Woningen van Piet Guelen: rijp voor sloop/vervanging of erfgoed?

Als bewoner van een naoorlogs prefab-pandje heb ik – zoals veel andere huurders – te maken met veranderingen bij woningcoöperaties en gemeenten. Het werkterrein van de coöperaties is beperkt en ook de landelijke overheid treedt merkbaar terug. Bovendien worden de coöperaties eraan gehouden om zogenaamd scheef wonen tegen te gaan: officieel moet 95% van de huurders beneden de € 720,- grens zitten. In de praktijk blijken er overigens wel degelijk meer mogelijkheden en variaties te bestaan.

De bedoeling is dat huurders actiever worden. In grote steden ontstaan wooncoöperaties, verenigingen van huurders die deels een gemeenschappelijk plan trekken. Het lastige is dat bij kleine gemeenten en kleine coöperaties de bereidwilligheid en reële mogelijkheden om zich in te zetten relatief gering zijn. Minder eenvoudig dan bij grotere gemeenten in de Randstad zijn er onder meer mensen te vinden die de weg weten te vinden in visies van andere organisaties. De kans om een creatieve oplossing te vinden én er draagvlak voor te doen ontstaan is daardoor klein. 

Vorig jaar verschenen berichten in Gelderlander en Brabants Dagblad over het behoud van een blokje prefab-woningen van Piet Guelen in Wychen. Ook in Doesburg staan dergelijke woningen en ze zijn aan een aanpak toe. Als huurders moeten we eraan mee denken. Maar wat moeten we ervan vinden?

Prefab-woningen hebben allerlei nadelen. Door de doorlopende bouwwijze zijn ze erg gehorig. Constructief schijnt er volgens de informatie bij de vergaderingen ook het een en ander te mankeren. Het is geen wonder. Piet Guelen slaagde erin – en was er trots op - om deze woningen in twee weken tijd te bouwen, vanaf punt zero tot en met de afwerking. Dat is natuurlijk een record tempo en het was ook nodig omdat de woningnood na de oorlog zo hoog was. Het systeem was toen heel nieuw en het betekende een enorme verbetering in een tijd van hoge woningnood. In tal van plaatsen in Gelderland en Noord-Brabant zijn ze gebouwd. Voor veel particulieren zal een Pege-woning de eerste eigen koopwoning zijn geweest. Ze waren goedkoop. Ze konden in extreem korte tijd gebouwd worden en toch helemaal voldoen aan toen geldende bouwvoorschriften.

Zoekend naar gegevens over de woningen in archieven en kranten bleek onder meer dat de Pege-woningen in de jaren ’50 een groot succes vormden. In 1958 reikte H.M. Buskes (directeur-generaal van de centrale directie van – het ministerie van - volkshuisvesting en bouwnijverheid) de Zilveren Molenprijs uit aan P.H. Guelen in Wychen, aannemer-timmerfabrikant van de firma die deze woningen sinds 1956 op de markt bracht. Het ontwerp was afkomstig van de architecten Sluitman en Rijcken in Wychen. Deze architecten bouwden zelf op de traditionele methode. In Wychen is een straat te zien waarbij de huizen van de architecten recht tegenover die van de aannemer staan: innovatie tegenover ambachtelijkheid. In 1958 leverde firma Guelen de 500ste woning af en in 1972 de 10.000ste. Na de oorlog waren er meer soorten prefabsysteemwoningen ontstaan (volgens de kranten zo’n 40 verschillende), maar in 1958 waren er nog 10 in productie, waaronder PéGé.

De meeste PeGe woningen waren particulier bezit. Dit feit heeft onder meer betekend dat de woningen in de loop van de tijd zijn aangepast aan ontwikkelingen, nieuwe eisen en persoonlijke voorkeuren. Als je door nieuwbouwwijken van Wychen en Beuningen rijdt, loopt of fietst, zie je de meest uiteenlopende gevels. Heel grappig. Overigens was ik niet de enige die op dat moment studie maakte van de woonwijken. Al fotograferend en documenterend trof ik enkele oud-studenten van de Design Academy Eindhoven die met film-apparatuur aan de slag waren. 

Vermoedelijk zijn er niet zoveel wijken meer in Nederland waar je zoveel eenvormigheid tegenkomt als in Koppelveld in Doesburg en omgeving. Dat is logisch. Hier ging het van meet af aan om huurwoningen en daardoor is de ene rij vrijwel identiek aan de andere. Mij lijkt dat als bewoners minder waarde hechten aan ‘presentation of self’ (het benadrukken van individualiteit en eigen karakter) in gevel of hele woning, er een reële kans zou bestaan op het verkrijgen van een status als beschermd naoorlogs dorpsgezicht. Wellicht – maar dat is vooralsnog toch weer géén taak van huurders – kan er een beroep gedaan worden op een subsidieregeling in de programmalijn Cultuur en Erfgoed in de provincie Gelderland. Overigens heb ik geen direct belang omdat mijn huis wat jonger is.

Ook de aangrenzende en al mooi renoveerde portiekflats zouden in mentale zin een opwaardering kunnen krijgen als erfgoed. Het zou ook interessant kunnen zijn met het oog op de diversiteit aan bewoners. Waar in Wychen niet alleen arme mensen tot de eerste bewoners hoorden, maar ook Molukkers die de overstap maakten van woonkamp naar woonwijk, wonen er ook relatief veel Molukse en Turkse mensen in de betreffende wijk in Doesburg. Informatie over de geschiedenis van de PéGé-woningen en het grote voordeel dat ze vlak na de oorlog betekenden zou kunnen bijdragen aan een gevoel van trots bij alle bewoners. En: behoud van de gevel, hoeft geen beperkingen te betekenen voor renovatie van en achter de gevel. 

Reageren