Willem Overtoom vertelt

Op de 191e Fotografenavond in Café Kalkhoven was Willem Overtoom te gast. Willem Overtoom schildert met licht. Dat doet hij niet met een kwast, maar met zijn fototoestel. De laatste 28 jaar maakte hij om de drie/vier jaar werkreizen van meest een half jaar naar Midden – en Zuid-Amerika en Azië.

Buitenbeentje

Aloys: Je bent geboren  op 4 mei 1945 in Spierdijk, een klein boerendorpje tussen Heerhugowaard en Hoorn.  Wat was je voor een kind?

Overtoom: Ik was het zoontje van de meester. Daar heb ik  veel last van gehad. We hoorden bij de notabelen, de meester, de notaris, de dokter en de pastoor. Het was een katholiek dorp. Als ik bij een vriendje op de boerderij ging spelen, zorgde de vrouw des huizes dat ze een zwarte jurk met een witte schort ervoor droeg, want de zoon van de meester kwam spelen.”

"Grootvader was hoofd van de lagere school geweest en mijn vader was daar onderwijzer. Je kunt het overigens beter hebben over een schooltje. Het bestond uit twee lokalen met drie leerjaren per klas.

“Ik ben altijd een buitenbeentje geweest. Ik heb nooit mogen zijn wie ik was. Van ons gezin met zeven kinderen zijn er vijf in Spierdijk geboren, en twee in Amsterdam. Er waren zes jongens en een meisje, ik ben de oudste.
Mijn vader was geïnteresseerd in tekenen, schilderen en kunst. Hij verzamelde ook. Dat kwam voor een goed deel voort uit frustratie omdat hij zelf niet kon tekenen. Zijn tekenleraar op de middelbare school in Alkmaar werkte met de reformmethode. ‘De’ methode om creativiteit murw te slaan. Een grappig feit is dat ik op hetzelfde lyceum in Alkmaar, les van diezelfde tekenleraar heb gehad, die intussen bijna gepensioneerd was natuurlijk. We moesten dezelfde potten in perspectief tekenen en met aquarelverf invullen die mijn vader ook al had moeten tekenen. Bij mij heeft zijn stomme methode gelukkig niets verpest, sterker nog ik heb er goed perspectief door leren tekenen. Mijn vader heeft zijn creatieve gedachten vormgegeven in het verzamelen van kunst en aan het stimuleren van de creativiteit bij zijn kinderen.”

Het Stedelijk

“Toen ik een jaar of tien/elf was, we woonden inmiddels in Amsterdam, zat ik met een jongere broertje op de ‘Vrije Expressieclub’ van Ad Pieterse. Die had zijn lokaal op de zolder van het Stedelijk Museum.Op zaterdagmiddag, om twee uur, ging die van start. Mijn school was om twaalf uur afgelopen, dus hadden we twee uur vrije tijd. Als lid van die club had je automatisch een jaarabonnement op het Stedelijk. Die twee uur vrij zwalkten we meestal door de zalen van het Stedelijk. Ik vond dat prachtig, ook al begreep ik niet al teveel van de moderne kunst die daar hing. Ik herinner me nog wel dat ik mijn broertje uitlegde dat er niets te giechelen viel bij het schilderij ‘De zwangere vrouw’ van Chagall’. Ik dacht dat Jan Sluijters zich op zijn zelfportret als clown geschminkt had.  Maar toen ik net toegelaten tot de academie op mijn zestiende weer eens een keer naar Het Stedelijk ging, vielen er heel veel kwartjes en kwamen heel veel schilderijen tot leven. Die kleuren op het gezicht van Jan Sluijters waren gewoon de gloed van die van het schilderij dat hij aan het maken was en die van zijn palet.

Het was werkelijk een topervaring, zoveel jaren later, door diezelfde zalen te lopen en alles ‘echt’ te kunnen zien.” 

Interieurarchitect

Aloys: Wat was toen je droom? “Ik had een rijtje favoriete beroepen. Op één stond bioloog, vervolgens fotograaf, grafisch vormgever maar eigenlijk wilde ik kunstschilder worden. Het werd de studie interieurarchitectuur. Daar kon je volgens mij het makkelijker geld mee verdienen. Op mijn zeventiende ging ik het huis uit, achteraf gezien vrij vroeg, om in Tilburg te gaan studeren op de Academie der Katholieke Leergangen. Ik ging er op kamers wonen.

Aloys: Hoe was het begin van die Academie? “Dat ging buitengewoon voorspoedig. Op mijn rapport had ik allemaal achten en een zesje. Ik ging er bijna van naast mijn schoenen lopen. Het was een Bauhaus-achtige opleiding, niet echt het vrije werk. We dachten langs de lijnen van Rietveld. Mijn moeder suggereerde mij eens een bezoekje te brengen aan een verre oom, Paul Nahon, een tandarts die in Tilburg woonde en die een topamateurfotograaf was, zelfs lid van de IPA. Ik ben er eens langs gegaan en we konden het goed vinden. ‘Kom nog eens langs’, zei hij, ‘maar kom niet aan mijn dochters’. Hij had een behoorlijke naam opgebouwd. Hij experimenteerde veel, zocht uit wat hij allemaal kon met fotografie. Hij werkte alleen met Kodachrome diafilm. Hij was blij dat er af en toe iemand in huis kwam waarmee hij erover zijn fotografie kon praten. Zijn vrouw en drie jongere kinderen hadden er niets mee. ‘Ze stonden er meestal niet zelf op’. Als er weer ontwikkelde films binnen kwamen gingen we die uitgebreid bekijken in zijn speciale projectiekamer. Ik heb daar ontzettend veel van geleerd.”

Manuele expressie

Aloys: En jij bent als fotograaf ook dia’s gaan maken. Niet toevallig, lijkt me. “Inderdaad. We hadden gemeen dat we niet hielden van ‘slordige’ fotografie. In die periode van vijf jaar, heb Ik honderden films van hem bekeken. Hij had iedere keer wat bijzonders. Bijvoorbeeld ‘de uiterste beeldbeperking’. Qua thema zitten we op eenzelfde spoor. Ik ben geen straatfotograaf, fotografeer ook weinig mensen, mensen zijn meest illustratie en dat was bij oom Paul ook het geval. "   

Toen Willem Overtoom de opleiding interieurarchitect had afgerond, ging hij aan de slag. Hij werkte bij een aantal meubelfabrieken, onder andere Leolux in Venlo, maar kwam er na een tijdje achter dat het niet zijn wereldje was. ‘’Te commercieel, te veel ellebogenwerk.” Na vier jaar had hij het gezien, hij wilde een andere kant op en ging schilderen en wat uren lesgeven aan de Vrije Academie in Venlo, een creativiteitscentrum. Van de directeur kreeg hij het advies de richting van de creatieve vorming op te gaan. Hij solliciteerde op kunstzinnige vacatures en werd – tot zijn eigen verbazing – onbevoegd aangenomen als docent Beeldende Vorming op een Middelbare Sociale Academie in Leiden. “Ik was toen 29. Ik ging er enthousiast in. Ik ging ook Audio Visuele vorming geven en had na een paar jaar zelfs vier bevoegdheden in mijn zak. Het ging goed. Qua fotografie bedreef ik niet veel meer dan de betere familiefotografie. Maar af en toe ging ik wel een dagje ‘serieus’ schieten meestal tijdens vakanties. Maar daar bleef het ook bij. Het onderwijs vroeg teveel, zoog me leeg.”

Reizen

Na 15 jaar les te hebben gegeven, kreeg Willem een heftige  ‘mental breakdown’. Hij had veel te hard gewerkt. “Van het laatste jaar dat ik les heb gegeven weet ik niets meer. Het was heftig. Ik werd afgekeurd.” Zijn begeleider suggereerde hem in afwachting van de papieren op reis te gaan. Hij ging zijn broer Rob opzoeken die als tropenarts in een vluchtelingenkamp op de grens van Thailand en Cambodja werkte. Daarna reisde hij nog vijf weken lang door Thailand, puur om nu eens echt voor het fotograferen te gaan. Zijn camera had hij mee, een Olympus OM-1N, een spiegelreflex. Na zes weken kwam hij terug in Nederland met 13 cellofaanboekjes vol foto's. Er werd enthousiast op gereageerd. De foto’s werden meteen tentoongesteld. Zijn psychiater adviseerde hem zijn creatieve mogelijkheden te ontwikkelen om te kunnen werken aan de groei van zijn ‘emotionele Ik’.  “Dit is het” dacht ik. “Hier houd ik van, en het werkt. Niks meer tekenen, schilderen en ontwerpen, alleen fotograferen” Het jaar erop, 1989, ging hij met een jonge vriendin, met wie hij later een fotobedrijfje opzette, naar Jamaica. Tweeënhalve maand verkenden en fotografeerden ze op het eiland. Twee artikelen in Oor leverde dat onder andere op. Willem deed alles in kleur, dat had hij overgehouden van de dia’s van zijn oom.

Het jaar erop ging en ze weer op reis, dit keer voor acht maanden. De bestemming was Latijns-Amerika. Ook Jamaica werd weer aangedaan. Ze kwamen met 257 rolletjes thuis. Twee maanden waren ze bezig met het knippen, het inramen en selecteren van de 9252 dia’s.

Tijdens die reis werkten ze ook aan het project ‘De Jurk’. De jongedame kreeg een (groene) jurk van een vriend, het was een erfenis van zijn moeder. Ze trok de jurk, op Willems advies aan, en hij bleek perfect te passen. Willem kreeg toen een lumineus idee. “Die jurk gaat mee op reis en daar gaan we zoeken naar de achtergrond waar die jurk thuishoort”. De jongedame vond het ook een mooi idee. Kledingfirma Mexx werd gepolst en wilde er zelfs een boek van uitgeven. Bert Hartkamp, de fameuze fotoverzamelaar, bood aan het voorwoord te schrijven. Uiteindelijk is er wegens de instortende kledingmarkt van toen, niets van terecht gekomen. Vijf jaar later later kwam Alex van Warmerdam met de film ‘De Jurk’. “Het idee hing kennelijk in de lucht.”

Fotofestival Arles

Aloys: je bent ook vaak in Arles geweest, bij het Fotofestival. “Van 1990 tot 2002 ben ik elk jaar in Arles geweest, om mijn portfolio te laten zien. Ik raakte er bevriend met Bert Hartkamp, de fameuze fotoverzamelaar. Ik nam zijn aankopen in Arles, in mijn auto mee terug naar Nederland. Hij heeft ook twee foto’s van mij gekocht. De curator van de Bibliothèque National de France  in Parijs, Claude Lemagny, kwam tot zijn pensionering ook altijd op het Fotofestival. Vijf dagen achtereen hield hij portfolio-reviews. Behalve reisfoto’s had ik ook een aantal prenten uit de “Eros” serie bij me, die ik na de beëindiging van de samenwerking met de jongedame gemaakt had. Hij gaf me aanwijzingen en kritiek. Hij zat er als altijd achter zijn tafel, en sprak als altijd alleen maar in het Frans, maar op gegeven moment ging hij staan, pakte een foto uit de “Eros” serie en begint die foto aan iedereen te tonen, en in het Engels uit te leggen! Mijn reisfoto’s noemde hij schilderwerken en mijn Eros foto’s beeldhouwwerken. Hij noemde me een ‘peintre et sculpteur photographique’. Vijf werken uit de ’Eros’ serie zijn daarna opgenomen zin de collectie van de Bibliothèque National de Paris, afdeling Photographie et Timbres-poste.”  

Met de jongedame begon Willem aan wat hij noemt zijn literaire fotografie. Foto’s van projecties van structuren op een lichaam, dat vaak beschilderd was en waar soms tussen de camera en het model een beschilderde acrylglasplaat hing. Zij waren elkaars model.
Aloys: is er gelijkenis tussen je reisvergezichten en de nabije Eros foto’s? “Er zijn mensen die de foto’s, de een in kleur en de andere in zwart/wit, familie van elkaar vinden.”

Met het studiowerk stopte Willem weer na een tijdje. Hij wilde graag elk jaar een expositie en dat lukte ook. Hij had exposities in Leiden, Amsterdam, Aubenas in Frankrijk, Heidelberg en Kuala Lumpur. Aloys: Je werk lijkt enigszins op dat van Martin Kers. Je werk past qua stijl niet echt in de  Nederlandse documentaire  traditie. “Ik ben een tijd vertegenwoordigd geweest door Coverstory, die verkochten kant en klare artikelen voor tijdschriften, tekst en beeld. Verkoop van mijn  foto’s lukte niet echt. ‘Je bent niet additioneel’ genoeg, zeiden ze, jouw beelden zijn te autonoom.” Aloys: In de beeldende kunst is figuratief in die jaren ook in de ban geweest. 

Zuid-Oost Azië

Aloys: Vertel eens wat meer over je reizen. “Op de Latijns-Amerika-reis waren we eerst voor de tweede keer in Jamaica, daarna  twee maanden in Chili. Toen we in Chili waren, wilden we richting Peru. We hadden een busje gekocht en wilden daarmee de grens over, maar dat kon niet, vanwege de daar geldende regels, een maand later hebben dat busje weer verkocht en gingen we naar Bolivia. Na een maand  voor een paar weken naar Peru. In Peru was in die tijd Sendero Luminoso, Lichtend Pad, actief, een gewelddadige guerrillaorganisatie. Doodeng was het daar. Er waren bijna geen toeristen in Machu Picchu. Na Peru nog naar Ecuador en de Galapagos  en weer naar huis.

Vervolgens maakte ik reizen van drie maanden en een half jaar, ook een reis van zes weken naar Indonesië. Vanaf 2004 ben ik onderweg reisbrieven gaan schrijven. De laatste jaren ben ik vooral in Zuid-Oost Azië geweest. Cambodja, Laos, Vietnam, Thailand en Myanmar. Ook nog zes weken in Zuid Korea. Een vriend van mij is getrouwd met een diplomate, die op zeker moment op de Ambassade in Seoel gestationeerd was. Toen ze voor vakantie zes weken naar Nederland gingen, kon ik in hun huis wonen. Het was een prachtig huis. Ik moest op de hond passen en verder kon ik mijn gang gaan. Op zeker moment ging het enorm regenen. Ik ging het dak op om alles daar goed af te sluiten, ineens schoof de ladder onderuit en schoot ik tussen de sporten van de ladder door. Dat leverde een flinke winkelhaak onder mijn knie op. De wond bleef maar bloeden. Ik heb een onbekende vorm van trombocytopatie. De huishoudster kon niet tegen bloed en werd hysterisch. Maar ze had nog wel de tegenwoordigheid van geest om het ziekenhuis te bellen. Aldaar wilde het bloeden nog steeds niet stoppen, het bleef maar vloeien. De adertjes in de beenwond zijn stuk voor stuk dichtgeschroeid om de wond met 12 hechtingen te kunnen sluiten.  

Boeddhististisch

Hij krijgt nogal eens het commentaar dat hij een boeddhistische benadering van dingen heeft. ‘Jij bent een boeddhist’ zei de bijrijder van de buschauffeur tijdens een busrit in Laos. Ik ontkende , maar toen ik hem mijn werk liet zien, zei hij vervolgens: ‘Zie je wel’. Toen hij zijn foto’s exposeerde op de Chinese Kunstacademie van Kuala Lumpur, zei de directeur, een beroemde Chinese inktschilder, ‘Jij moet bij ons op de academie een lezing komen geven over de Chinese traditie in jouw landschapsfotografie’. Ik snapte dat niet echt, maar hij was zo onder de indruk van mijn werk dat hij zeven fotowerken uit zijn portfolio uitkoos voor zijn Academie. Pas toen ik  bij een galerie in Leiden een expositie van tekeningen van de gebroeders Maris en werk van Frederick Franck (de auteur van De Zen van het Zien) zag, herkende ik het boeddhistische in mijn werk.

Aloys: Er zit een weldadige harmonie in je werk. Overtoom: “Het is nooit bedacht. Het valt bij me binnen. Een kunst recensente zij eens dat de volgende woorden van K. Schippers van toepassing waren op mijn foto’s:
Jij hebt de dingen niet nodig om te kunnen zien, de dingen hebben jou nodig om gezien te worden.

Aloys: Fotografeer je als een schilder? Overtoom: “Het effect is vaak als dat van een schilder. De Amerikanen en Engelsen gebruiken in dit verband het woord ‘pictorially’. Als kunstkenners mijn foto van de slotgracht rond de grote tempel Angkor Wat zien, moeten ze onmiddellijk aan ‘Bomen aan het Gein’ van Mondriaan denken. Toen ik weer eens naar Frankrijk vertrok voor een Fotofestival en mijn portfolio-map aan mijn ouders liet zien, zei mijn vader: ‘Mooi werk zit erbij, maar wanneer ga je weer schilderen?’, waarop mijn toen 83 jarige moeder zei ‘Hou daar toch eens over op. Zie je niet dat die jongen schildert met licht?’

Aloys: Op gegeven moment ben je met de dia’s gestopt en ben je overgestapt op digitaal. “Dat heeft het voordeel dat je niet meer met dia’s hoeft te sjouwen. Op dit moment gebruik ik Canon Eos 6D. Net als bij dia’s worden afdrukken altijd iets donkerder dan hoe je ze op het projectiescherm of op de monitor ziet. Het handige van de digitale foto is dat je de foto iets lichter kunt maken om dat ietsje donkerder worden bij de afdruk te compenseren.”

Aloys: Heb je nog reisplannen? “Voorlopig niet. Ik heb een aantal maanden geleden een nieuwe liefde gevonden en ik heb geen zin om een half jaar weg van haar te zijn." 

Foto’s kijken

Willem klapt op het eind van de tafel zijn minischerm uit en gaat foto’s projecteren. We zien ‘De gele bomen’, het blijkt een productiebos in de Ardennen te zijn, een blauw bootje op een blauwe oceaan in Maleisië, een gat in een donkere wolkenlucht die de branding aan het Noorderstrand van Schiermonnikoog belicht, zoutpannen in de Camargue met de zon verborgen achter de wolken. Al deze werken hebben in Museum de Lakenhal gehangen op een formaat van 90 x 135.

De projectie gaat door. Rijstvelden met gras en bomen, een waterval in Yucatan/Chiapas, een schilderachtige verticale foto van het strand bij Wassenaarse slag en nog een zoutpan in de Camargue, beiden ook gekocht door De Lakenhal. Een geploegde akker aan de ene kant en wintergras aan de andere in de Champagnestreek.

De literaire foto’s vervolgens. Een tweeluik met Lichaamsonderdelen die op zichzelf niet te herkennen zijn, “een ‘hommage aan Duchamp”, een aantal foto’s uit de serie ‘Kabala’. Dan de Eros-foto’s. Hij projecteert dia’s van het lichaam van zijn vrouwelijke model op haar lichaam. “Ik wilde beelden maken die associatief iets oproepen als bij aanraken/aangeraakt worden.
Toen een vrouw de Eros serie op een expositie zag, vertrouwde ze me toe, dat ze 12 jaar getrouwd was geweest en sinds kort een nieuwe vriend had en dat ze nu pas wist wat vrijen was en toen triomfantelijk op mijn Eros foto’s wees en zei ‘Dat’.”

De Avatar-serie: We zien zes verschillende foto’s die op een paneel zijn gemonteerd. Een Amerikaanse curator becommentarieerde dat het hier ook om muziek ging.  “Avatar is in het Hindoegeloof de naam voor een vorm die een godheid als mens- of dier aanneemt, zodat het licht van de godheid ook van de mens/het dier afstraalt.” De Changing Light Series: 17 foto’s van mensen die van links naar rechts onder- en overbelicht zijn. Aloys: Het lijkt op het werk van Muybridge. “Ik heb onderzocht wat belichting doet. Muybridge zijn bewegingsstudies. Zowel de Eros als de Changing Light series zijn in verschillende uitgaven van Leica’s fotomagazine ‘Schwarz-Weiss’ gepubliceerd.”

Opspattende golven op de Galapagos-eilanden

De Jurk serie. We zien de jurk in Chili hangen aan een tak, gedragen door de dame op de Huayna Picchu in Peru, de jurk achteloos over een stoel hangend, de dame daarbij zonder kleren uit het raam kijkend in een hotelkamer in La Paz, in de Atacama woestijn en de dame op een lavatong voor een ‘blow hole’ op een van de Galapagos Eilanden.

En we eindigen met stupa’s in Myanmar, drieënhalve meter hoog, Lotus-bladeren in Thailand en Stuifduinen in Vietnam.

Aloys: Een applausje voor Willem Overtoom. 

Foto's: 1) en 2) Remmelt van Veelen en 3 - 7) Willem Overtoom

Willem Overtoom   Fotokunstenaar

Caeciliastraat 51     2312XB Leiden

071 5 143 173         06 55 14 15 25

email  willem@image-in-image.com

website   www.image-in-image.com

Reageren