloer, die in feite de som is van diverse waarden en vergelijkende criteria. Diverse socioculturele waarden zijn: de ensemblewaarde (= onderdeel van een ensemble), de historische waarde (bijvoorbeeld archeologische, kunsthistorische, historisch-artistieke, commemoratieve (= een belangrijke persoon of gebeurtenis herdenkend) en historisch-technologische waarde), de esthetische waarde (= actuele zintuiglijke kwaliteiten), de sociale waarde (= actuele spirituele, religieuze en gemeenschapswaarde) en de wetenschappelijke waarde (= onderzoekswaarde). Ook economische waarden (zowel gebruiks- als niet-gebruikswaarde) kunnen belangrijk zijn in de besluitvorming. Vergelijkende criteria in een waardestelling zijn onder meer: de authenticiteit (= echtheid), de materiële en contextuele integriteit (= volledigheid, gaafheid, leesbaarheid), de uniciteit of zeldzaamheid, de representativiteit en het educatieve potentieel (= de eigenschap om waarde uit te drukken).

Naar analogie met bouwhistorische waardestellingen kunnen gradaties van erfgoedwaarde van vloeren binnen een historisch pand een mooie onderlegger vormen voor het ontwerp van nieuwe routes of voor het bepalen van gebruik. Bij lage of indifferente erfgoedwaarde zal de schadeacceptatie hoger liggen. Een waardegebaseerde besluitvorming is een garantie voor het beheersen van waardeverlies. Een andere belangrijke parameter in deze besluitvorming wordt gevormd door de conditie en de kwetsbaarheid van de vloer zelf.

De vloer van het atelier bij het Jackson-Krasner House (USA, East-Hampton)

In het voormalige atelier van Jackson Pollock, de leider van de Amerikaanse expressionisten, werd in 1987 de originele vloer ontdekt onder een latere vloer. De schilder werkte hier vanaf 1945; zijn belangrijkste kunstwerken kwamen hier tot stand. De verfklodders op de vloer getuigen levendig van zijn action painting en van het scheppingsproces, dat ook omstandig gedocumenteerd is in foto's en videobeelden. Het geheel van het tot atelier omgebouwde schuurtje met oorspronkelijke uitrusting is uniek en het geheel is een authentiek en integraal bewaard ensemble, zowel contextueel als materieel.

Uit de redengeving voor de bescherming van het atelier als ‘National Historic Landmark’ spreken overtuigend de historische waarden: een sterke commemoratieve, kunsthistorische en historisch-artistieke waarde. Bovendien blijkt daaruit eveneens een zekere sociale waarde, een gemeenschapswaarde; het atelier met vloer staat immers symbool voor de triomf van de Amerikaanse schilderkunst. Pollock wordt beschouwd als de Amerikaanse Rembrandt.

Aan de hand van de bekladde vloer vertellen de gidsen het leven en werk van de kunstenaar. Het educatieve-interpretatieve potentieel van de vloer is dus hoog, zoals ook het wetenschappelijke potentieel (onderzoekswaarde). De economische waarde is tevens aanzienlijk, afgaande op marktwaarden voor Pollocks werk op de internationale kunstmarkt (gebruikswaarde) en de toegangsprijzen, bezoekersaantallen en andere gegenereerde inkomsten (niet-gebruikswaarden). Het bezoek aan het atelier is een unieke esthetische ervaring; de ‘sense of place’ is heel tastbaar, vervoert vele bezoekers en inspireert nog steeds hedendaagse kunstenaars.

‘My painting does not come from the easel. I hardly ever stretch my canvas before painting. I prefer to tack the unstretched canvas to the hard wall or floor. I need the resistance of a hard surface. On the floor I am more at ease. I feel nearer, more a part of the painting, since this way I can walk around, work from the four sides and literally be IN the painting’.

Na een interveniërende conservering is de conditie van de vloer gestabiliseerd. In de omgebouwde schuur zijn zelfs een klimaatinstallatie, branddetectie- en brandbestrijdingssysteem geïntroduceerd voor het behoud van de vloer. Deze wordt als een van de belangrijkste bezienswaardigheden van het huis en atelier beschouwd. De website van het huis nodigt de bezoekers zelfs uit om met speciale sloffen over dit ‘levende testament van de energie en inspiratie van de kunstenaar’ te lopen.  

II. Preventief onderhoud

Dat eeuwenoude vloeren vandaag nog bestaan, is doorgaans te danken aan de goede zorgen van hun bewoners en beheerders. Ook vandaag nog verdienen deze vloeren constante aandacht. Die moet er op gericht zijn het uiterlijk te behouden en een zo lang mogelijke levensduur te garanderen. Preventief onderhoud begint met het informeren van beheerders en schoonmaakploegen over de erfgoedwaarde en de gevoeligheid van de historische vloer, en bevat een regelmatige controle, een schoonmaakplan en soms een beschermlaag.

Regelmatige controle

Hoe sneller nieuwe schadebeelden vastgesteld worden, hoe eenvoudiger ze verholpen kunnen worden. Instanties zoals de Monumentenwacht en met name de daar werkzame interieurwachters kunnen hieraan meehelpen door regelmatige toestandscontroles, maar het waakzame oog van de beheerder en de schoonmaakploeg is onontbeerlijk. Wees bij natuurstenen en keramische vloeren alert op recente schilfers, barsten of vlekken, slijtage en vuil. Meld ook een plotse onstabiliteit of losliggende tegels. Bij houten vloeren is het belangrijk te letten op bewegingen of krimpen van planken en delen, losse nagels en schroeven, vlekken van vocht of schimmel, sporen van de activiteit van insecten, afwerkingen en vervuiling.

Een toestandsbeschrijving door een specialist komt meestal neer op een schade-inventarisatie, soms vastgelegd op een plattegrond met tekeningen en op foto's. Die kunnen gebruikt worden voor toekomstige conditiecontroles. Met een meetlat of kleurkaart in het beeld kunnen evoluties vastgesteld worden in een scheur of in een kleur. Bepaalde onderzoekstechnieken maken het mogelijk een diagnose te stellen op een niet-destructieve manier, bijvoorbeeld om de opbouw van de vloer te kennen. Het periodiek vastleggen van de conditie brengt het verloop van langzame schadeprocessen in beeld, zoals slijtage of afschilfering. Een ander aspect van permanent toezien is hoe er schoongemaakt wordt. In beginsel is dat niet moeilijk of gecompliceerd, maar in de praktijk vindt er veel verkeerd onderhoud plaats.

Schoonmaakplan

Het belangrijkste onderdeel van preventief onderhoud is een goed schoonmaakplan. Daarin is uitgewerkt hoe, hoeveel, waar en waarmee schoongemaakt wordt. Zeker na herstel of restauratie is het opstellen van zo'n plan waardevol om de duurzaamheid van de ingreep te garanderen. Betrek in ieder geval de plaatselijke schoonmaakploeg erbij en demonstreer zonodig. Maak eerst een kleine testzone schoon, om na te gaan of de resultaten technisch en esthetisch geschikt zijn en de vloer niet beschadigd wordt. Ga ook het langetermijneffect na op die testzone.

Onder ‘schoon’ wordt niet bedoeld: schrobben tot de vloer er als nieuw uitziet. Wel is bedoeld: proper maken, vuil wegnemen om verdere schade te voorkomen. Tussen die twee zit een heel groot verschil en het vraagt soms overtuigingskracht om gewoon ‘proper’ ook ‘mooi’ te laten vinden.

De schoonheid van het patina en stabiele sporen van het verleden moeten worden gekoesterd, maar schadelijk vuil moet worden weggehaald. Hoe vaak en op welke manier er schoongemaakt moet worden hangt sterk af van het gebruik, het materiaal, de opbouw en de afwerking, de toestand en de ligging van de vloer. Het is daarom goed voor het opstellen van een schoonmaakplan het advies van een specialist in te winnen.

Eerst droog …

Een basisprincipe bij het onderhoud van alle vloeren is: beter droog dan nat. In het verleden maakte men bijvoorbeeld houten vloeren met zand of aarde schoon. Bij een groot deel van de historische vloeren is droog reinigen de enige veilige optie. Keramische en natuursteenvloeren waarbij vocht- en zout-problemen zijn vastgesteld mogen niet nat gereinigd worden. Het zout zal immers door het vocht weer in de steen dringen, er opnieuw uitkristalliseren en de steen van binnenuit nog verder kapot drukken. Vele zandstenen vloeren en geglazuurde aardewerk-vloeren mogen alleen droog gereinigd worden. Vloeren die ooit een beschermlaag hebben gekregen worden ook het beste met zo weinig mogelijk water onderhouden, anders kan zich een wit waas vormen op het oppervlak. Een boenlaag zal mat en onregelmatig worden. Ook voor geschilderde en geverniste vloeren wordt nat reinigen ontraden. Houten vloeren worden liever niet nat gereinigd. Meestal volstaat het om regelmatig te stofzuigen met zachte, flexibele borstels. Bij onstabielere parketvloeren, geglazuurde keramische vloeren, geschilderde vloeren en stenen vloeren is het beter om met een losse kwast of handveger het stof te borstelen naar de zuigmond van de stofzuiger (afgedekt met een nylonkous of gaas). Op deze manier kunnen schilfers of splinters onderschept worden en later worden teruggeplaatst. Op exact dezelfde manier kan ook het veiligst vuil uit de diepere delen van een vloer worden gezogen, bijvoorbeeld uit grafstenen.

Na het stofzuigen kan men nog verder nareinigen met een droge microvezeldoek of katoenen mop.

… dan nat

Hoewel vocht veel schadeprocessen versnelt, kan het toch nodig zijn intensief gebruikte vloeren die in goede staat zijn nat te reinigen. Tracht dat in elk geval te beperken tot bijvoorbeeld enkele keren per jaar. Reinig de vloer altijd eerst droog en beperk altijd de hoeveelheid water. Frequent schoonmaken met veel water veroorzaakt vaak waterschade of schade door insecten en schimmels aan de onderzijde van houten meubilair en belast ook het binnenklimaat.

Giet daarom nooit emmers uit en zorg dat er nooit water onder plinten en meubelen terechtkomt, want dat gaat onherroepelijk problemen geven. Warm water op zich is dikwijls al effectief als schoonmaakmiddel. Voeg er zo nodig een beetje pH-neutrale zeep aan toe, zonder toegevoegde lijnolie. Bruine en sommige groene zepen bevatten loog. Gebruik deze daarom liever niet. Maar bepaalde groene zepen en zuivere witte marseillezeep (de vlokken) beschouwt men als geschikt (al is dit niet door grondig onderzoek bevestigd). Herhaaldelijk schoonmaken met een weinig marseillezeep geeft op termijn een mooie, zachte glans aan natuursteenvloeren.

Een goede werkwijze is om met drie microvezeldweilen of katoenen moppen (voor oneffen vloeren) te werken: één met sop, één met zuiver water en één droge. Ga na de droge reiniging over de vloer met een uitgewrongen dweil met sop. Spoel na met een uitgewrongen dweil met zuiver water. Ga er dan over met de droge dweil. Vervang regelmatig het sop en water, zeker bij vlekgevoelige vloeren.

Ook op houten vloeren kan bij uitzondering een sterkere bevuiling worden verwijderd met een uitgewrongen dweil. Voor houten vloeren en uitzonderlijk gevoelige of waardevolle natuurstenen vloeren kan naast gewoon warm water ook zo nodig een speciaal pH-neutraal en non-iogeen conserveringsdetergent gebruikt worden.  

Vlekken verwijderen

Door vlekken lokaal te verwijderen kan een storend verschil ontstaan met de rest van de vloer. Daarom is een test uit het zicht belangrijk, in het bijzonder voor vloeren met een heel open structuur. Vermijd in ieder geval agressieve huismiddeltjes en de meeste wonderbaarlijke (maar niet onschuldige) ‘gouden-raad’-recepten. Doorgaans zijn de volgende methoden wel verantwoord.

Oppervlakkige vlekken zijn veilig weg te halen met een speciale droge spons die gebruikt wordt om roet te verwijderen: een gevulkaniseerde rubberspons. Ook bij beroete haardstenen kunnen deze sponzen een grote dienst bewijzen. Kaarsvet of vast vuil wordt het best droog weggehaald met een spatel van hout of plastic: dit springt doorgaans gemakkelijk van de steen. Een achtergebleven vlek verdwijnt meestal met ongekleurd vloeipapier waarop kort een warm strijkijzer wordt gehouden (maar nooit bij geglazuurde of afschilferende tegels). Vlekken van rubber of ook vuile waslagen verdwijnen soms met een oplossing van water en een geschikt solvent (white spirit of isoparaffine).

Oppervlakkige vlekken van vet, tabak of ander vuil op ongeglazuurde keramische of natuurstenen vloeren kunnen volgens een oud recept verwijderd worden. Maak een papje van warm gedistilleerd water en talkpoeder, breng dat in een laagje van een dikke centimeter aan op een natgemaakte ondergrond, wacht tot het droog is en verwijder het dan met een houten spatel. Volgens hetzelfde principe werkt ook attapulgietklei of kaolienpoeder. Vergelijkbaar is het gebruik van zuurvrij en ongekleurd vloeipapier of huishoudrol met gedistilleerd water, dat enkele dagen onder een plastic film blijft liggen.

Bij uitzondering kan het bij houten vloeren nodig zijn om met een schraapstaal of synthetische schuursponsjes een vlek weg te schuren. Volledig opschuren is bij recentere houten vloeren een gebruikelijke praktijk, maar het wordt bij historische vloeren sterk afgeraden. Bij door insecten aangetaste planken kan het resultaat zelfs ronduit negatief zijn, doordat de vraatschade onder het oppervlak in het zicht komt. Machinaal schuren is ook af te raden, omdat historische houten vloeren nooit helemaal effen zijn en er hierdoor onnodig veel van het oorspronkelijke materiaal verloren zal gaan.

Dieper zittende vlekken moeten door een specialist verwijderd worden. De methoden zijn vaak chemisch ingewikkeld en kunnen schade veroorzaken als ze niet goed worden toegepast. En het gaat bovendien om maatwerk: de methode hangt af van de soort, de afwerking en de toestand van de vloer.

Een oppervlaktelaag: schadelijke cosmetica of bescherming?

Een oppervlaktelaag wordt vaak aangebracht als bescherming tegen vuil en water of om de glans te verhogen. Dat is dikwijls een goede praktijk voor nieuwe vloeren, maar niet altijd voor historische vloeren. Veel van die korte-termijn-‘cosmetische’ behandelingen zijn op lange termijn zelfs schadelijk en daardoor helemaal niet beschermend of kostenbesparend.

Natuurstenen vloeren ‘voeden’ is vaak niet meer nodig. Integendeel, dit is zelfs schadelijk. Verschillende lagen op elkaar tasten het ademend vermogen van de vloer erg aan, waardoor enerzijds schade door vocht en zouten wordt versneld en anderzijds het oppervlak vervuilt.

Moderne glansbehandelingen zijn ongeschikt, omdat ze onherstelbare schade kunnen aanrichten. Het effect is vaak hard en nieuw. Bovendien zijn hoogglanzende afwerkingen niet altijd historisch correct. Houten plankenvloeren uit de zeventiende en achttiende eeuw bijvoorbeeld waren vaak dof, droog en zilverachtig. Pas vanaf de negentiende eeuw kwam het boenen in zwang. Een beschermlaag wijzigt doorgaans het karakter en de kleur van een vloer. Moderne producten zijn ook vaak moeilijk te verwijderen, en soms zelfs helemaal niet. Dit geldt voor kunststof, vernis en lak. Deze vormen een niet te verwijderen en op termijn schadelijke, filmachtige laag, die daarenboven vergeelt en makkelijk krast.

Bepaalde keramische vloeren, zoals steengoedtegels, werden na hun plaatsing geolied of in de was gezet, maar meestal is dat vandaag niet meer nodig en hebben ze een mooie glans en patina opgebouwd. Ze hoeven alleen schoongemaakt te worden. Vloeren instrijken met lijnolie wordt momenteel resoluut ontraden. Lijnolie verhardt met de tijd en dringt in de vloer, verkleurt vaak donkergelig, geeft een onregelmatige, streperige of vlekkerige glans en trekt ook oppervlakteschimmels aan. Ook vloerzepen met toegevoegde lijnolie laten op termijn storende strepen na. Zelfs bij houten vloeren is oliën niet evident. Het geboende oppervlak moet namelijk eerst afgeschuurd worden, wat een risico op verlies van materiaal en integriteit meebrengt. Het is in feite al te beschouwen als een restauratie-ingreep, het werk van een specialist.

Samenvattend: beschermlagen doen meestal meer kwaad dan goed en ‘niets doen’ is vaak de beste optie, tenzij een specialist anders aanbeveelt. Kom niet in de verleiding om alleen om esthetische redenen cosmetisch in te grijpen in het oppervlak.

Hout boenen: preventief onderhoud

Sommige vloerwassen vormen wel een geschikte beschermlaag voor vloeren. Het blijft echter raadzaam een specialist te laten adviseren, die vastlegt waarmee, hoe en hoe vaak deze lagen aangebracht moeten worden. Dat hangt erg af van het materiaal, de historische afwerking, het gebruik en de staat van de vloer. De historische compatibiliteit (overeenkomend met oorspronkelijk uiterlijk en oorspronkelijke afwerkingen en met het ouderdomspatina), en de technische compatibiliteit van een laag moeten overwogen worden. Ten slotte worden de reversibiliteit en het onderhoud van deze laag bepaald.

‘Vloerwas’ dekt een hele lading van wassoorten. Veelal geschikt voor historische houten vloeren is een traditionele solventgebaseerde was, zoals kleurloze bijenwas met een beetje carnaubawas. Om het uitglijden te vermijden kan hier bovenop een antislip-was op basis van paraffine en carnauba gebruikt worden. In bepaalde gevallen zal een specialist een kleurloze microkristallijne was aanraden voor houten vloeren. Deze wordt uitzonderlijk ook als beschermlaag op natuursteenvloeren aangebracht. Op termijn geven ophopingen van waslagen een vuil effect, dus beperk het boenen tot eenmaal per jaar. Goed opboenen met weinig was is de boodschap; het opgewreven oppervlak zal vuil afstoten. Over het algemeen is het aan te raden manueel de was aan te brengen met een katoenen doek of natuurharen borstel. Voor het boenen kan een boenmachine gebruikt worden, met natuurlijke borstels.

Voor plaatselijk gesleten waslagen, bijvoorbeeld op een looproute, is handwerk aangewezen. Daar kan het raadzaam zijn om meermaals te boenen, zoals maandelijks of zelfs wekelijks bij heel intens beloop. Vaak heeft het opboenen van een vloer zonder het aanbrengen van nieuwe was een verrassend effect. Voor het opfrissen van een waslaag adviseert The National Trust licht opwrijven met een wollen doek gedrenkt in paraffine en azijn rond een mop.

Besluit

Het preventieve onderhoud van de meeste historische vloeren is vrij eenvoudig en betekent letterlijk gewoon schoonhouden. Voor het behoud is veel winst te halen uit het opsporen en beheersen van schadefactoren volgens de risicogebaseerde methodiek van de preventieve conservering.  

Vooral veel mechanische schade en vochtschade kunnen voorkomen worden door aangepast handelen en beschermende maatregelen treffen. Baseer beslissingen over het gebruik van een historische vloer op zijn erfgoedwaarde en conditie en overweeg grondig het effect van iedere ingreep, zelfs van een onschuldig ogende beschermlaag.

Ten slotte, een goede algemene maatregel om schade te voorkomen: schakel voor alles wat méér inhoudt dan preventief onderhoud en het voorkomen van schade specialisten in. Belangrijke, maar steeds schaarser wordende spelers zijn vaklieden met geduld, kennis, vaardigheid en ervaring met de traditionele technieken, zoals een terazzowerker of parketteur. Goed vakmanschap kan veel ellende voorkomen, bijvoorbeeld voor het lichten, herplaatsen en versterken van vloeren. Complexere behandelingen en restauraties van houten vloeren vergen vaak specialistische kennis en vaardigheden van restauratoren (keramiek, steen of hout).

Schakel ten slotte restauratiearchitecten, of gespecialiseerde adviseurs in, aangezien vloeren onlosmakelijk deel uitmaken van een historisch pand en daarin beeldbepalend zijn. ‘Als ieder zijn vloer keert, is het in alle huizen schoon’. Lees ‘schoon’ niet alleen als ‘proper’, maar ook - op z'n Vlaams - als ‘mooi’.

Afbeeldingen: 1) ‘Als ieder zijn vloer keert...’ Droog schoonmaken, dieren weghouden van vloeren en een bescherming plaatsen onder een scherp, metalen voorwerp; onze voorouders kenden de belangrijkste principes van ‘goed’ onderhoud (Abraham van Strij, Voorhuis met een meid die de vloer veegt, omstreeks 1790-1825, 2) Schadelijke (en lelijke) cosmetica: breng liever geen glanslagen aan op historische vloeren, 3) Karakteristieke slijtsporen van jarenlang intensief gebruik van een natuurstenen vloer, hier achter de toonbank van apotheek de Eenhoorn, Hinthamerstraat 4 te ’s-Hertogenbosch, 4) Een gebrek aan identificatie en waardestelling van de vloer is veelal de reden van goedbedoelde, maar ongelukkige interventies aan de vloer.

http://dbnl.org/tekst/kold006over01_01/kold006over01_01_0016.php        

 

 

 

 

Reageren