Industrie en Imperialisme

De negentiende eeuw was een tijd van overgang met weergaloze vorderingen in de wetenschap en een materialistische levensbeschouwing. De ‘eeuw der techniek’ bracht de mensheid ook de evolutietheorie, schrijvers als Charles Dickens en Jane Austin en pianovirtuozen als Ludwig van Beethoven en Frédéric Chopin.

Met het afzetten van Napoleon in 1814 werd de grondslag gelegd voor een periode waarin volkssoevereiniteit, ofwel de wil van het volk, niet langer genegeerd kon worden. Politieke revoluties in deze overgangseeuw verdeelden de macht opnieuw, zowel binnen als buiten Europa en Nederland kreeg de bestuursvorm die het tot op de dag van vandaag heeft: een parlementaire democratie.

Massaproductie en verlichting

Afgezien van de politieke herverdeling van de macht, luidde het begin van de negentiende eeuw een periode van industrialisatie en mechanisering in. Het economisch liberalisme vierde hoogtij en ambacht en handenarbeid maakten plaats voor massaproductie. Een groot deel van de boerenbevolking trok daarom richting de geïndustrialiseerde steden, waar in Engeland al sinds 1806 gaslampen de straten verlichtten en hoop gloorde op een betere toekomst.

Overleving van de sterkste

Toen halverwege de negentiende eeuw in vrijwel alle grote steden straatverlichting brandde, zag de wetenschapper Charles Darwin het licht op wetenschappelijk gebied. In 1859 publiceerde hij een van de meest invloedrijke wetenschappelijke theorieën uit de geschiedenis: The Origin of Species. De evolutietheorie als verklaring van het ontstaan van soorten, waaronder de mens, betekende een drastische verandering van het toen geldende wereldbeeld. Darwin schreef de rijkdom van het leven op aarde toe aan een mechanisch proces, de ‘survival of the fittest’.

Het idee dat de sterkste en best aangepaste soorten overleefden, werd al al snel door allerlei andere vakgebieden overgenomen en had ook effect op maatschappelijk en economisch vlak. Het was in die tijd niet ongewoon om ervan uit te gaan dat personen die meer geld verdienden, succesvoller waren en een grotere kans op overleven hadden. Andere stromingen gingen uit van een strijd om het bestaan tussen verschillende rassen of etnische groepen. 

Superioriteitsgevoel

Vanuit de gedachte dat er een verschil bestond tussen verschillende etnische groepen, kwamen veel Europeanen tot de conclusie dat het blanke ras superieur was. Bovendien ontwikkelden zich onder invloed van de romantische en impressionistische stromingen binnen de kunst sterke gevoelsuitingen, zoals het nationalisme, die de liefde voor natuur en eigen land versterkten. Aangewakkerd door deze gevoelens veranderde de instelling van Europese mogendheden ten opzichte van hun koloniën van koloniaal naar imperialistisch.

Ging het bij kolonialisme slechts om handelsvestigingen die zorgden voor exotische goederen, nu kwam hier een nieuwe missie bij. De blanke Europeaan kon zijn positie verstevigen door invloed uit te oefenen op de manier van leven in de overzeese gebieden. Bovendien zagen veel imperialistische mogendheden het als hun taak om licht in de duisternis te brengen in onontwikkelde landen, beschaving onder de ‘onbeschaafden’.

Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waren de Verenigde Staten halverwege de negentiende eeuw inmiddels tot op het bot verdeeld geraakt over de  rechtvaardiging van etnische ongelijkheden. Met de verkiezing van Abraham Lincoln in 1860 als zestiende president van de VS ontketende zich een burgeroorlog die tot 1865 zou duren en resulteerde in de afschaffing van de slavernij.

Voor de Europese bevolking veranderde er ook onnoemelijk veel op eigen grondgebied. Na gaslampen als straatverlichting bracht Thomas Edison het licht binnenskamers met zijn gloeilampen. Was aan het begin van de negentiende eeuw de telegraaf als communicatiemiddel nog revolutionair, in het laatste decennium werd de uitvinding van de telefoon geperfectioneerd. En met de twintigste eeuw in zicht kreeg de fotografie concurrentie van bewegend beeld: in 1895 vertoonden de gebroeders Lumière in Parijs hun eerste film.

(Te) Kleine wereld?

Niet alleen door uitvindingen als de telefoon werd de rest van de wereld beter bereikbaar. Door de aanleg van spoorwegen in heel Europa en daarbuiten waren afstanden gemakkelijker overbrugbaar en vond ook de post, verstuurd per trein in plaats van postkoets, sneller zijn weg naar de plaats van bestemming. De ontdekking van de bacterie door Louis Pasteur en de komst van het Engelse watercloset, verbeterde ook de gezondheidszorg en hygiëne als nooit te voren.

Stilaan gingen er stemmen op dat de economische groei de bevolkingstoename  nooit zou kunnen bijhouden en voor problemen kon gaan zorgen. Het optimisme bleef echter de boventoon voeren en Europazag vol goede moed het begin van een nieuwe eeuw naderen. Met alle vooruitgang en ontwikkeling kon de twintigste eeuw toch niets anders brengen dan een ‘Belle Epoque’ (Schitterende Tijd)…?!

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0