#OverdeVloer: Vloer in de maak, de productie van plavuizen in de late middeleeuwen

Van de productie van plavuizen in de Nederlanden is archeologisch weinig middeleeuwen bekend. De enige goed gedocumenteerde plaats waar in ons land in de middeleeuwen plavuizen werden vervaardigd is de Bemuurde Weerd te Utrecht. Daar werden tussen 1275 en 1350 verschillende typen versierde plavuizen gemaakt. De gehanteerde methoden en toegepaste motieven werden overgenomen uit onder andere Vlaanderen en Essex.

Een groot keramisch productiecentrum

Bij archeologisch en bouwhistorisch onderzoek worden veelvuldig plavuizen vloeren aangetroffen, vooral in steden. In Engeland zijn verschillende plavuizenovens gevonden en ook in Duitsland is een en ander aangetroffen. In België zijn bij Andenne tussen het pottenbakkersafval enkele misbaksels van laat-dertiende-eeuwse versierde plavuisjes gevonden en in Ronse zijn ovens opgegraven, zonder misbaksels erbij. Voor Friesland zijn er goede redenen om aan te nemen dat ook daar plavuizen zijn gemaakt, maar een productieplaats is er nog niet getraceerd.

In Nederland is de enige echt goede archeologische bron een plavuizenoven aan de Bemuurde Weerd te Utrecht. In deze noordelijke voorstad is in 1984 een deel van een groot keramisch productiecentrum van tussen 1275 en 1350 opgegraven. Het deel van dit productiecentrum dat betrekking heeft op de productie van versierde en geglazuurde plavuizen zal hier nader worden bekeken. Aanvullend zuilen op basis van vooral historische gegevens nog enige lijnen worden geschetst over de productie na 1350.

De bemuurde weerd

Op het onderzochte terrein aan de Utrechtse Bemuurde Weerd zijn vijf keramische ateliers naast elkaar gevonden. Uit eerdere vondsten op andere plaatsen aan de Bemuurde Weerd en uit historische bronnen is af te leiden dat hier minimaal negen verschillende ateliers geweest moeten zijn.

Deze ateliers zijn getraceerd op basis van de oude perceelsgrenzen, de spreiding van de ovens en de verschillen tussen de aardewerktypen in de afvalkuilen. De vijf opgegraven bedrijven hadden allen minimaal één oven op hun terrein, naast een wisselend aantal kuilen met pottenbakkersafval. Deze kuilen bleken voor een belangrijk deel rechthoekig van vorm en recht ingegraven. Blijkbaar waren de kuilen eerst voorde winning van klei, afgezet door Rijn of Vecht, gegraven en vervolgens als stortkuil van misbaksels benut. De ovens verschilden, voor zover herkenbaar, wat vorm betreft van elkaar. Alle ovens lagen op een min of meer gelijke afstand achter de huizen, die langs de - hier gegraven - Vecht staan. Op basis van de archeologische vondsten is verder weinig over de inrichting van de erven te zeggen. Wel kan op basis van de omvang van de percelen en de ovens geconstateerd worden dat het vrij kleine bedrijven betrof, die gemakkelijk door een gezin of kleine familie gerund konden worden.

Een oven voor versierde plavuizen

Strikt genomen is de benaming plavuizenoven voor de opgegraven oven niet correct. In deze oven werden namelijk niet alleen plavuizen gebakken, maar ook daktegels en aardewerk. Binnen het opgegraven terrein is dit echter de enige oven waarin plavuizen zijn gebakken. Iets noordelijker zijn ook wel afvalkuilen met plavuizen en daktegels gevonden, maar daar zijn geen ovens getraceerd. De plavuizenoven meet 3,5 bij 2,2 meter, met een steensdikke wand van circa dertig centimeter.

De binnenruimte bestaat uit een stookruimte die overspannen wordt door zeven halfsteensbogen met vijftien centimeter tussenruimte. De zwikken zijn opgevuld met baksteen. De stookruimte was door een stookmond verbonden met de aan de oostzijde liggende stookkuil. De stookkuil diende om de oven, min of meer beschermd, te kunnen stoken. Van een eventuele bovenzijde van deze oven is niets teruggevonden. Hoe deze er precies heeft uitgezien is mogelijk af te leiden van een vergelijkbare oven met een stenen sluiting in Ronse in België.

Om te voorkomen dat de plavuizen tijdens het bakproces aan elkaar zouden bakken werden de plavuizen in de oven op hun kant gestapeld, zodanig dat de geglazuurde zijde zo veel mogelijk vrij stond van de andere plavuizen. Bij de ovens zijn misbaksels van eindproducten aangetroffen, evenals halffabricaten, dat wil zeggen meestal versierde, maar nog niet geglazuurde plavuizen.

De capaciteit van één bakgang van de plavuizenoven uit de Bemuurde Weerd komt, op basis van de meest voorkomende plavuizen van 17 bij 17 cm, op een maximum aantal van circa 2.240 plavuizen per bakgang. Dat is bijna vijfenzestig vierkante meter aan plavuizen. Deze capaciteit zal voor de meeste in woonhuizen gelegde vloeren voldoende zijn geweest. Zo waren de aan de Mariaplaats te Utrecht aangetroffen vloeren tussen de negenenveertig en zestig vierkante meter groot. In één bakgang konden dus de plavuizen voor de vloer van een woonhuis gebakken worden. Voor grotere vloeren, zoals die van de Domkerk, was dit met deze oven niet in één enkele bakgang mogelijk.

Of de plavuizen alleen op bestelling werden gemaakt, of dat er ook continu werd geproduceerd voor andere steden of voor de export is lastig te beoordelen. Gezien de beperkte omvang van de oven lijkt het produceren op bestelling het meest aannemelijk. De bij dit atelier gevonden misbaksels van daktegels en aardewerk zouden kunnen wijzen op mogelijk ‘stopwerk’ in perioden van weinig opdrachten voor plavuizen.

Het vormen en versieren van plavuizen

Verreweg de meeste aangetroffen misbaksels van plavuizen die op de Bemuurde Weerd zijn opgegraven betreffen misbaksels van monochroom versierde plavuizen, versierd met één kleur en afgedekt met glazuur. Daarna volgt het slibversierde materiaal, waarbij slibversieringen op de plavuis zijn aangebracht. Als kleinste groep volgen de tingeglazuurde exemplaren, waarvan maar enkele misbaksels zijn gevonden. Reliëfplavuizen die, hoewel zeldzaam, eveneens in dit tijdvak voorkwamen zijn niet uit de Bemuurde Weerd bekend. De verhouding tussen de tegelsoorten bij het afval komt min of meer overeen met die van de in Utrecht getraceerde plavuizenvloeren. Zo zijn aan de Mariaplaats geen tingeglazuurde, nauwelijks slibversierde en zeer veel monochroom versierde plavuizen gevonden. Uit de vloeren van Janskerkhof 16 en de Domkerk zijn wel veel meer slibversierde maar ook tingeglazuurde plavuizen bekend.

Zoals gezegd komen de monochroom gekleurde plavuizen het vaakst voor. Deze plavuizen zijn relatief eenvoudig te maken en vormen de basis voor mozaïekvloeren. Bij de productie werd een mal van circa 17, 5 bij 17, 5 cm met klei gevuld. Na het uit de mal kloppen van de klei werden de randen van het product langs een pasvorm afgestoken. Dit gebeurde met een breed mes, waarmee de overtollige klei als het ware werd losgedrukt. Vervolgens werden de kleitabletten gedroogd. Wanneer deze halffabricaten voor het bakken alleen werden voorzien van loodglazuur, dan verkreeg men na een oxiderend bakproces een rode plavuis. Door de toevoeging van koperoxide aan het glazuur op het halffabricaat kregen de plavuizen een vrijwel zwart oppervlak. Als men voor het glazuren een witte sliblaag aanbracht, werd de plavuis na het oxiderend bakken geel. Door het toevoegen van koper in het glazuur op de witte sliblaag werd een lichtgroen effect verkregen. Plavuizen in verschillende maten verkreeg men door de grote, nog ongebakken plavuis met een mes tot halverwege de dikte in te snijden. Na het bakken kon men ze langs deze ritslijnen breken. Door verschillende ritspatronen toe te passen verkreeg men vierkante, rechthoekige en driehoekige plavuisjes. Hoewel in principe iedere afmeting te maken was, blijken de afmetingen wel gestandaardiseerd te zijn. Ook werden soms namaak ritslijnen getrokken om in een gelegde vloer een zeer fijn patroon te suggereren.

Het tweede plavuistype dat in de Bemuurde Weerd is gemaakt is de slibversierde. Dit zijn rood gebakken exemplaren met een geel versieringsmotief. Om deze plavuizen te maken werd in de nog weke klei een stempel gedrukt met de gewenste versiering.

Het hierdoor ontstane ondiepe reliëf werd vervolgens met een papje van witte slibklei opgevuld. Na het drogen hiervan werd de plavuis geschraapt om het overtollige slib te verwijderen. Het eindresultaat na het bakken en glazuren was een rode plavuis met daarin een gele afbeelding. Ook de slibversierde plavuizen werden gemaakt op basis van het ‘standaardformaat’ van 17, 5 bij 17, 5 cm en soms in kleinere formaten opgedeeld. Zij werden ook gemaakt in het formaat 11 bij 11 cm, en - voor zover dat uit de misbaksels afgeleid kan worden - zeer uitzonderlijk in de maat van 15 bij 15 cm.

Het derde en laatste bij deze oven opgegraven type is de tingeglazuurde plavuis. Dit soort plavuizen werd eerst gebakken en vervolgens met een laag tinglazuur bedekt, gedroogd, beschilderd en daarna nogmaals in de oven gebakken om het glazuur te laten smelten en de schildering vast te branden.

Grenzeloze plavuizen

Aan de Utrechtse Bemuurde Weerd is dus een grote verscheidenheid aan plavuizen geproduceerd, zowel voor wat betreft versieringsmotieven, als toegepaste technieken. Deze producten passen echter allemaal in het grotere Europese kader.

De beïnvloeding van elders is duidelijk te zien bij de tingeglazuurde plavuizen. Uit onderzoek is gebleken dat de techniek voor het maken van dit soort plavuizen vanuit het zuiden, via Frankrijk en de Belgische kust in het begin van de veertiende eeuw in Utrecht arriveerde. 

Het is mogelijk dat een Utrechter deze versieringswijze in het zuiden heeft geleerd, maar het is ook denkbaar dat een gespecialiseerde vakman uit den vreemde zich in Utrecht heeft gevestigd. Op basis van alle getraceerde tingeglazuurde plavuizen is af te leiden dat deze techniek binnen het huidige Nederlandse grondgebied slechts korte tijd in de mode is geweest. Mogelijk wijst dat op het werk van één generatie die het tinglazuren in Utrecht heeft uitgevoerd of van een vakman die korte tijd in Utrecht werkte. Van een langdurige lokale traditie is in ieder geval geen sprake. Gezien de beperkte hoeveelheid geproduceerde tingeglazuurde plavuizen die gevonden zijn in vergelijking tot de slibversierde en helemaal tot de monochroom gekleurde plavuizen, mag worden aangenomen dat er slechts een enkeling, mogelijk projectmatig, dit werk in Utrecht heeft uitgevoerd. De afzetmarkt lijkt beperkt te zijn geweest. Opmerkelijk is wel dat misbaksels van deze exclusieve plavuizen bij twee verschillende ateliers aan de Bemuurde Weerd zijn gevonden. Hier is echter onduidelijk wat het verband tussen beide ateliers is. Waren beide ateliers in bezit van dezelfde eigenaar, bood een plavuizenmaker zijn diensten bij verschillende ateliers aan, of was er sprake van een familierelatie van de eigenaren van beide ateliers?

Hoewel aangenomen kan worden dat het rondtrekken van ambachtslieden in de middeleeuwen veelvuldig voorkwam, kan dit op archeologische gronden zelden worden bewezen. Aan de hand van enkele bijzondere slibversierde plavuizen die ook in Utrecht zijn gemaakt is dit echter wel hard te maken. In het tweede claustrale huis van de immuniteit van Sint Marie te Utrecht is een vloer gevonden met daarin een aantal zeer fraai versierde plavuizen.

Door het patroon op de individuele plavuizen van 15 bij 15 cm is bij het leggen van de plavuizen in een vierkant - in dit geval van vierenzestig plavuizen - een doorlopend motief ontstaan. Binnen het doorlopende patroon staan op de plavuizen onder andere wapenschilden. Bij nader onderzoek bleken in Engeland identieke plavuizen gevonden te zijn in Pleshey Castle (West Essex).

Daar zijn tevens enkele misbaksels opgegraven, waaruit kan worden afgeleid dat de plavuizen daar in de buurt zijn gemaakt. In de Utrechtse vloer met deze slibversierde plavuizen bevond zich ook een groot aantal plavuizen waarvan het aantoonbaar vaststaat dat deze in Utrecht zijn vervaardigd. Het was dan ook de vraag waar deze slibversierde plavuizen zijn gemaakt, in Utrecht, dan wel in Essex.

Het baksel van de plavuizen bleek uitsluitsel te bieden. De in Pleshey Castle gevonden plavuizen zijn van een geheel andere klei gemaakt dan de in Utrecht gangbare rivierklei. De misbaksels uit de Bemuurde Weerd en de plavuizen uit de vloer aan de Mariaplaats bleken wel van hetzelfde materiaai te zijn gemaakt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat alle plavuizen uit de vloer van het claustrale huis in een van de ateliers aan de Bemuurde Weerd moeten zijn gemaakt.

Bij de hierop volgende zorgvuldig analyse van alle misbaksels opgegraven op de Bemuurde Weerd bleek dat daar inderdaad plavuizen zijn geproduceerd die wat vorm en versiering betreft identiek zijn aan de in Pleshey Castle gevonden exemplaren (afb. 8). De patronen bleken tot in groot detail gelijk te zijn. De gelijkenis is zelfs dusdanig groot dat dit alleen verklaard kan worden door het gebruik van dezelfde stempel of mal, zowel voor de Engelse als Utrechtse plavuizen.

Door de aanwezigheid van het Engelse familiewapen en de in dat land oudere en meer verspreide traditie van het decoreren van plavuizen is de meest voor de hand liggende conclusie dat de producent eerst in Engeland voor Plesley Castle de benodigde plavuizen heeft gemaakt en later naar Utrecht is gekomen. Hoewel in theorie alleen de stempels de overtocht hoeven te hebben gemaakt, bijvoorbeeld via een handelaar, is het veel aannemelijker dat de plavuizenmaker zich in Utrecht heeft gevestigd. De chronologie staat in ieder geval vast en is tamelijk nauwkeurig te dateren. De plavuizen uit Pleshey Castle blijken namelijk kort voor, of in 1314 te zijn gemaakt, terwijl de productie van dit type plavuizen in Utrecht van na die tijd dateert en omstreeks 1350 is gestopt. Overigens zijn ook buiten Utrecht exemplaren van deze ‘Engelse’ plavuizen gevonden, te weten in Heukelum, maar vooral ook in enkele Friese kerken.

Latere productie

Zoals eerder gemeld zijn er behalve uit het pottenbakkerscentrum aan de Bemuurde Weerd nauwelijks enige andere archeologische gegevens van het bakken van plavuizen in ons land bekend. Alleen in Deventer zijn enkele weggegooide misbaksels opgegraven. Wel zijn er volop gegevens beschikbaar uit de gebruikerscontext. Uit archeologische en bouwhistorische data van na 1350 zijn er vele vloeren bekend. Ook op laatmiddeleeuwse en met name vijftiende-eeuwse miniaturen zijn verschillende geelzwarte mozaïekvloeren van effen plavuizen te zien, vooral in dambord- en zigzagpatronen. Ook uit schriftelijke bronnen is er wel het een en ander over de productie van plavuizen bekend.

Deze bronnen dateren echter allemaal uit de periode nadat de productie in de Bemuurde Weerd is gestopt. Die historisch bekende plavuizenproductie na 1350 is - in tegenstelling tot de ateliers aan de Bemuurde Weerd - telkens gekoppeld aan steen- en pannenbakkerijen, dan wel wordt het maken van plavuizen afzonderlijk genoemd. Ook in Deventer werden de daar gestorte misbaksels tussen het afval van steenbakkerijen gevonden. In de context van steenbakkerijen zal de productie van plavuizen, gezien de aard van deze bedrijven, meer gericht zijn geweest op de productie van grote aantallen dan op het produceren van fraai versierde tegels. Uit de stadsrekeningen van Arnhem blijkt dat een oven in die stad in 1354 15.000 plavuizen en 5.000 stenen kon bevatten, of alleen 13.000 stenen.

Omgerekend zouden dat in één bakgang ongeveer 25.000 plavuizen zijn. In 1366 waren het zelfs ongeveer 55.000 stuks. Dat is heel wat anders dan het bescheiden aantal van circa 2.240 stuks dat in het oventje aan de Bemuurde Weerd gebakken kon worden. Het versieren van de plavuizen was in Arnhem waarschijnlijk niet, of in veel mindere mate aan de orde.

De hierboven geschetste scheiding tussen de productie van versierde en onversierde plavuizen zal wat context, aantallen en wijze van productie betreft grotendeels wel kloppen. De fasering hiervan ligt waarschijnlijk veel genuanceerder: voor 1350 was er namelijk parallel aan de relatief kleinschalige productie van de versierde plavuizen ook nog de productie van ongeglazuurde en geheel onversierde plavuizen. Die plavuizen zijn tenminste op talloze plaatsen in vloeren teruggevonden. Blijkbaar was de productie van deze onversierde plavuizen niet geassocieerd met pottenbakkerijen. Zij moeten dus elders zijn gemaakt. Na 1350 zijn er bovendien naast het geglazuurde rode plavuistype ook geglazuurde rode, zwarte en gele plavuizen gemaakt. Van deze beide typen is echter geen goed onderzochte productieplaats bekend, waardoor het voorlopig gissen blijft waar deze bedrijven gevestigd waren en wat de omvang ervan was.

Afbeeldingen: 1) ‘Engelse’ plavuis gevonden aan de Mariaplaats te Utrecht, 2) Reconstructie door P. van Hout van de plavuizenoven uit de Bemuurde Weerd te Utrecht, 3) Deel van één van de vloeren aan de Mariaplaats te Utrecht. Deze van oorsprong ‘Engelse’ plavuizen zijn in Utrecht gemaakt, 4) Vloer van in rode en gesmoorde tegels gelegd patroon in de Mariënburgkapel te Nijmegen. Deze archaïsche vloer is een restauratieproduct uit de twintigste eeuw.        

http://dbnl.org/tekst/kold006over01_01/kold006over01_01_0006.php

 

 

Reageren