Waterloo Veteranen - Brief van majoor Seitz aan generaal DuPont Augustus 1815

Aangezien het mij, volgens de mondelingsche verhaalen van sommige der geblesseerde soldaten van mijn onderhebbend ba­tailjon welke bij de jongstleden affaire zijn tegenwoordig geweest, ten duidelijkste gebleken is, dat den treinsoldaat, bij de gelegenheid eenen charge der kavalerie, zich aan de gevolgen derzelve, zonder eenige tegenstand te kunnen bieden, moet exponeeren; het volgend voorbeeld strekke ten bewijs.

Bij eene charge door de fransche lanciers op onze troepen in de laatste veldtogt gemaakt gebeurde het dat een lancier, de voorrijder van een kaisson, vijf sabelhouwen toebracht, zonder dat de middel of agter rijder zich in staat bevonden hem zulks te beletten, maar integendeel geduldig het ogenblik moesten afwagten waarop het den lancier mogt behagen hun op eene gelij­ke wijze te behandelen, het geen dan ook het gevolg was; de middelrijder ontving ogenblikkelijk daarna drie sabel­houwen, en de agterrijder een steek met de lans door de lin­kerarm. Al het geen waarschijnlijk niet zoude geschied zijn, indien voor, middel en agterrijder van pistolen waren voorzien geweest, en het is te vermoeden dat, in dat geval den lancier moeilijk zoude zijn teruggekeerd.

Zo neem ik eerbiedigst de vrijheid Uwe Excellentie voorte­dragen om de treinsoldaten in 't vervolg met pistolen te doen wapenen.

Het is buiten dien natuurlijk, en het verlicht oordeel van Uwe Excellentie zal hierin ten volle bewilligen, dat het een belangrijk but (sic!) van de zijde van den vijand is, wanneer hij bij eene charge zo ver kan doordringen, dat hij zich in staat bevind om de bespanningen van het materieel der artille­rie buiten effect te stellen, en gevolglijk alle pogingen op den treinsoldaat aanwend.

                                   De major, kommanderende het bataillon treinsoldaten van Linie.

                                                                                                          (get.) D. Seitz                           

Tags

Reageren