Het oudste Romeinse schip van Nederland

Het oudste Romeinse vrachtschip van Nederland ligt in Leidsche Rijn, de nieuwe wijk van Utrecht. Het schip is gebouwd rond 100 na Christus. Dat bleek na intensief archeologisch onderzoek door het archeologenteam van het Britse televisieprogramma Time Team in samenwerking met de maritieme   specialisten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De driedagenexpeditie – die plaatsvond in 2005 – had als doel een Romeins vrachtschip te dateren, dat in 2003 was ontdekt in een bocht van de Oude Rijn. Daarnaast – en nog belangrijker – wilde men de fysieke kwaliteit van het hout van het schip en het conserverend vermogen van de bodem vaststellen. Het schip kreeg de naam De Meern 4.  Na de ontdekking werd het schip voorlopig weer toegedekt. Het schip bleek zo goed geconserveerd en het bodemmilieu bleek gunstig voor langdurig behoud dat het  de status van beschermd Rijksmonument kreeg, tezamen met de ernaast gelegen kade en een deel van de Romeinse weg. Een soortgelijk schip, De Meern 1, was al in 2003 opgegraven en overgebracht naar het Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwater Archeologie in Lelystad.

Het uitstapje van de Britten naar het vasteland bleek zeer de moeite waard. Met steun van talloze Nederlandse specialisten van De Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed/Locatie Lelystad kon men constateren dat De Meern 4, net als De Meern 1, in Nederland is gebouwd. Dat deze schepen midden in Duitsland waren gebouwd – lange tijd de gedachte – klopte niet meer. De eiken die voor de bouw van het schip zijn gebruikt kwamen – aldus dendrochronologe (jaarringdeskundige – dr. Esther Jansma van ROB/NISA uit midden Nederland en waren rond 100 na Christus gekapt. De constructie van het schip bleek een tussenvorm van mediterrane en inheemse scheepsbouwtechnieken te zijn.

Nedergermanië

We maakten een afspraak met dé kenner in Nederland van Romeinse schepen, dr. Jaap Morel, senior scheepsarcheoloog (inmiddels gepensioneerd wvt).  Aan het einde van de grote hal van het ROB/NISA zien we hem achter de in metaal en hout vastgezette De Meern 1. Hij is bezig met een tekening van het schip dat in tweeën gedeeld blijkt te zijn. Gedetailleerd brengt hij de achterste helft helemaal in kaart. ‘De Nederlandse rivierdelta hoorde van 90 na Christus tot het eind van de derde eeuw tot de Romeinse provincie Nedergermanië, legt hij even later bij de koffie uit. ‘Aan de linker Rijnoever was een complete militaire infrastructuur opgebouwd. Castella (legerplaatsen) , wegen, kades, havens.’

De Limesweg

Bij Nijmegen was er na 69 – na de opstand van de Bataven – enige decennia een Romeins Legioen gestationeerd. Op ieder castellum zaten zo’n vier à vijf centuria, 400 à 500 soldaten; op de wachttorens zaten zo’n vijf man. De verbindingen moesten goed zijn, het leger moest gevoed worden. Werk genoeg voor de plaatselijke stammen: de Bataven, de Cananefaten en de Friezen.  De Bataven werden door de Romeinen hogelijk gewaardeerd, stevige blonde kerels, ze werden zelfs toegelaten tot de Keizerlijke Garde. De Friezen stonden ook in aanzien, die waren in die tijd te vinden van Engeland tot Roemenië. Het militaire systeem langs de Rijn had tot doel om invallen van vijandelijke groepen te verhinderen. Maar daarnaast ging het om de controle van de rivier zelf omdat het een van de belangrijkste verbindings- en handelsroutes was tussen het Duitse Rijnland en Groot-Brittannië. De dam tussen de circa twintig castella werd door keizer Trajanus uitgebouwd tot een brede baan, de Limesweg. Op plekken waar de baan over natte ondergrond ging, legden de Romeinse ingenieurs lange aarden dammen aan die gestut werden door diep in de ondergrond geramde houten palen. Vele materialen voor de bouw van de weg en de forten werden aangevoerd over de rivier. Op de vele steigers werden de spullen aan wal gebracht.

Lang en slank

Het type rivier, en de uiterwaarden met geringe diepte, stelden eisen aan de vormgeving van de schepen. De diepgang mocht niet te groot zijn want dan werd al gauw de bodem geraakt. ‘2003 was een bijzonder jaar’ zegt Jaap Morel, ‘want we ontdekten drie schepen: De Meern 1, De Meern 4 en Woerden 7. In totaal zijn ten noorden van de Alpen zo’n dertig van deze platbodemschepen gevonden. Weinigen zijn evenwel in hun oorspronkelijke vorm bewaard gebleven. De Meern 1 is vrij mooi bewaard, maar heeft toch ook geleden door de erosie van de rivier. Het schip is bijzonder omdat er een cabine op zit. Er zijn ook veel voorwerpen en werktuigen op gevonden, die ons een goede blik op het werk aan boord van het schip verschaffen.’Dit wijst erop dat het schip een ongeluk heeft gehad en niet moedwillig is gezonken.  Morel laat me trekzagen, een peddel, een groot mes, een boor, bijlen, en een koevoet zien. Ik bekijk de – nagemaakte – cabinedeurtjes mét vergrendeling. Ietsje verder staan vitrines met het schoeisel  van de waarschijnlijk tweekoppige bemanning. Een schoentje is wel zeer elegant met een apart uitgesneden kleine teen.

Vier planken

Het schip is buitengewoon lang. ‘Het heeft een lengte-breedte verhouding van 1 : 10 , zegt Morel. ‘Het is 25 meter bij 2,5 meter. Een zeer mooi vormgegeven vertegenwoordiger van het Zwammerdamtype.’ De Zwammerdamschepen, gevonden in de jaren zeventig in de buurt van Zwammerdam, dateren uit de tweede eeuw na Christus. De Meern 1 blijkt vrij lang gevaren te hebben, van 148 na Christus tot na 180. Vooraan op het schip stond een zeilmast. ‘Dan kun je beter sturen, dan als zo’n zeil achterop het schip staat.’En achterop het schip was de cabine. Behalve de gereedschappen en het schoeisel is er een bed gevonden en een haardplaat. ‘De bodem bestond uit vier lange eiken planken.  25 meter lang, 60 / 70 cm breed en 8 / 9 cm dik. In totaal 1100 kilo per plank. De vier planken zijn afkomstig van één boom. De twee ‘kimstukken’ (de zijstukken naar boven) zijn ook afkomstig uit één boom. Kun je nagaan wat voor woudreus dat geweest moet zijn.’

Veer-en-deuvel

De Meern 4, daterend van 100 na Christus, wordt meer dan De Meern 1 van 148 na Christus gekenmerkt door een mediterrane bouwconstructie. ‘De bodemplanken van de De Meern 4 zijn verbonden volgens de zogenaamde veer-en-deuvel methode.’Jaap laat me zien hoe in het midden van twee planken een ruimte voor een houten plaatje werd uitgekeept, die vervolgens met een houten staafje kan worden vastgezet. ‘Die verbinding was eigenlijk te zwak voor een Nederlands rivierenschip, dus je ziet die in De Meern 1 plaats maken voor spijkers.’

In de vloeistof

We lopen terug naar de in de ijzers hangende De Meern 1. Heiers zijn ervoor bezig in de grond gaten te maken voor stevige ijzeren palen. ‘Hier komt een grote bak’ zegt Jaap. ‘Die wordt gevuld met Poly-ethyleen Glycol (PEG), een waxine-achtig product. Daar gaat eerst het ene deel van het schip 1,5 jaar in en vervolgens het andere deel. Als het schip er na drie jaar uitkomt, is het zeer houdbaar. Daarna worden de delen weer samengevoegd. Het kan eventueel nog ontkleurd worden, zodat het zijn oorspronkelijke houtkleur weer terug krijgt. Het schip komt in het te bouwen CultuurCentrum op de Hoge Woerd in Leidsche Rijn. Dit is een eindje van de oorspronkelijke vindplaats vandaan.

 Zie http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=352621

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0