Historisch Genootschap Beemster

Aanleiding en oprichting

De droogmaking van de Beemster wordt iedere 25 jaar met grootse polderfeesten gevierd. In 1936 waren de voorbereiding voor 325 jaar Beemster in 1937 in volle gang. Het toenmalige feestcomité, onderleiding van de heer D. Nobel, vond het van belang dat in het feestjaar een tentoonstelling kwam over de geschiedenis en het natuurschoon van de Beemster. Aan enkele inwoners van de Beemster werd gevraagd dit ter hand te nemen.
Het waren de heren W.A. Porte, G. Köhne en P. Zeeman die deze uitdaging met groot enthousiasme tot uitvoering hebben gebracht. Een eerder gehouden tentoonstelling in de Schermer had geleerd dat de verzamelde werken van deze tentoonstelling na afloop verkocht werden en daardoor vergoed verdwenen. De drie heren voorzagen dit probleem ook voor de Beemster en kwamen met het verzoek tot "oprichting van een vereniging of stichting welke tot doel zou hebben het cultuur eigene, historisch bijzondere, enz. van deze omgeving meer onder de ogen van de bevolking te brengen of voor het nageslacht te bewaren".
Het Feestcomité heeft geen enkele moeite met deze uitbreiding mits er maar geen financiële aanspraak gemaakt wordt op het budget van het comité.

Op 21 april 1936 komen de initiatiefnemers met enkele sympathisanten bijeen in het tegenover het Heerenhuis gelegen etablissement "Het Bonte Paard" om het idee gestalte te geven. Er wordt een voorlopig bestuur gekozen bestaande uit: W.A. Porte voorzitter, G. Köhne secretaris, P. Zeeman penningmeester en de leden C. P. Hartog en J. de Hart. Later uitgebreid met N. Groot en A. Weder. De “geboorte” van ons eigen Historisch Genootschap is een feit!

Het is de heer J. de Hart die met een naamvoorstel komt. Met zijn pleidooi: "Daar waar de beroemde molenmaker en ingenieur Jan Adriaanszoon Leeghwater in het midden Noord-Hollands gebied zo zeer zijn stempel op heeft gezet. Wie anders dan deze man kan zijn naam lenen aan het genootschap”.
De naam werd: “Historisch Genootschap Jan Adriaanszoon Leeghwater”.
Op 19 mei 1937, de dag dat de Beemster precies 375 jaar helemaal droog was, werd in café “Het Bonte Paard” de eerste algemene leden vergadering gehouden.

De kas van het nieuwe genootschap was leeg. Er werden 500 circulaires gedrukt op Oudhollands papier. Hierin stonden kort en bondig de plannen. Door Dirk Belt, boerenarbeider op het Deutzenhofje, werd een tekening gemaakt van Leeghwater die deze circulaire sierde. De circulaire werd verzonden naar belangstellenden met het verzoek om financiële steun. Via advertenties werden oproepen geplaatst voor nieuwe leden. Helaas was de burgerbelangstelling niet erg groot. In 1937 net 70 leden wat tot 1940 opliep naar 110. Wel waren er financiële bijdragen vanuit de gemeente Beemster, het Waterschap en de banken.

Eerste museum

Het hoofddoel van het genootschap was het inrichten van een tentoonstelling in 1937. Dit werd al gauw het realiseren van een museum. Er waren vele ideeën en plannen, maar de financiële situatie liet het niet toe om dit alles te realiseren. Een eigen museumgebouw zat er niet in. Er werd gezocht naar een alternatief. Toenmalige wethouder C. Hartog kwam met het voorstel om de leegstaande ziekenbarak achter het pand van het Burgerlijk Armbestuur aan de Middenweg 141 hiervoor te gebruiken. Voorwaarde was wel dat het pand onmiddellijk ontruimd wordt ten tijde van nood. Het gebouwtje bestaat uit zes kamers met rechts de ingang en een brede gang, achterin de keuken en boven een ruime zolder. Een geschikte locatie, aldus het genootschap. Vele Beemster vrijwilligers hielpen belangeloos om het plan te realiseren. In voorkamer kwam de schouw uit “Kronenburg”te staan. De tussenkamer werd een “staltje” en de achterkamer werd geschikt gemaakt voor exposities, vergaderingen en bibliotheek. De kaaspersen en de arrensleeën vonden een plek in de gang. De voorkamer heette in het vervolg “Boumankamer” en de achterkamer “Leeghwaterkamer”.
Op 9 september 1937 opent commissaris van de Koningin, de jonkheer Roëll het museum. Vol trots staat de burgemeester, de heer P. Kikkert, het Feestcomité en de bestuursleden van het genootschap in de steeg onder het bordje van het museum. In het eerste gastenboek prijken alle namen van de aanwezige notabelen.
In de feestweek stromen de bezoekers in groten getale toe. De tentoonstelling is een overweldigend succes.

De verzameling van het museum bestaat hoofdzakelijk uit gebruiksvoorwerpen zoals kaaspersen, arrensleeën, portretten, boeken, huisraad, bokkenwagens, enzovoort. Bijna alles werd geschonken aan het museum en de goederen werden met platte melkwagen van Piet Koeman en het makke paard van Jo Köhne, de “oude Zwart”, opgehaald.

In 1938 vierde Koningin Wilhelmina haar 40 jarig ambtsjubileum. Dit werd gevierd met een historische en allegorische optocht dwars door Amsterdam. Het genootschap verleende hieraan haar medewerking. De heren in het beste pak gestoken en de dames met “kap en dek” zaten op de boerenwagens en de sjezen. Voor de hoofdtribune met de Koninklijke familie, alsof het van te voren bedacht was, brak de spoorstok. De stoet stond stil. Menner Klaas Spaans verving de spoorstok en de stoet zette zich snel weer in beweging.

Het gebruik van de ziekenbarak was een financiële noodzaak. Er was veel geld in de verbouwing en inrichting gestopt, maar het bestuur wist dat het in geval van nood ontruimd moest worden.
In 1939, aan de vooravond van de tweede wereldoorlog, was het helaas zo ver. Een deel van de bezittingen ging naar de oude kaasfabriek “ de Toekomst” aan de Rijperweg, Boeken en documenten gaan naar de zolder van de Nutsspaarbank en de meest waardevolle zaken gaan in de kluis.

Tweede museum

Er wordt naarstig gezocht naar een alternatieve museumruimte. Aan de Rijperweg 72 staat een groot huis dat deels bewoond wordt door Trijntje Blokker-Dirkmaat. Het huis is van de Amsterdamse melkboer Blom. Alle partijen vinden elkaar en het bordje “museum” hangt daar spoedig aan de muur.
Deze verhuizing heeft wel een groot financieel gat geslagen in de financiën van het genootschap. Gelukkig zijn de gemeente en het waterschap bereid de huur te betalen. Door ruimte gebrek konden helaas niet alle voorwerpen getoond worden. In maart 1944 moest het museum noodgedwongen haar deuren sluiten. De oorlog en een dreigende inundatie veroorzaakten dit. De inventaris werd veilig opgeborgen tot betere tijden.
Op 17 juli 1945 opende het museum weer haar deuren.

Het pand aan de Rijperweg gaf goed onderdak aan het museum, maar ideaal was het niet. Het was klein en het tentoongestelde kwam niet altijd voldoende tot zijn recht. Het bestuur zocht naar een andere oplossing en vele panden passeerde de revue. Het was te duur, te klein, te bouwvallig, altijd was er wel iets. In juli 1950 komt de voormalige pastorie aan de Middenweg in beeld. Het echtpaar Bos-Edel gaat verhuizen naar de Rusthoeve in Purmerend en het zwaar in verval geraakte pand komt in de verkoop.
Voor 6000 gulden wordt het pand gekocht en de afgesloten lening hiervoor wordt met 7000 gulden verhoogd om de noodzakelijkste reparaties te betalen.
Het is een historisch interessant pand, immers de schrijfster Betje Wolff heeft hier gewoond.
Op 7 juli 1950 gaan de leden van het genootschap akkoord met de aanschaf en verbouwing.

Museum Betje Wolff

Architect C.W. Royaards uit Schoorl, op dat moment bezig met de restauratie van de toren van de Hervormde Kerk, bood gratis zijn diensten aan. De restauratie gaat in fases plaatsvinden en als eerste wordt de studeerkamer van Betje, Kipperust, aangepakt. Daarna volgen de domineeskamer, de opkamer en de keuken. Dit geheel is rond 1958 gereed. De eerst nood is geledigd, maar een totale restauratie is hiermee niet voorkomen.
In 1961 wordt de achterkant van het pand gerestaureerd. Met behulp van subsidies van de gemeente, de provincie en het rijk kon dit werk uitgevoerd worden. In 1964 is de buitengevel gerestaureerd en de goten vernieuwd. Eindelijk is het pand nu echt “glas en water”dicht. Naast de voordeur prijkt nu een mooi bordje met de tekst: “Dit pand is een monument” en op de voorgevel wordt op voorstel van heer Porte de naam Betje Wolff aangebracht.
In 1965 blijkt dat de bouwkundige staat van het pand slecht is. Een grootscheepse restauratie is noodzakelijk. Het museum wordt ontruimd en krijgt deels een plek in de museumboerderij Schagen. Een deel komt terecht op zolder en in de kluis van het polderhuis. Nu slaat het noodlot toe, de kluis wordt gekraakt en een aantal kostbaarheden verdwijnen. Een ramp. In de loop der jaren komen een aantal kostbaarheden wel weer boven water, maar alleen door aankoop zijn die dan ter te verwerven.
Op 30 april 1976 opent burgemeester Kloeke het gerestaureerde museum.

Het museum begon landelijk bekend te verkrijgen. Door verschillende radio- en TV programma’s en beschrijvingen in boeken kwamen vele nieuwsgierigen uit het land museum Betje Wolff bezoeken.
Een hoogtepunt werd in 1980 bereikt toen Koningin Beatrix op doorreis naar Wierenmeer in Betje Wolff een kopje koffie kwam drinken en genoot van het moois dat het museum te bieden heeft.

Tot op de dag van vandaag is museum Betje Wolff voor vele een vast onderdeel bij een bezoek aan de Beemster. De mooie stijlkamers en de unieke verzameling kleding verbazen menig bezoeker. De jaarlijks wisselende tentoonstellingen zorgen er voor dat er in het museum altijd weer iets nieuws is te ontdekken.
Nog steeds zijn het de vele vrijwilligers die het museum Betje Wolff draaiend houden. Niet alleen met hun museale taken, maar ook met hun vele andere taken die behoren bij beheer en onderhoud.

Het bestuur van Historisch Genootschap Jan Adriaanszoon Leeghwater is in de afgelopen 75 jaar zeer divers geweest. Hoofdzakelijk gericht op het besturen van het museum. Vele bestuursleden hebben jarenlang deel uitgemaakt van het genootschap en het beste gegeven aan het museumactiviteiten. Aanvankelijk was het een echte mannenwereld. In 1961 werd hierin verandering aangebracht. In het bestuur ontstond de discussie om vrouwen aan het bestuur toe te voegen. Het was niet zo zeer de bestuurkunde van de dames die hieraan ten grondslag lag, maar een aantal praktische invullingen op het gebied van onderhoud in het museum. In januari 1961 worden een viertal dames uit de kring van Plattelandsvrouwen benoemd.
Het bestuur begon zich ook bezig te houden met de ruimtelijke ontwikkelingen in de Beemster. Er werd een pleidooi gehouden voor de restauratie van bakkerij van Bakker Bakker aan de Rijperweg 66. Ook was men vel gekant tegen het plan de wegsloot voor het polderhuis en de pastorie te dempen. Het weghalen van de karakteristieke bruggen tast het aangezicht sterk aan. Samen met Heemschut en tot voor de Hoge Raad is gepleit de sloot de sloot te laten. Het is gelukt.
Ook voor andere beeldbepalende poorten en gebouwen werden pogingen ondernomen deze gerestaureerd te krijgen. Omdat het bestuur alle aandacht wel geven aan het besturen van het museum wordt op 7 februari 1946 de Commissie voor de Monumenten opgericht. In het midden van de jaren zeventig wordt “De Stichting tot Behoud van de Historische Schoonheid van de Beemster” opgericht. De eerste Commissie kan als voorloper van deze stichting gezien worden. Beide hadden als hoofdtaak de onroerende goederen van het genootschap te beheren en te onderhouden.

Agrarisch Museum Westerhem

Al jaren leefde er in het bestuur de wens om de museale activiteiten uit te breiden met een agrarisch museum. Dit werd mede ingegeven door de grotere agrarische voorwerpen die eigenlijk niet zo goed passen in het museum Betje Wolff en daardoor in een depot terecht kwamen.
Stolp Westerhem werd daarvoor geschikt geacht, echter deze stolp was zeer bouwvallig. In 1978 kwam het bestuur tot de conclusie dat door de hoge kosten restauratie en onderhoud niet binnen de mogelijkheden van het genootschap lagen. Wel werd het pand afgedekt om zo tegen de weersinvloeden te beschermen.
Twee jaar voor de polderfeesten in 1987 komt Westerhem weer ter sprake. Een grote groep vrijwilligers gaat in voormalige kaasfabriek Bamestra aan de gang om gereedschappen op te knappen. Het bestuur hoopt hierdoor twee zaken te realiseren: behoud van de oude kaasfabriek aan de Schoolstraat als depotruimte en de aankoop van stolp Westerhem. Helaas werd de oude kaasfabriek spoedig daarna gesloopt.
In 1995 werd in het nieuwe gemeentehuis van Beemster een symposium gehouden om de Noord-Hollandse stolpen in de publieke belangstelling te brengen. Dat dit heeft geholpen blijkt wel dat in april 1997 de stolp voor een symbolisch bedrag door het genootschap van de gemeente Beemster is gekocht en dat er verschillende fondsen beschikbaar kwamen om de stolp te restaureren. Eerdere pogingen om de stolp op de rijksmonumentenlijst te krijgen, noodzakelijk voor het verkrijgen van subsidies, mislukte. Samen met de Stichting Vrienden van de Stolp werd een plan geschreven voor restauratie en het verkrijgen van het noodzakelijk geld. Het historisch belang van een Agrarisch Museum in de Beemster werd hierin belicht en de ideeën om dit uit te voeren beschreven. Architect Cornelis de Jong maakte een voorstel om de stolp tot museum te veranderen en stelde hiervoor een begroting op. Het geld kwam er en de verbouwing kon beginnen.

Op 9 juni 2000 werd het Agrarisch Museum Westerhem door toenmalige burgemeester E. Postma geopend. Vele bezoekers hebben het museum bezocht en genoten van de geweldige inrichting. Ook Westerhem wordt geheel verzorgd door vrijwilligers. Zij bemensen het bestuur, zij leiden de bezoekers rond, doen het onderhoud aan de inventaris en de binnenzijde van het gebouw. Maar ook doen zij allerlei museale werkzaamheden zoals beheer objecten en inrichten van de tentoonstellingen.

Huidige activiteiten

Vanaf 1936 tot 1941 werd door het genootschap een tijdschrift, genaamd “De Schouwschuit”, uitgegeven. In het tijdschrift werden cultuur historische onderzoekingen en verhalen geplaatst en artikelen over en door interessante Beemsterlingen. Het duurde tot 2003 dat dit verenigingsblad op nieuw uit kwam. Nu onder de naam “De Nieuwe Schouwschuit” en ter ere van het 60 jarig bestaan van het HGB. Tot heden ten dage komt dit blad uit en in april 2011 kwam ter ere van het 75 jarig bestaan van het HGB een extra dik en mooi uitgevoerd blad uit. De historie van verenigingsblad De Schouwschuit staat hierin uitgebreid beschreven.

In november 1999 werd door het toenmalige bestuur een aantal veranderingen binnen het Historisch Genootschap Jan Adriaanszoon Leeghwater doorgevoerd. De naam bleef bestaan, maar er kwam een andere “merknaam” om een aantal veranderingen duidelijker te kenmerken. De naam: Historisch Genootschap Beemster, of kortweg: HGB, werd geïntroduceerd. In het HGB werden zeven commissies benoemd ieder met een eigen taak en karakter. Er kwam een brochure om het HGB duidelijker te presenteren en het geheel werd verder verfraaid door een nieuw logo, ontworpen door de heer Wim Hartog. Het doel was beter aan te sluiten aan de werelderfgoedstatus van de Beemster.

Om de informatie naar buiten toe te optimaliseren werd er in 2003 een website opgezet. Op de website staat veel informatie over het HGB, de beide musea en de andere activiteiten die door het HGB zijn ontplooid. Ook staan er veel cultuur historische achtergrondverhalen op de website.

In de afgelopen 75 jaar heeft het HGB veel gedaan voor haar leden en vrijwilligers. Minimaal werden per jaar twee interessante lezingen of voordrachten gehouden. Ook werden regelmatig andere verengingen, musea of interessante cultuur historische evenementen bezocht. De vrijwilligers krijgen jaarlijks een etentje aangeboden voor hun werkzaamheden.

Enige jaren geleden kwam uit de leden het verzoek om binnen het Historisch Genootschap Beemster aandacht te schenken aan de cultuur historische waarde van de Beemster en de ruimtelijke invulling van de Beemster op deze gronden. Door het gebrek aan menskracht in zowel het bestuur als onder de leden blijft dit bij een verkennende notitie vanuit het bestuur. In 2008 werd de vraag opnieuw gesteld in de ALV en dit leidde er toe dat tijdens de ALV in 2009 het bestuur met plannen kwam om hieraan invulling te geven. Samen met een aantal leden werd het idee nader uitgewerkt en werd in 2010 de ALV voorgesteld een nieuw afdeling Beemster Erfgoed in het leven te roepen die deze taken gaat uitvoeren.

De afdeling Beemster Erfgoed is bezig om hun werkzaamheden te omschrijven maar zijn ondertussen ook bezig om aan het algemeen bestuur adviezen te geven op allerlei gebied die van cultuur historische waarde zijn voor de Beemster.

Historisch gezien is het HGB een genootschap dat zich hoofdzakelijk met museale diensten heeft beziggehouden. Door het instellen van de afdeling Beemster Erfgoed komt ook de cultuur historisch kant, zoals vele andere historische verenigingen die hebben, beter tot zijn recht.

Om de beeldvorming van het HGB beter voor het voetlicht te brengen is in 2008 een PR-commissie in het leven geroepen. Deze commissie promoot het HGB en haar musea en de andere activiteiten bij een aantal evenementen in de regio. Aan de leden wordt sinds begin 2010 vier maal per jaar een nieuwsbrief, de HGB Actueel, gezonden met de meest actuele zaken.

Type organisatie

Telefoonnummer

0299 - 683 078

E-mailadres

info@historischgenootschapbeemster.nl

Tags

Reageren