Waterloo Veteranen - Reisbeschrijving van de slag bij Waterloo door Rens Rentenaar, een fuselier van het 7 BNM.

Korte schets over 2de bloedigen battailon voorgeval­len op den 16 en 18 Juny op Katbraa en Water­loo.

                                                                        1815.

 Wij lagen met ons batt(ailon) in de omstreken van Nivelle een klijn belgis stadje bij de boeren op bivak wanneer den 15 Juny verscheen des achtermiddags om 5 uur weer de alarmtrom gesla­gen en wij kregen bevel om op te breken op de straatweg bij Nivelle versamelde ons battaillon. Den avond begon al te vallen en daar wij nog geen nagt nog onder de blooten hemel hadden doorgebracht. Zoo kwam ons dit vreemd voor. Wij pa­troeljeerde den ganschen nacht met geladen geweer net of de vijand kort bij ons was. Met 't aanbreken van de morgen gingen wij weder op marsch en kwamen op op de kruisweg Katbraa, daar ontvingen wij ons vivers en gingen aan 't koken. Wij hoorden die gansche morgen sterk schieten dit kwam ons overwagts voor terwijl wij dagten een reservee armee en nog wel 10 uren van de vijandelijken voorposten af te zijn? En onder tusschen waren wij geen 2 uren meer van de vijandelijke voorposten af. Om 11 uur kwam het vijandelijk vuur ons zoo nabij dat wij alle onder de wapens geroepen werden. Wij stonden voor een groot bosch en kregen bevel om 't zelve in te trekken. Na verloop van 1/4 uurs kwamen wij weder in het open veld. Dan hier begon het kogels te regenen en na een stevig gevecht kregen wij order om te ruitereeren en hernamen ons vorige positie weder dan het gevaar werd hoe langer hoe grooter.

   Terwijl de vijand met zwaar geschut dat bosch begon te beschieten hevig was het vuur. Maar in evenredigheid daarvan verlooren wij egter niet veel na het bekomen van aanzienlijke versterkingen vielen wij de vijand met vernieuwde moed aan. En na een hevig gevecht van meer dan 4 uren moest de vijand ruitereeren. Het slagveld bedekt met dooden en gekwetsten den op koomende grond! brak dat moordadig gevegt. En wij bleven als overwinnaars die nacht op het slagveld doorbrengen. En de opkomende morgen, ach goede god wat was dat toneel voor een gevoelig hart verschrikkelijk. Duizende dooden en verpletter­den lijken lagen wijd en zijt. Maar het meest is gegaan der zijde der vijand. Schoon wij ook van onze kant veele onzer brave spits broeders te betreuren hebben. Ach laaten wij braven helden die op het bed van eere en verdediging van ons lieve Vaderland gesneuvelt zijn; ook een weldenkende traan laten. En hem nagedachtenis altoos vereeren en in waarde houden. In de achtermiddag kregen wij bevel om op te breken. Na verloop van 3 à 4 uur kwamen bij het dorp Waterloo.

Wij begonnen bivakken te maken. Toen begon het aller ver­schrikkelijkst te stortregenen. Zoo dat het water over de grond stroomde. Het werd reeds duister. Wij konden niet leggen of zitten als in het water of moeras. Door de sterke regen gingen onze (vuren), die wij om ons hadden was 't mooglijk nog wat te droogen en te warmen aangelegd hadden, weder uit en welzoo een toestand wij toen waren kan elk mensch ligt begrij­pen.

 Om 11 uren kwamen de vijandelijke huzaaren de voorposten beloeren.

   Dadelijk was de armee weder in order van Bataillon. De duisternis was zoo groot dat men geen voetstap voor zig uit kon zien. Met de grootste ellende brachten wij die nare nacht door. Met het aanbreken van de morgen klaarde de lucht op en het werd droog weer. Wij genoote toen nog eenige uren rust. Om 9 uren kwam Prins Frederik voor bij onse deviezie en zeide brave helden het is van deeze nacht koud en nat geweest, ik zal zorgen dat gij uwe fourage, daar gij alle zekerlijk harte­lijk naar verlange, krijgt en het zal zekerlijk vandaag wel een warme dag worden daarom houd uw goed onze vivers ontvangen hebbende gingen onze aan het koken.

Het eten half gaar zijnde zoo werden wij gestoord terwijl de vijand ingesloten colommen met een zeer sterke magt met de stormmarsch op ons aanrukken wij waren alle welgemoed en hielde couragie. Het gevecht begon met een buitengewone hevig­heid onze dappere jonge Prins was overal waar het gevaar het groost (sic!) was en moedigde ons aan brave helden zeide hij houd uw goed toont dat gij ware afstammelingen van Batoos (sic!) helden kroost. Laten wij die snoode dwingelande de ondergang van ons lieve Vaderland zoekt zijn euvelmoed betaald zetten. Het veld weergalmde van het geroep lang leve onze geliefde Koning en onze dappere jonge Prins. Wij zullen staan zoo lang er nog een droppel bloed door onze aderen snelt maar de bel­giesche begonnen juist het tegendeel te roepen "Viva Empereur Napoleon". Maar de vijand tot onder het schot gena­dert zijnde hervatte  zij het woord en riepen "lang leve de Prins van Oranje" en deeden toen zoon een hevige uitval op de vijand dat zij bij duizende neervielen.

   Zij gaven daarom geen kamp maar stonden als palen. Viermaal moesten wij ruitereeren en dan evanceerden wij weer elk duims breeds grond.

Toen werd de vijand hevig betwist maar wij hadden het egter op den duur nooit goed kunnen maken, want de overmagt was te groot. Maar eindelijk kwam er uitkomst de groote generaal Blucher kwam ons met 40.000 man pruisen ter hulp. Met ver­nieuwde moed besield vielen wij toen weder op de monsters aan met Lord Wellington aan het hoofd! verpletterde wij eenige carees der oude garde van Frankrijk en op de carassiers (sic!) gaf hij bevel niet op de man maar wel op het paard te vuuren. Wijl zij allen geharnast zijn.

   Zij werden toen ter neder gesabeld of gevangen genomen. En na een hardnekkig gevecht van meer dan 5 uren werd de vijand op alle punten verslagen; en moest in de aldergrootste verwar­ring de vlugt nemen. De aarde was bedekt met dooden. En dui­zende gebeleseerde waren op elkander gekroopen. Aklig wat dit tooneel en dan duizende gevangenen 150 stukken geschut 2 gouden standaars vaandels ontallijke bagage en ammunutie wagens waren de roemrijke dag tot laat in de nacht bleven wij de gekwesten helpen en de het slagveld doorbrengen en de opkomende morgen ach goede God die leverde een aller ver­schrikkelijkst gezigt als meer dan 40.000 dooden en gekwetsten lagen op het slagveld uitgestrekt ter neder. Wij hielden toen een paar dagen rust en namen toen de marsch aan naar Frank­rijk.

   De ellende en ongemakken op de togten geleden gaan alle beschrijvingen te boven. Doorgaans gingen wij des morgens om 3 uur op marsch en kwamen dan des avonds om 8 à 9 uren op bievak daar wij dan door honger en dorst gekweld de meeste tijd onder  gestadigen regen zoo maar op de koude en natte grond neervie­len. Die dan nog lust had die maakte dan dat hij nog wat kreeg egter kwamen de meesten met ledige handen weder terug want waar zij ook kwamen waren de huizen leeggeplundert en de bewoonder weggevlugt aanzienlijke dorpen die wij doortrokken zijn waren de inwoonders in de grootste ellende gedompeld. Wat de vijand niet mede hadden genomen hadden zij stuk geslagen of verbrand.

   Ach die ellende  is niet om te beschrijven ongelukkige landstreek waar het tooneel des oorlogs voorvalt en gezegent is. Het land wil door de vreede zon beschenen wordt. Acht à negen dagen duurde die ongelukkige togten wanneer wij einde­lijk voor de vesting Peronne verschenen, die wij zonder veel moeite innamen. Aanzienlijke magazijnen die voor het fransche leger bestand (sic!) waren geweest kwamen ons nu bijzonder goed te pas. En spoedig waren ons nu bijzonder de geleden ongemakken en de uitgestaane ellende vergeten. Ziedaar een korte schets der bloedigen dag roemrijke battaillons zoo ten voordeelen van ons en vans ons lieve Vaderland uitgevallen mogen nu een vaste en langdurige vrede de grondslag leggen tot Hollands geluk en oude luister dit hoop ik zal de goede God ons schenken. En is ook zekerlijk de wensch van elk welden­kend Vaderlander.

 

                                                Einde van deze schets.

Tags

Reageren