#OverdeVloer: De vloerconstructie van de Grote Zaal van Kasteel Amerongen

In Kasteel Amerongen verkeren bijna alle vloeren nog in hun oorspronkelijke zeventiende-eeuwse toestand. Het meest representatief en bijzonder is de vloer in de Grote Zaal, waar de noestloze planken zich uitstrekken over de volle lengte van de ruimte en blind zijn vernageld. De vloer is onlangs op unieke wijze gerestaureerd.

De vloerdelen

Na de verwoesting van 1674 is Kasteel Amerongen in 1676 herbouwd. In het herbouwde kasteel bevindt zich op de bel-etage aan de westzijde de Grote Zaal, met een omvang van 12, 93 × 7, 76 meter. Een van de bijzondere aspecten van deze zaal is dat deze is voorzien van vloerdelen met de lengte van de gehele zaal.

De vloer bestaat uit 28 grenen vloerdelen, die een breedte hebben van tussen de 216 mm aan de ene kopse kant en 368 mm aan de andere. De delen zijn enigszins taps van vorm. Het verschil in breedte per plank is nihil tot gering (van 0 tot 45 mm). De dikte van het hout varieert van 29 tot 37 mm. Op een beperkt aantal plaatsen is een dikte tot 45 mm gemeten. Deze grotere dikten vormen een uitzondering op de andere delen, waarvan de marges relatief gering zijn.

De vloerdelen zijn waarschijnlijk geschaafd geweest. Door slijtage zijn hiervan geen sporen meer waar te nemen. Aan de onderzijde zijn zaagsporen traceerbaar. Deze haaks ten opzichte van de zijkanten van de vloerdelen lopende zaagsneden zijn slechts met enige moeite te herkennen. Er is dus sprake van een zorgvuldig uitgevoerde bewerking. Opmerkelijk is dat de grenen delen vrijwel geen noesten bevatten. Slechts een enkele kleine noest is aangetroffen. In de doorsnede van de planken is zichtbaar dat deze een regelmatige opbouw kennen. Het valt op dat de houtnerf zeer donker en vettig is. De planken hebben een rechthoekige doorsnede en zijn niet voorzien van een groef ten behoeve van een losse veer. Hoewel dit voor de verbinding van de individuele planken wel te verwachten zou zijn, is het toepassen van veren tussen de delen niet nodig of zinvol geweest. De vloer ligt namelijk direct boven het keldergewelf, waardoor het doorvallen van stof tussen de planken geen nadelige gevolgen heeft. 

Opvallend is dat de vloerdelen zonder zichtbare verbinding op de balklaag zijn aangebracht. De planken zijn op één uitzondering na niet voorzien van lassen in de lengterichting. Zij strekken zich uit over de volle lengte van de ruimte: maar liefst 12, 93 meter.

Op twee plaatsen zijn onvolkomenheden uit de bouwtijd aangetroffen. In de zuidwesthoek bleek de vijfde plank vanuit de gevel aan de oostzijde een wigvormige aanheling te hebben. Bij de demontage van de vloer werd zichtbaar dat deze aanheling met vier gesmede spijkers tegen de plank was gespijkerd. Deze spijkers waren in de zijkant van de plank aangebracht. Aangezien bij de demontage is gebleken dat de vloerdelen nooit los zijn geweest tussen de bouw in 1680 en 1681 en het moment van demontage in 2006, dateert deze aanheling van de plank dus uit de tijd dat de vloer is gelegd. Vermoedelijk vertoonde een van de planken aan deze zijde één klein gebrek en beschikte men niet over een reserveplank.

Daardoor was men gedwongen de plank te repareren door er een wigvormige herstelling tegen te spijkeren. Dat er geen reserveplank voorhanden was, blijkt overigens ook uit archiefonderzoek (zie hierna). De derde plank vanuit de gevel bleek aan de zuidelijke zijde te zijn aangeheeld. Tijdens de demontage bleek dat dit aangeheelde deel van eigen eikenhouten klossen was voorzien, die deels op een tegen de balk gespijkerde regel waren bevestigd. Deze gegevens, samen met het feit dat de vloer nooit tussentijds is losgehaald, geven aan dat ook het afzonderlijk aanbrengen van het meest zuidelijke deel van deze plank tot de oorspronkelijke bouw van de vloer moet worden gerekend.

Hoewel het dus duidelijk is dat men een vloer met doorgaande vloerdelen wilde leggen, blijkt uit deze twee onvolkomenheden dat men tijdens de uitvoering gedwongen was om enkele concessies te doen. Er waren net niet voldoende geheel gave en smetteloze vloerdelen beschikbaar.

In de vensternissen zijn planken met een overeenkomstige lengte en breedte aangebracht. Deze planken zullen als eerste zijn gelegd, voordat de rest van de planken werd gelegd. Dit valt af te leiden uit de wijze waarop de hele vloer is gelegd (zie hierna).

De levering van de planken

Uit alles blijkt dat we in de Grote Zaal van Kasteel Amerongen te maken hebben met vloerhout van uitzonderlijke kwaliteit. Planken met een lengte van bijna dertien meter die vrijwel vrij zijn van noesten en gebreken zijn zeer zeldzaam. De vraag is waar de bomen stonden die dergelijk hout konden leveren. Dit kon door archiefonderzoek worden opgehelderd. In een in het huisarchief bewaard gebleven brief uit Berlijn, d.d. 9 januari 1680, informeert de bouwheer Godard Adriaan van Reede (1644-1703) naar de kosten van 42 en een halve voet lange delen: ‘Memorie voor mijn Heer Roulé/Omme de moijten te neemen van sich t'informeren in Pruijssen, hoeveel het stuck van de naevolgende deelen ter ptaetse souden kosten, als mede de vracht van daar tot Amsterdam, te weeten 22 stuck Pruijsse deelen sonder noesten off scheuren, maer heel gaeff, yeder langh 42½ voet Rhijnlants, & breet boven op de top off aen t' eijnde een voet Rhijnlants. Item 6 stuck van deselve deugte en breede maar alleen 36 voeten langh. NB de deelen moeten twee Toll dick sijn’.

Gezien de genoemde lengte van 42, 5 voet (13, 34 m) kunnen deze 22 delen alleen maar betrekking hebben op de vloerdelen van de Grote Zaal. Zij overspannen met hun volle lengte de zaal van 12, 93 m. De zes kortere vloerdelen van 36 voet (11, 30 m) waren bestemd om tussen de beide schouwpartijen te leggen. Dit komt bijna geheel overeen met de situatie in de zaal: aan weerszijden van de haardpartijen liggen acht planken en tussen beide haardpartijen elf stuks, dus in totaal zevenentwintig vloerdelen. Het achtentwintigste vloerdeel zal bestemd zijn geweest voor de stukken in de vensternissen. Mogelijk waren op het moment van de bestelling van deze vloerdelen

‘soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is’

de formaten van de twee monumentale schouwen nog niet bekend. Deze werden pas in 1684 geleverd. Dit is wellicht de verklaring waarom men iets meer hout heeft gecalculeerd dan achteraf gezien strikt noodzakelijk was. 

Dat de vloerdelen speciaal op de beste kwaliteit zijn geselecteerd blijkt uit een brief van de heer Roulé, gedateerd op 23 maart 1680. Hierin wordt gesproken over planken uit Koningsbergen: ‘mijn meester timmerman laet alle dagen masten sagen wel 200 stucx om planken van die leijngte als U Ex. tie begeert wanneer een schoon stuc gevonden wort sonder quasten soo soude die voor U Ex. tie weesen bestelt. dat U Ex. tie soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is.’ Deze delen met nog twaalf andere delen worden kort erna naar Amerongen gezonden.

Uit een brief van 4 juni 1680 blijkt dat er veertig vloerdelen in Amsterdam zijn aangekomen. Op 23 juli 1680 schrijft Temminck aan Van Reede dat deze veertig delen de woensdag ervoor (17 juli) naar Amerongen zijn gezonden. Hij was klaarblijkelijk onder de indruk van de vloerdelen, want hij schrijft: ‘Ick hebbe mijn leeven soo groot en dick geen gesien’. Twee weken later, op 3 augustus, zijn de vloerdelen aankomen.  

Bij inspectie bleek de kwaliteit toch tegen te vallen: ‘Wij hebben hier gisteren ontfangen de 40 stux deelen tot het groot salet; Mr Schut en ick hadden vermeijnt datse beter souden geweest sijn, schijnen slecht, hebben veel hertscheuren en quade quasten; wij hebbense luchtig om te droogen met goetvinden van Mevrouw inde nieuwe stal geleijt.’ Opvallend is dat er in deze laatste brief sprake is van 40 vloerdelen in plaats van de 28 stuks waarom eerst gevraagd werd. Dit laatste aantal komt immers vrijwel overeen met het aantal delen dat zich in de Grote Zaal bevindt.

Mogelijk heeft men in Koningsbergen al geconstateerd dat de kwaliteit waarschijnlijk niet aan het verwachtingspatroon van Van Reede zou voldoen. Dit zou de reden kunnen zijn dat men besloten heeft twaalf extra planken aan te schaffen.

Wanneer de vloer uiteindelijk in ‘het groot salet’ is aangebracht is uit de archivalia niet af te leiden. Vermoedelijk heeft men de delen wel enige tijd in de nieuwe stal laten liggen om te kunnen drogen.

Constructieve opzet

De grenen balken van de vloer waarop de vloerdelen liggen, rusten in beide langswanden en worden eveneens ondersteund door gemetselde poeren, die op de gewelven zijn geplaatst. Ter plaatse van de schouwpartijen is een dubbele raveling aangebracht. De wijze waarop deze is uitgevoerd geeft aan dat deze raveling reeds bij de bouw was gepland. Wel heeft men tijdens de uitvoering een wijziging doorgevoerd. De planken van de vloer lopen namelijk deels onder de schouwpartij door, hetgeen aangeeft dat de vloer is gelegd voordat de schouw is geplaatst. Dit wordt gestaafd door de gegevens die uit het archiefonderzoek naar voren zijn gekomen.

Plaatsing van de vloerdelen

De vloerdelen zijn door middel van zwaluwstaartvormige eikenhouten klossen op de balken bevestigd. Deze klossen zijn op de balken gespijkerd en taps uitgevoerd, waardoor het mogelijk is om de vloerdelen over de klossen te schuiven. Hierdoor zijn aan de bovenzijde van de planken geen sporen van bevestiging, zoals spijkers, zichtbaar. Alle klossen zijn gelijkvormig, maar verschillen enigszins in afmetingen. Ter plaatse van de klos zijn de planken voorzien van een sleuf, die als het ware de contramal daarvan vormt. Op elke plank zal men de exacte plaats van de klos hebben afgetekend, waarna deze met twee zaagsneden in de plank is ingezaagd en vervolgens zal het hout tussen beide zaagsneden zijn weggestoken. De tussenliggende ruimte tussen de balken, het keldergewelf en de vloerdelen is opgevuld met resten baksteen, mortel, houtkrullen en houtafval.

Vermoedelijk heeft men dit materiaal mede als isolatie tussen de balken gestort. Bij dit houtafval bevonden zich afgezaagde stukjes hout. Deze sluiten aan op het smallere deel van de klossen en zijn voorzien van één spijkergat. Aangezien de houtstructuur van de klossen en deze afgezaagde delen met elkaar overeenkomen, kan worden geconcludeerd dat deze stukjes hout oorspronkelijk deel hebben uitgemaakt van de op de balken gespijkerde klossen.

De planken zijn - zoals reeds eerder vermeld - niet van veren voorzien. Om het bewegen van de delen ten opzichte van elkaar tegen te gaan heeft men de vloerdelen tussen de balken voorzien van vierkante ijzeren doken met afgeschuinde hoeken. Deze doken zijn vier tot zes centimeter diep in het hout geplaatst. De bovenzijde ervan bevindt zich steeds op ongeveer een centimeter onder de bovenzijde van de plank. De rechthoekige doorsnede van deze doken bedraagt ongeveer 0, 9 tot 1, 0 cm. Na het loshalen van de vloerdelen bleek dat de doken vrijwel allemaal waren aangebracht aan de zijde van de plank die reeds was gelegd. Op grond hiervan kunnen we aannemen dat de doken werden geslagen in de reeds gelegde planken. De plaats van deze doken zal vervolgens op de hiernaast te leggen plank zijn afgetekend en daarna zijn ingeboord. Bij het plaatsen van het volgende vloerdeel kon deze zo over de dook worden geschoven.

Wijze van uitvoering

Hoewel in voltooide toestand de vloer er zeer eenvoudig uitziet (alleen een serie naast elkaar gelegde planken), is het samenstellen van een dergelijke vloer dus aanzienlijk complexer.

De complexiteit wordt nog vergroot door het feit dat de Grote Zaal niet rechthoekig is, maar de vorm heeft van een parallellogram. Dit betekent dat de balken niet haaks onder de vloerdelen liggen, maar onder een hoek. Bovendien bepaalt de schuinte van de ruimte (de noord- en zuidwand) de precieze richting van de langsas van de klossen waar de planken overheen geschoven werden. De planken zijn namelijk exact parallel aan de muur gepositioneerd. De plaats van de klossen moet dus zeer nauwkeurig afgeschreven zijn, zodat alle klossen met dezelfde schuinte geplaatst konden worden. Precisie was vereist, omdat bij een zeer geringe afwijking de planken kiem zouden komen te zitten. Aan de hand van sporen op de planken en balken kan worden afgelezen hoe de klossen op de balken zijn geplaatst. Deze aftekenlijnen zijn met rood krijt op de onderzijde van de planken aangebracht. Hierbij heeft men vermoedelijk eerst de plaats van de balk op de plank afgetekend, door een korte V-vormige aftekening of door de gehele balk af te tekenen.

Mogelijk werd de plank eerst los op zijn plaats gelegd om de plaats van de balk te bepalen. Hoewel de balken globaal gezien parallel aan de korte zijden van de ruimte liggen, zal men zich bij het afschrijven van de schuinte hebben gericht op de korte zijden van het vertrek in plaats van op de balken. Globaal gezien liggen de balken wel evenwijdig aan elkaar, maar niet exact. De richting van de individuele balken kon niet maatgevend zijn. Men moest dus steeds individueel afschrijven.

Na het aftekenen van de balk op de plank is de ruimte bepaald waarbinnen de klos moest worden geplaatst. Men zal de richting ervan exact hebben afgetekend op de onderzijde van de plank.

Mogelijk werd hierbij gebruikgemaakt van een zwaaihaak. De aftekenlijnen bevinden zich op een kleine afstand van de te plaatsen klos en zijn parallel aan elkaar aangebracht. Vervolgens zal men tussen deze belijning de reeds vervaardigde eiken klos hebben gelegd en deze midden tussen de twee genoemde lijnen hebben afgetekend.

In een volgend stadium heeft men de zwaluwstaartvormige uitsparing voor de klos in de plank ingezaagd en uitgehakt. In deze sleuven zal men de eiken klossen hebben geplaatst, die dikker zijn dan noodzakelijk. De bovenzijde van de vloer is echter overal vlak aangelegd. Het hoogteverschil is steeds opgevangen door de dikte van de klos te laten variëren. De klos zal dus voordat hij op de balk werd gespijkerd op de juiste dikte geschaafd zijn. Dit is te zien aan de klossen zelf. Deze zijn namelijk aan de onderzijde (het deel dat op de balk is gespijkerd) voorzien van een glad geschaafd oppervlak, terwijl de bovenzijde en zijkanten een ruwer oppervlak hebben. Vermoedelijk heeft men de plank ondersteboven tegen de reeds gelegde balk gelegd, waarna men de klossen zover afschaafde dat de bovenzijde (de uiteindelijke onderzijde) gelijk kwam te liggen met de reeds gelegde plank. Door deze wijze van construeren rusten de vloerdelen dus niet rechtstreeks op de balk, maar op de eikenhouten klossen.

Op een paar plaatsen bleek dat de planken dermate dik zijn dat het niet mogelijk is om het verschil in de dikte van de klos op te vangen. Op deze plaatsen heeft men ter plaatse van de balk een deel van de plank weggehakt om zodoende voldoende ruimte te creëren.

Na deze voorbereidende werkzaamheden werd de plank, waarbij de klossen reeds in de sleuven waren geschoven, op zijn plaats gelegd. De plank met klossen sloot daarbij strak aan bij de reeds gelegde plank. Aan de andere zijde van de plank staken de klossen ongeveer tien centimeter uit. Het uitstekende deel van de klos werd vervolgens met één spijker op de balk vastgezet. Vervolgens zal de plank ruim een centimeter teruggeschoven zijn en werd aan de andere zijde de klos met twee spijkers vastgezet. Deze spijkers bevinden zich aan de rand van de klos.

Vermoedelijk werd de plank slechts zeer minimaal verschoven, om verschuiving van de klos te voorkomen. Met het aanbrengen van deze twee spijkers werd de klos exact op de juiste plaats gefixeerd en kon de plank in zijn geheel worden weggeschoven. Op dat moment konden de overige spijkers in de klos worden geslagen.

Deze wijze van aanbrengen zal noodzakelijk zijn geweest, omdat het vastspijkeren op de afgetekende plaats kleine verschuivingen in de plaats van de klos tot gevolg kon hebben, waardoor de plank niet meer over de klossen geschoven kon worden.

Vermoedelijk heeft men vervolgens de ijzeren doken in de reeds gelegde planken geslagen. Nadat dat gebeurd was, werd de plank weer over de klossen heen geschoven tegen de reeds aangebrachte doken aan en werd de plaats van de doken op de plank afgetekend. Daarna zal de plank weer zijn losgehaald om de gaten voor de doken te boren, en vervolgens werd de plank definitief op zijn plaats gelegd. De volgende actie was het uitstekende deel van de eiken klos af te zagen en daarbij was het proces van het leggen van een plank voltooid en kon op dezelfde wijze de volgende plank worden gelegd.

In de Grote Zaal zijn de planken vanuit de twee langszijden gelegd. De middelste plank (genummerd 13) is als laatste gelegd. Voor deze laatste plank moest een afwijkende methode worden bedacht, omdat de ruimte ontbrak om de plank over de klossen te kunnen schuiven. Hiervoor werd een klos toegepast die aan één zijde als zwaluwstaart was uitgevoerd en aan de andere zijde recht. Hierdoor was het mogelijk om de plank zijdelings over de klos te schuiven. Echter, hoe de klos precies werd bevestigd is niet bekend. Het was immers onmogelijk om de plaats van de klos af te tekenen. Mogelijk werd de aftekening voorbereid voordat de laatste ‘normale’ plank werd gelegd. Namelijk, nog voordat de beide flankerende planken werden gelegd kon de plaats van de klos met de vereiste nauwkeurigheid worden afgetekend. Op het moment dat de plaats was afgetekend konden de beide andere planken worden gelegd en daarna konden de klossen voor de laatste plank worden vastgespijkerd.

Conclusie

De oorspronkelijke zeventiende-eeuwse houten vloeren in Kasteel Amerongen vormen gezamenlijk een staalkaart van verschillende soorten vloeren en hun constructie. In de representatieve ruimten blijkt veel meer zorg aan de vloeren te zijn besteed dan bij minder belangrijke vertrekken, zowel wat toegepaste materialen betreft als de constructie. De vloeren op de bel-etage zijn samengesteld uit speciaal uitgezocht bouwmateriaal en de wijze van construeren weerspiegelt de status van de vertrekken. Op de eerste verdieping zijn de vloeren eveneens zorgvuldig uitgevoerd, echter met een lager afwerkingsniveau dan op de bel-etage. Op de tweede verdieping en op de zolder is de afwerking van de vloeren relatief eenvoudig. Het hoogste afwerkingsniveau kent de Grote Zaal, met vloerdelen zonder gebreken met een lengte van bijna dertien meter. Op 23 maart 1680 werd Van Reede vanuit Koningsbergen bericht dat hij ‘soo schoonen vlour sal hebben als in Hollandt noijt gesien is’. Gezien de kwaliteit kan de vloer van de zaal zeker tot de mooiste en beste zeventiende-eeuwse vloeren van Nederland worden gerekend.

Helaas worden historische vloeren vaak ondergewaardeerd. Dat dit onterecht is, blijkt in dit geval uit de correspondentie tijdens de bouw. Er werd erg veel belang gehecht aan de kwaliteit van het hout en de uitvoering van de vloer. Samen met het plafond en de beide schouwen vormt de vloer de ‘drager’ van de cultuurhistorische waarde van het vertrek.

De voltooiing van het meest representatieve vertrek van Kasteel Amerongen zal waarschijnlijk pas in 1684 hebben plaatsgevonden en heeft een periode van acht jaar in beslag genomen. De kap was namelijk in 1676 al voltooid en in 1680 was het vloerhout reeds aangeschaft.

Dat de hierboven omschreven werkwijze daadwerkelijk uitvoerbaar is, bleek tijdens de recente restauratie, toen de vloer na herstel van onder meer de balkkoppen volgens de authentieke constructiemethode is teruggelegd. Bij deze restauratie zijn de nieuwe eikenhouten klossen op dezelfde wijze bevestigd als bij de bouw is gedaan. Daarbij zijn voor zover mogelijk de oude nagels hergebruikt.

Afbeeldingen: 1) Plattegrond van het vertrek BOS met de vloerconstructie. In grijs zijn de plaatsen aangegeven waar afwijkingen zijn geconstateerd: in de zuidwesthoek twee aanpassingen uit de bouwtijd en in de noordwesthoek een reparatie uit de twintigste eeuw, 2) Plattegrond van de bel-etage met ruimtenummers. Ruimte B08 is de Grote Zaal, opmeting Van Hoogevest Architecten, 3) Overzicht van de zaal (BO8) naar het noorden, met de vloer voor de werkzaamheden, 4) De vloer bij het begin van de demontage van de vloerdelen. Onder de vloer is de vulling zichtbaar. die bestaat uit enig bouwafval en hoofdzakelijk uit houtkrullen Tussen de houtkrullen werden de afgezaagde delen van de eiken klossen aangetroffen. De vloerdelen zijn bij de restauratie losgemaakt door middel van een groot aantal wiggen, die voorzichtig werden vastgeslagen in de naad tussen twee vloerdelen.

http://dbnl.org/tekst/kold006over01_01/kold006over01_01_0010.php   

Reageren