Waterloo Veteranen - Fragment uit het dagboek van Kapitein Rochell (19e Nationale Militie)
Het zal nu omstreeks 7 uur des avonds geweest zijn, met afwisselend geluk was gestreden, de kans was nog hagchelijk, de maarschalk Ney rukt met 4 bat(alj)ons der oude garde aan! Daar komt een Engelsche aide camp voor Lord Wellington aan onzen brigade com(mandan)t de order brengen om met de drie eerste bat(alj)ons der brigade voorwaarts te rukken, hetgeen terstond ten uitvoer wordt gebracht.
Een oogenblik daarna, komt onze divisiegeneraal, de dappere Chassé, bij ons, hij ziet, dat Ney op ons aanrukt met de oude garde en stelt zich aan het hoofd der 3 andere bat(aljo)ns; waartoe ook het onze behoorde. Met een luid vreugde gejuich en onder een daverend hoerach! wordt hij ontvangen, hij trekt zijne sabel en onder het slaan der stormmarsch rukten wij vooruit en hebben aldra onze 3 voorste bat(alj)ons ingehaald. In hetzelfde oogenblik echter geraakte een eng(els)e divisie, die naast ons stond aan het wankelen, eene brigade Brunswijkers even eens, dit bracht eenige verwarring in onze colonne te weeg, men drong zich op elkander, met geene mogelijkheid konde men aan het gedrang weerstand bieden, daar er op zoo een klein plekse gronde zooveel volk vereenigd was, zoodat onze toestand nog hagchelijker werd. Het gedonder van het geschut, het klein geweervuur, de onderscheidene commando's die men hoorde, het teruggaan der gekwetsten, dit alles vermeerderde de verwarring.
Maar even spoedig herstelde de colonne zich weder en met vernieuwden moed rukten men wedervoort. Onder dat voortrukken geraakte het bat(alj)on verder uiteen en heeft zich niet weder herzameld; hier en ginds zag men eenige weinigen bij elkanderen, maar ik had evenwel het geluk, dat mijne comp(agn)ie getrouw bij mij bleef en steeds volgde. Zoo zag ik onzen bat(alj)ons com(man)d(an)t de Majoor Boelaard, die mij toeriep, waarheen, mijnheer! Hebbende niemand bij zich dan de 1e Luit(enan)t adj(udan)t van Dijk. Maar daar was links van mij een boomgaard; waar een hevig vuur onderhouden werd en in plaats van hem te antwoorden, ijlde ik met mijne flankeurs daarheen. Ook hieruit werd de vijand al spoedig verdreven, zoodat wij er niet lang in bleven, maar onder een aanhoudend tirailleeren onzen weg voortzetteden. Wij kwamen nu in eene groote vlakte en dirigeerden ons naar de hoogten, de meeste moed bezield ons allen en ik deed mijn best om mijne flankeurs in dien geest te houden, want de vermoeienis was groot en de weg doorweekt nog van den regen, onbeschrijvelijk slecht. Links van mij kwam de Kapitein Menso van ons bat(alj)on een oogenblik bij mij, doch was alleen, had niemand bij zich, kort daarop zag ik ook de kapitein de Haan, die hoogstens nog twee man bij zich had, zoodat ik recht trotsch was, dat daarentegen mijne lieden zoo getrouw bij mij waren gebleven!
Wij rukten nu onafgebroken ongeloovelijk snel vooruit, niettegenstaande de weg hoe langer hoe slechter werd en men nu eens op beploegd land, dan op straatweg, nu op eene hoogte en dan in de laagte was. Zeer velen mijner flankeurs bleven hunne schoenen in het slijk zitten en volgden mij toch barrevoets. Ja ik zelfs zoude mijne laarzen er in hebben laten zitten, indien ik niet gelukkig zeer sterke souspieds aan had gehad. Een oogenblik meende ik gekwetst te zijn, door dien ik een stoot aan de knie kreeg, hetwelk waarschijnlijk door een matten kogel veroorzaakt werd, maar de pijn ging spoedig over. Het was niet dan met de uiterste inspanning en het levendig besef van eer en plicht, dat wij gestadig voorwaarts rukten; meer dan eens was ik op het punt de musette die ik droeg, weg te werpen, zoo groot steeg onze vermoeienis! Waardoor ik naderhand groot ongerief zoude gehad hebben. Mijn oudste luitenant (Dubois) bleef in het slijk zitten en moest door hulp van twee flankeurs er uit geholpen worden; naderhand viel hetzelfde mijn andere luitenant (de jonge von Guadt) te beurt en werd door een pruissischen majoor eruit geholpen! Alzoo voortrukkende, daar nadert ons eene menigte Pruisische tirailleurs en daar wij de jassen aanhadden en zoo ver vooruit waren, zoo stonden zij in twijfel of wij niet Franschen waren!
Spoedig deden wij ons als Nederlanders kennen en toonden onze sjerpen en nu volgde een toneel, hetwelk zoolang ik leef, niet uit mijn geheugen gewischt zal worden. Met de meeste vreugde verwelkomden zij ons, onbekend drukte men zich de hand, de zege is aan ons! klonk uit aller mond. Die nog wat te drinken had, deelde zijn kameraad mede, vele Pruissen kwamen naar mij toe en reikten mij hunne borrelflesch, zoo ook aan mijne flankeurs, hetgeen ons bovenmate verkwikte, daar wij in lange niets te drinken hadden gehad. Het geheel was een treffend, niet te beschrijven tooneel, waarvan de herdenking, na zoo vele jaren ons hart nog trillen doet. Aldus vereenigd, zettenden wij nu onze overwinnende marsch voort. Daar kwam nu de l(uitenan)t Adj(udan)t van Dijk bij mij, doch was geheel alleen, wat later ook de l(uitanan)t Schouten van ons bat(alj)on, die nog een sergeant en een of twee flankeurs bij zich had, beide waren mede zeer afgemat, en verzochten mij gestadig, om toch halt te maken, waaraan ik evenwel zeer gelukkig geen gehoor aan gaf, zoodat zij niet meer voort kunnende, ten laatste ook achter bleven, naderhand heb ik mij dikwijls gelukkig gerekend alle bijomstandigheden, in aanmerking nemende, van niet aan hun verlangen toegeven, maar tot het laatste toe volgehouden te hebben. Ik ben dus hoogst tevreden, alzoo gehandeld te hebben.
Wij bleven dus voortgaan en vervolgden den vijand tot omstreeks 10 uren des avonds; overal vonden wij den weg bezaaid met dooden, gekwetsten, verlaten wagens, fourgons, caissons, enz. Eindelijk werd er achter ons geroepen: Nederlanders, halt! waarop wij terugkeerden en ons formeerden aan het hoofd onzer brigade, waar wij ook den generaal Constant de Rebecque, onzen waardigen kolonel Detmers en vele andere personen van den staf vonden. Onze brigade com(man)d(an)t had de goedheid mij deszelfs tevredenheid over het gehouden gedrag mijner comp(agn)ie te kennen te geven. Zie daar mijne handelinge op den altoos gedenkwaardigen 18 Juni 1815
Tags
Reageren
- Login of registreer om te kunnen reageren