#OverdeVloer: Baksteenvloeren op houten balklagen

Een van de meer uitzonderlijke vloertypes betreft vloeren van bakstenen of plavuizen die rechtstreeks op houten balklagen liggen. Het merendeel van de nu bekende baksteenvloeren dateert uit de vijftiende tot zeventiende eeuw. Opvallend is het relatief grote aantal baksteenvloeren in de stad Groningen.

Beschrijving

Tijdens verbouwingen van oude panden worden af en toe vloeren gevonden, bestaande uit bakstenen of plavuizen die rechtstreeks op houten ribben zijn opgelegd. Dat betekent dus dat de hart-op-hartmaat van die ribben afgestemd moet zijn op de maat van de bakstenen, namelijk circa 30 cm. Dat is ongeveer de hart-op-hartmaat tussen de kinderbinten in een samengestelde balklaag van moer- en kinderbinten. Momenteel zijn er ongeveer dertig van deze vloeren gedocumenteerd, waarvan het overgrote deel in de stad Groningen.

Dat is opmerkelijk, omdat samengestelde balklagen in deze stad juist uitermate zeldzaam zijn. Zelfs in de periode tussen 1300 en 1650 zijn hier vrijwel uitsluitend enkelvoudige balklagen toegepast. Voor zover nu bekend zijn er slechts enkele uitzonderingen, zoals het Goudkantoor (1635). Helaas is de authenticiteit van de vloeren in dat gebouw niet boven alle twijfel verheven. Dat is wel het geval bij de samengestelde balklaag in Herestraat 13 (circa 1543).

Vaker worden in deze stad enkelvoudige balklagen met dwarsgeplaatste ribben gevonden, waarop vloeren van baksteen liggen. Deze balklagen worden niet beschouwd als moer- en kinderbinten, omdat de hart-op-hart-maat van de hoofdbalken slechts 0, 81, 3 meter bedraagt. Aan dit verschijnsel is in 1999 een artikel gewijd in de publicatiereeks over archeologie, bouwhistorie en restauratie in de stad Groningen Hervonden stad. Bij bouwhistorisch onderzoek zijn intussen meer voorbeelden gevonden, zodat er verdergaande conclusies kunnen worden getrokken.

Baksteenvloeren op houten balklagen bestaan uit houten hoofdbalken, dwarsgeplaatste houten balken of ribben en bakstenen. Buiten Groningen is meestal sprake van moer- en kinderbalken. De dwarsbalken kunnen bovenop de hoofdbalken liggen, maar ook daarin zijn ingelaten. De bakstenen liggen rechtstreeks op de dwarsbalken en hebben vrijwel zonder uitzondering een lengte van ongeveer 30 cm, een breedte van ongeveer 13-15 cm en een dikte van ongeveer 6-7½ cm. De naden van de bakstenen zijn gevuld met kalkspecie, waaruit kan worden geconcludeerd dat deze vloeren werden gemetseld. In bijna alle voorbeelden liggen de bakstenen op hun plat. Alleen bij een (gesloopte) vloer in de Martinitoren in Groningen lagen de bakstenen op hun kant.

Soms zijn er dikke plavuizen in plaats van bakstenen toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval op de zolder van het pand Oude Boteringestraat 51 te Groningen. De plavuizen meten 27½ × 27½ × 6 cm. Overigens is in deze vloer ook een strook met bakstenen aangetroffen van 28½ × 13-13½ × 6 cm. Iets kleiner en dunner waren de plavuizen op de vijftiende-eeuwse vloer van eikenhouten moer- en kinderbinten in de Minnemastins (Voorstreek 1 te Leeuwarden, gesloopt in 1960): 25 × 15 × 5 cm. Hier lagen de kinderbinten dan ook dichter bij elkaar. Ook de Beierse Zaal in Kasteel Woerden (zestiende eeuw) heeft een vloer van plavuizen die rechtstreeks op de kinderbinten liggen. In de twee laatstgenoemde voorbeelden hadden de plavuizenvloeren overduidelijk een representatieve functie. Voor zover bekend zijn alle baksteenvloeren in schoon metselwerk uitgevoerd.   

Met name bij de vloeren van zolders en vlieringen vallen de sterke slijtsporen op, die wijzen op een intensief gebruik. Op vloeren boven kelders worden betrekkelijk vaak resten van plavuizenvloeren gevonden, gelegd in een bed van zand of kalkmortel.

De onderzijden van baksteenvloeren hebben zelden een afwerking. Meestal zijn zelfs de balklagen onbeschilderd. Voor bedrijfsgebouwen, zoals het pakhuis Schoolstraat 3/5 te Groningen, zijn dergelijke sobere afwerkingen niet uitzonderlijk. Maar voor representatieve gebouwen ligt dat anders. De onderzijde van de eerdergenoemde plavuizenvloer van de Beierse Zaal in Kasteel Woerden was waarschijnlijk aan het zicht onttrokken door een verlaagd plafond, wellicht al vanaf de bouwtijd. Van een aantal baksteenvloeren is bekend dat de onderzijde van de plavuizen of bakstenen aan het zicht werd onttrokken door spreidsel. Dit was het geval in de Minnemastins te Leeuwarden (vloer van plavuizen) en Oude Boteringestraat 60 te Groningen (vloer van bakstenen).

Zolder- en vlieringvloeren

Het merendeel van de baksteenvloeren op houten balklagen is aangetroffen op zolders en vlieringen. Weliswaar is er weinig bekend over het oorspronkelijke gebruik van deze zolders, maar voor twee van de voorbeelden buiten Groningen is een directe relatie met brouwerijen aangetoond. Het Haarlemse huis De Olifant (Korte Spaarne 23-31) had reeds in de zestiende eeuw een functie als brouwerij. Bij de herbouw in circa 1606 werden in de kap twee moutzolders ingericht. Op de kinderbinten van de zoldervloer (moer- en kinderbinten) en de vlieringvloer (kinderbinten tussen de spanten) liggen bakstenen op hun plat.

Het pand Oude Delft 52 in Delft bezat een soortgelijke zoldervloer. En ook dit pand was eertijds in gebruik als brouwerij. Een van de belangrijkste onderdelen van het proces van bierbrouwen is de productie van het mout. Daartoe wordt gerst eerst geweekt in bakken met water. Vervolgens laat men de vochtige gerst zeven tot acht dagen ontkiemen op moutzolders. Het kiemgoed wordt op de vloer in lagen van 20 cm dik opengespreid, regelmatig gekeerd en indien nodig bevochtigd. Het ontkiemen wordt gestopt door het eesten: verhitten tot een temperatuur van tachtig graden. Door het geëeste product uit te zeven ontstaat mout.

Vanwege het vochtige, gespreide kiemgoed hadden moutzolders bij voorkeur stenen of steenachtige vloeren. In Goslar werden houten vloeren om die reden afgewerkt met een gipslaag (‘gipsestrich’). In Nederland werd meestal gekozen voor bakstenen of plavuizen. Ook voor de panden Gelkingestraat 46 en 48 te Groningen staat vast dat deze als brouwerij in gebruik waren. Niet alleen zijn hier bakstenen zoldervloeren gevonden, maar ook ovenfunderingen. En minstens zo interessant is de vondst op deze zelfde locatie van een hergebruikte eesttegel, een plavuis met vele gaatjes. De zolders met hun baksteenvloeren werden hier ongetwijfeld als moutzolders gebruikt. Wellicht hebben ook de zolders met baksteenvloeren in diverse grote panden aan de Brugstraat, Gelkingestraat en Oude Boteringestraat een functie gehad als moutzolder.  

Bij andere panden lijkt de relatie met een brouwerij minder voor de hand te liggen, zoals in het geval van het Pepergasthuis. De zolder van de zuidvleugel van dit historische complex heeft een baksteenvloer op een enkelvoudige zolderbalklaag met ribben. Aanvankelijk was de gedachte dat deze vloer als een soort brandscheiding fungeerde. Maar uit historische bronnen is echter gebleken dat dit gasthuis wel degelijk een eigen brouwerij bezat. Deze vloer kan dus zeer wel een moutvloer zijn geweest. Mede op basis van deze vondst valt aan te nemen dat ook de andere gasthuizen in Groningen hun eigen brouwerijen hebben gehad.

Opmerkelijk in dit verband zijn de baksteenvloeren op de zolders van de woningen Haddingestraat 26-42, die oorspronkelijk slechts één laag kenden. Dit is verklaard door recent onderzoek, waarbij is gebleken dat deze vijftiende-eeuwse huisjes deel uitmaakten van het Pelstergasthuis. Ook op één van de zolders van het Prinsenhof zijn de resten van een baksteenvloer gevonden. Voor de Reformatie was dit complex een klooster van de Broeders des Gemenen Levens. Er is alle reden om aan te nemen dat ook deze broeders een eigen brouwerij hebben gehad. Maar voor diverse andere gebouwen is er geen relatie met een brouwerij aan te tonen. Dit is onder meer het geval voor de kerk te Niekerk (gemeente De Marne). De tekst op de gevelsteen getuigt van een herbouw na een brand in 1629.

Wellicht had de baksteenvloer op de zolder een functie als brandscheiding. Ook voor het pand Weeshuisstraat 1/3 te Harlingen ligt de functie van een brouwerij niet voor de hand. Dit gebouw was namelijk een magazijn op het Blokhuis, de dwangburcht van Albrecht van Saksen (1500). Het meest overtuigende voorbeeld van een baksteenvloer als brandscheiding is aangetroffen in de achttiende-eeuwse boerderij Poortweg 1 te Oudeschans. Hier is in de negentiende eeuw het woongedeelte uitgebreid ten koste van het stalgedeelte, waarvoor de brandmuur tussen de woning en stallen doorgebroken werd. Om toch een brandscheiding te behouden werd de uitbreiding uitgevoerd met bakstenen wanden en een baksteenzoldering op een houten draagconstructie.

Overigens wordt een brandscheidende functie niet alleen aan bakstenen vloeren toegekend, maar ook aan vloeren van plavuizen die op de vloerdelen van de onderliggende balklaag zijn gelegd.

Bakstenen vloeren boven kelders

Een tweede groep baksteenvloeren op houten balklagen komt voor boven kelders. De opzet van de constructie van deze tweede groep is exact hetzelfde als bij de zoldervloeren. Wel lijkt er vaker sprake te zijn van een afwerking in de vorm van plavuizen of natuursteen, zoals onder meer gevonden is in Steentilstraat 38 in Groningen. Op de bakstenen vloer bleek een zandbed aanwezig te zijn als onderlaag voor plavuizen in kalkmortel. Door middel van dendrochronologisch onderzoek kon de constructie gedateerd worden omstreeks 1550-1560.

Ook in Schoolstraat 3/5 in Groningen werd bij bouwhistorisch onderzoek een zandlaag op de vloer boven de kelder aangetroffen, met daarin resten van hardstenen platen. Deze vloerafwerking dateerde vermoedelijk uit de achttiende of negentiende eeuw. Voordien lag hier waarschijnlijk een plavuizenvloer. In het zandbed zijn namelijk resten van plavuizen gevonden.

Een eenduidig voorbeeld van een baksteenvloer als ondergrond voor plavuizen is aangetroffen in de opkamer in het midden-zestiende-eeuwse pand Dijk 78 te Enkhuizen. Hier heeft de enkelvoudige balklaag dusdanig geringe tussenafstanden dat de bakstenen hier rechtstreeks op de hoofdbalken gelegd konden worden. Dunne houten regels vormen een dwarskoppeling tussen de balken. Over de baksteenvloer ligt een dikke laag zand ten behoeve van een bestrating met plavuizen.

Deze voorbeelden doen vermoeden dat de baksteenvloeren op balklagen boven kelders een functie hadden als ondergrond voor vloeren van plavuizen of natuursteenplaten. Voor de aanleg van plavuizenvloeren zijn echter geen bakstenen ondervloeren noodzakelijk. Ook op houten platenvloeren en balklagen met houten vloerdelen werden plavuizenvloeren gelegd.

Het kan dus niet worden uitgesloten dat juist de functie van de kelder als een koele opslagruimte de doorslag gaf bij de keuze van baksteenvloeren. Baksteenvloeren boven kelders zijn immers vergelijkbaar met gewelven, echter veel goedkoper en met een geringere constructiehoogte. In dat geval zijn baksteenvloeren te beschouwen als voorlopers van vloeren met stenen troggewelfjes.

Baksteenvloeren op verdiepingen

Op verdiepingen worden slechts zelden baksteenvloeren gevonden. Dit is wel eens het geval als een pand verhoogd is, zoals bij de voormalige paardenstal van het Hinckaertshuis te Groningen (Oude Kijk-in-'t-Jatstraat 6). Voor de verhoging in 1539 was er sprake van een zoldervloer.

In woonhuizen uit de zestiende en zeventiende eeuw komen overigens wel regelmatig vloeren van geglazuurde plavuizen of natuursteentegels voor. Deze liggen echter vrijwel altijd in een bed van zand of kalkmortel, dat op de houten vloerdelen is aangebracht. Uitzonderingen zijn de Beierse Zaal in Kasteel Woerden en de Minnemastins in Leeuwarden, precies twee voorbeelden van representatieve plavuizenvloeren met een afwerking aan de onderzijde.

Datering

Gelet op het nog altijd geringe aantal voorbeelden vallen er vooralsnog weinig conclusies te trekken over periodisering en datering. Bovendien zijn slechts enkele panden exact gedateerd door middel van dendrochronologisch onderzoek. Wel staat vast dat het merendeel van de baksteenvloeren op zolders in Groningen uit de vijftiende en zestiende eeuw stamt. De Friese voorbeelden stammen uit de vijftiende eeuw (Leeuwarden) en 1500 (Harlingen).

De baksteenvloer in de Groninger Martinitoren is waarschijnlijk aangebracht na de torenbrand van 1577. En voor Schoolstraat 3/5 te Groningen wordt een datering omstreeks 1600 aangehouden. De twee moutvloeren in Delft (Oude Delft 52) en Haarlem (Korte Spaarne 23-31) dateren uit de zestiende en zeventiende eeuw. De baksteenvloer op de zolder van de kerk van Niekerk moet uit 1629 stammen. De getraceerde kelders met baksteenvloeren dateren allemaal uit de zestiende en zeventiende eeuw. Uitzonderlijk is de negentiende-eeuwse datering van het restant van de baksteenvloer in het pakhuis Peperstraat 14 te Groningen (1867). Deze datering staat overigens niet geheel op zich, want ook de ‘brandvrije’ uitbreiding van het woongedeelte van de boerderij Poortweg 1 in Oudeschans stamt uit de negentiende eeuw, vermoedelijk 1854.

Aantallen en spreiding

Tot op heden zijn slechts weinig baksteenvloeren op houten balklagen gevonden en gedocumenteerd. Voor baksteenvloeren op zolders (moutvloeren) is dat merkwaardig, omdat er veel brouwerijen zijn geweest. Bovendien zou men een veel grotere geografische spreiding verwachten. Vermoedelijk zijn echter de meeste moutvloeren opgeruimd nadat ze hun functie hebben verloren. Een baksteenvloer vormt een fors gewicht op de constructie. Bij een herbestemming ligt het daarom voor de hand om de baksteenvloer te verwijderen en door een houten vloer te vervangen. De resterende vloer van moer- en kinderbinten met houten vloerdelen vertoont daarna weinig of geen sporen meer van de baksteenvloer die daar lag.

De opvallende oververtegenwoordiging van de stad Groningen valt mede te verklaren uit het feit dat er na verwijdering van de bakstenen een afwijkende vloerconstructie overblijft, namelijk een enkelvoudige balklaag met ribben in plaats van de gebruikelijke enkelvoudige balklaag. 

Baksteenvloeren boven kelders lijken vooralsnog een Gronings verschijnsel. Het voorbeeld in Enkhuizen wijkt zo sterk af, dat hier welhaast sprake is van een andere typologie. Restanten van bakstenen vloeren worden vaak pas gevonden bij uitvoering van bouwwerkzaamheden, nadat dekvloeren en verlaagde plafonds zijn verwijderd. Helaas worden ze dan vaak alsnog gesloopt, omdat de bijzondere betekenis niet tijdig wordt onderkend, een bouwhistorische begeleiding ontbreekt, of omdat er in het restauratieplan geen rekening mee is gehouden.

Afbeeldingen: 1) Zoldervloer van Schoolstroat 3/5 te Groningen, circa 1600, 2) Balklaag boven de eerste verdieping, de zoldervloer van Schoolstraat 3/5 te Groningen, circa 1600, 3)  Meerkleurige geglazuurde bakstenen vloer in de hal op de eerste etage van het Raadhuis te Vught uit 1939. De bakstenen liggen enkele millimeters verdiept ten opzichte van de koperen tussenstrips, 4) Bakstenen vloer in de kelder van kasteel de Wyenburg te Echteld met daarin het jaartal 1736 en de initialen WB, verwijzend naar het echtpaar Van Wyhe-van Brakell en hun huwelijksjaar  

http://dbnl.org/tekst/kold006over01_01/kold006over01_01_0009.php

Reageren