Vallen en opstaan van onze democratie

Op 12 september 2012 gingen we voor de zesde keer in tien jaar naar de stembus. Sinds 1998 zat geen enkel kabinet zijn volledige mandaat van vier jaar uit. Is dat een teken dat er iets mis is met onze zo vanzelfsprekend geachte democratie? Nee, het is eerder een aanwijzing dat de werking van onze democratie omstreden is. Maar dat is nooit anders geweest.

Binnenkort kiezen we weer 150 volksvertegenwoordigers om een nieuw parlement te vormen. Een parlement controleert de uitvoerende macht, de regering, en heeft in principe over alles het laatste woord. Als er geen meerderheid in het parlement is voor een maatregel, gebeurt het ook niet. Verkiezingen en regeringsvorming verlopen in elk land een beetje anders, maar het principe is bijna heilig. Landen met een krachtig functionerende parlementaire democratie zijn daar trots op. Ze zijn vaak niet te beroerd om ondemocratische landen streng te berispen.

Na de val van het communisme in 1989 democratiseerde ook Oost-Europa in hoog tempo. Sindsdien bestaat er geen geloofwaardige ideologische rivaal meer voor de parlementaire democratie. Veel landen hebben hun geschiedenis van onderdrukking achter zich gelaten. Het pad naar het democratisch Utopia, dat ooit met de Franse revolutie werd ingezet, is bijna voltooid. De geschiedenis van de democratie lijkt een prachtig succesverhaal. Maar dat is het niet. Democratie ‘hoort’ helemaal niet bij Europa of bij Nederland.

Op sterven na dood

In de vorige eeuw is de democratie met vallen en opstaan voort gekrabbeld en is er heel wat afgeëxperimenteerd. Op veel momenten was de democratie op sterven na dood. Zo bekeken is het eerder een wonder dan een vanzelfsprekendheid dat we binnenkort weer naar de stembus mogen.

Na de Eerste Wereldoorlog waren de drie grootste Europese monarchieën, Tsaristisch RuslandOostenrijk-Hongarije en het Duitse Keizerrijk, door interne revoluties omgevallen. Met uitzondering van het communistische Rusland kregen deze landen en de vele nieuwe republiekjes waarin ze uiteen waren gevallen een democratische grondwet. Democratie in alle Europese staten leek de enige garantie dat er geen nieuwe oorlog zou komen.

Maar al snel werd die democratie een ‘verlaten tempel’, zoals historicus Mark Mazower het in zijn boek Duister Continent. De Europese twintigste eeuw treffend verwoord. Tijdens het interbellum werd voor veel Europeanen duidelijk dat de trage, tandeloze parlementaire democratie machteloos stond tegenover de diepe economische crisis en de andere moeilijkheden van die tijd.

Ook in Nederland lonkten alternatieven voor de parlementaire democratie. Vol bewondering keken politici en burgers in ons door crisis geplaagde land naar de communistische Sovjet-Unie. Door (gedwongen) collectivisatie en Stalins vijfjarenplannen bestond werkloosheid niet meer en industrialiseerde het straatarme land in rap tempo. Italië, waar sinds 1922 de fascistische dictator Benito Mussolini de macht had en de democratie was afgeschaft, had een zelfde soort magische aantrekkingskracht.

Antidemocratisch geflirt

Antidemocratische bewegingen als de NSB kregen veel aanhang, maar Nederland is tot aan de Duitse bezetting in 1940 altijd een democratische staat gebleven. Toch is er ook in Nederland op hoog niveau geflirt met antidemocratische stromingen. Van Hendrikus Colijn, premier van Nederland tussen 1933 en 1939, is bekend dat hij geen groot fan van democratie was.

Colijn bezocht in 1928 het Italië van Mussolini. Na terugkomst schreef hij in de partijkrant van zijn Anti-Revolutionaire Partij (ARP): “Het individualistisch-liberalistisch stelsel heeft zijn beste tijd gehad. Men heeft alle reden om te zoeken naar alternatieven.” De emancipatie van de arbeidersklasse en het opkomende socialisme baarde Colijn zorgen. “Als het fascisme werkt, heeft Mussolini een geniaal alternatief (voor de klassenstrijd) gevonden.”

Hoewel de ARP zich altijd aan de democratische spelregels heeft gehouden stonden veel mannen in de top, waaronder Colijn, duidelijk open voor alternatieven. Tijdens de formatie van een crisiskabinet in 1939 zei Colijn binnenskamers tegen zijn beoogde minister van buitenlandse zaken De Graeff dat als het kabinet zou vallen de weg vrij zou zijn voor het nationaal-socialisme. “Mits onder de juiste leiding, zou het te proberen zijn”, voegde hij daar aan toe.

‘Beginselen die de onze niet zijn’

In juni 1940, dus nadat het Duitse leger Nederland bezet had, bracht Colijn een brochure uit met de titel ‘Op de grens van twee werelden’. Daarin laat hij nogmaals zijn afkeer van de democratie blijken en spreekt hij hoop uit dat de bezetting het begin van een nieuw tijdperk wordt. Omdat Colijn dan al een jaar premier-af is, kon hij opener dan ooit zijn over zijn gedachten.

In het openbaar nam Colijn altijd keurig afstand van het nationaal-socialisme. Van de gewelddadige aard ervan of het antisemitisme moest hij niets hebben. Maar volgens Colijn had voor de democratie het laatste uur geslagen. In zijn brochure schrijft hij dat de democratie ‘doodziek en definitief failliet’ was. ‘In het algemeen werd de moderne democratie gedragen door beginselen, die de onze niet zijn.’

‘Op de grens van twee werelden’ maakte Colijn tot een van de meest omstreden Nederlandse staatsmannen uit de recente geschiedenis. Veel politici namen afstand van de brochure. Maar dat was meer omdat hij de Duitse bezetting leek te accepteren dan vanwege zijn opvattingen over democratie.

Slechtste regeringsvorm

Tegenwoordig stelt geen enkele politicus de democratische principes ter discussie. Zelfs de soms fel tegen de politiek agerende Geert Wilders laat zich nooit antidemocratisch uit. In Europa stellen alleen marginale extreem rechtse of linkse partijen nog voor de democratie af te schaffen. Sinds de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog is het democratisch besef zo sterk dat een politicus die de democratie ter discussie stelt, niet serieus genomen wordt.

Democratie kent veel varianten. Neem alleen al het verschil waarop wij in Nederland een regering vormen en hoe de presidentsverkiezingen in Amerika gaan. Geen democratische variant is perfect of onomstreden. In Nederland blijkt dit alleen al uit het feit dat we de laatste jaren steeds vaker naar de stembus moeten. De Britse premier Winston Churchill verwoordde het kort na de Tweede Wereldoorlog zo:

“Vele regeringsvormen zijn uitgeprobeerd en zullen nog worden uitgeprobeerd in deze wereld van zonde en onheil. Niemand beweert dat democratie perfect is of het allerverstandigste. Sterker nog, er is wel gesteld dat democratie de slechtste regeringsvorm is, behalve alle andere vormen die van tijd tot tijd zijn uitgeprobeerd.”

Nu stond Churchill nooit bekend als een grote democraat en moet deze uitspraak gezien worden tegen de achtergrond van de oorlog, maar in essentie had hij misschien wel gelijk. Democratie werkt niet altijd even optimaal en moet dan ook regelmatig aangepast worden aan de wensen van de tijdgeest, maar iets beters is nu eenmaal niet voor handen. In ruil voor een stabiele samenleving doen we het er maar mee.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Kennislink. http://www.kennislink.nl/publicaties/omstreden-democratie

Tags

Reageren