Claude Monet

Met Claude Monet begon de impressionistische schilderkunst. Het impressionisme was gericht op de beleving van het moment (‘impressie’) en had bijzondere aandacht voor lichteffecten en kleur. Gekozen werd voor thema’s uit ‘het moderne leven’ die schetsmatig werden uitgewerkt. Meestal werd er in de openlucht geschilderd.

Het werk van Monet en andere gelijkgestemde kunstenaars werd afgewezen door de conservatieve Académie des Beaux-Arts, die haar jaarlijkse tentoonstelling in de Salon de Paris hield. In de tweede helft van 1873 organiseerden Monet, Pierre-Auguste Renoir, Camille Pissarro en Alfred Sisley de Société anonyme des artistes peintres, sculpteurs et graveurs om hun kunstwerken te exposeren.

Doorbraak

De eerste impressionistische tentoonstelling werd gehouden in 1874 aan de Boulevard des Capucines in Parijs in het voormalig atelier van de fotograaf Nadar. De tentoonstelling duurde een maand: van 15 april tot 15 mei. Het primaire doel van de deelnemers was niet zozeer om een nieuwe stijl te promoten, maar om zichzelf te bevrijden van de beperkingen van de Salon de Paris. De tentoonstelling, open voor iedereen die bereid was 60 frank te betalen, gaf kunstenaars de mogelijkheid om hun werk te laten zien zonder tussenkomst van een jury.

Er kwamen veel mensen op af, maar uiteindelijk werd er weinig verkocht. Maar al spoedig kwam de doorbraak. Van 1874 tot 1886 werden er acht grote impressionistententoonstellingen gehouden. Geleidelijk werd de nieuwe stroming geaccepteerd en uiteindelijk definitief erkend. Belangrijk was de rol van een aantal vooruitstrevende kunsthandelaren, met als belangrijkste exponent Paul Durand-Ruel. Ze vonden een markt onder de nieuwe rijken. De werken pasten qua formaat uitstekend in hun nieuwe Parijse herenhuizen.  

Le Havre

Hoe begon het allemaal met Monet? Hij werd op 14 november 1840 geboren op de vijfde verdieping van de rue Laffitte 45, in het 9e arrondissement van Parijs. Hij was de tweede zoon van Claude Adolphe Monet en Louise Justine Aubrée Monet, beiden Parijzenaars. Op 20 mei 1841 werd hij gedoopt in de plaatselijke parochiekerk, Notre-Dame-de-Lorette, als Oscar-Claude, maar zijn ouders noemden hem Oscar.

In 1845 verhuisde zijn familie naar Le Havre in Normandië. Zijn vader wilde dat hij in de scheeps- en kruidenierszaak van de familie ging, maar Monet wilde kunstenaar worden. Zijn moeder was zangeres en steunde het verlangen van Monet naar een carrière in de kunst. Op 1 april 1851 ging Monet naar de middelbare school van Le Havre. De lokale bevolking kende hem goed via zijn houtskoolkarikaturen, die hij voor tien tot twintig frank verkocht. Monet volgde zijn eerste tekenlessen van Jacques-François Ochard, een oud-student van Jacques-Louis David. Op het strand  van Normandië rond 1856 ontmoette hij  de kunstenaar Eugène Boudin, die zijn mentor werd en hem leerde olieverf te gebruiken. Boudin onderwees Monet ‘en plein air’ technieken voor het schilderen in de openlucht. Beide werden beïnvloed door de Nederlander Johan Barthold Jongkind.

Algerije

Op 28 januari 1857 stierf zijn moeder. Op zestienjarige leeftijd verliet hij de school en ging bij zijn kinderloze tante, Marie-Jeanne Lecadre wonen. Toen Monet naar Parijs reisde om het Louvre te bezoeken, zag hij schilders de werken van de oude meesters kopiëren. Dat inspireerde Monet, maar in plaats van dat hij ook ging kopiëren ging hij bij een raam zitten en schilderde hij wat hij zag. Na een tijdje leerde hij in Parijs andere jonge schilders kennen waaronder Édouard Manet en anderen die vrienden en later mede-impressionisten zouden worden.

Hij moest in militaire dienst. In maart 1861 werd hij ingedeeld bij in het eerste regiment van Afrikaanse lichte cavalerie (Chasseurs d'Afrique) in Algerije voor een periode van zeven jaar. Zijn welvarende vader had Monet's vrijstelling van dienstplicht kunnen afkopen, maar weigerde dit te doen omdat zijn zoon weigerde het schilderen op te geven. In Algerije maakte Monet niet bijzonder veel werk: enkele schetsen van casbah-scènes, een enkel landschap en verschillende portretten van officieren, die allemaal verloren zijn gegaan. Maar wel merkte hij in een interview met Le Temps uit 1900 op dat de lichte en levendige kleuren van Noord-Afrika "de kiem van mijn toekomstige onderzoeken bevatten". Na ongeveer een jaar garnizoensplicht in Algiers kreeg Monet last van tyfus. Nadat hij daar bovenop was gekomen spande zijn tante zich in om hem uit het leger te verwijderen. Dat mocht als hij instemde een opleiding aan een kunstacademie te volgen. Natuurlijk! De Nederlandse schilder Johan Barthold Jongkind, die Monet kende, schijnt een sleutelrol hierbij gespeeld te hebben.

Effecten van licht

Gedesillusioneerd met de traditionele kunst die op kunstacademies wordt onderwezen, werd Monet in 1862 student van Charles Gleyre in Parijs, waar hij Pierre-Auguste Renoir, Frédéric Bazille en Alfred Sisley ontmoette. Samen deelden ze nieuwe benaderingen van kunst. Ze schilderden de effecten van licht en plein air in gebroken kleuren met snelle penseelstreken. Dit zou een tijdje later bekend worden als het impressionisme.

In januari 1865 werkte Monet aan een versie van Le déjeuner sur l'herbe, met als doel het te presenteren in de Salon, dat Manet's Le déjeuner sur l'herbe twee jaar eerder had geweigerd. Het schilderij van Monet was erg groot en kon niet op tijd worden voltooid. In plaats daarvan diende hij het schilderij La femme à la robe verte in met daarop een zekere Camille. Het model zou later zijn vrouw worden. Camille werd zwanger en beviel in 1867 van hun eerste kind, Jean. Monet en Camille trouwden op 28 juni 1870, vlak voor het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog, en na een excursie naar Londen en Zaandam verhuisden ze in december 1871 naar Argenteuil. Gedurende deze tijd schilderde Monet verschillende werken van het moderne leven. Hij en Camille leefden het grootste deel van deze periode in armoede. Na de succesvolle tentoonstelling van enkele maritieme schilderijen en het winnen van een zilveren medaille in Le Havre, werden de schilderijen van Monet in beslag genomen door schuldeisers, van wie ze werden teruggekocht door een scheepvaarthandelaar, Gaudibert, die ook beschermheer van Boudin was.

Londen en Zaandam

Na het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog (19 juli 1870), zochten Monet en zijn familie hun toevlucht in Engeland in september 1870, waar hij de werken bestudeerde van John Constable en Joseph Mallord William Turner. Hun landschap inspireerden hem en zouden leiden tot zijn innovaties in kleurgebruik. In mei 1871 verliet hij Londen om in Zaandam, Nederland, te wonen, waar hij vijfentwintig schilderijen maakte. Hij bracht ook een eerste bezoek aan het nabijgelegen Amsterdam. In november 1871 keerde hij terug naar Frankrijk. Van december 1871 tot 1878 woonde hij in Argenteuil, een dorp aan de rechteroever van de Seine in de buurt van Parijs, en een populaire bestemming van de Parijzenaars voor hun zondaguitjes. Hier schilderde hij enkele van zijn bekendste werken. In 1873 kocht Monet een kleine boot die ging dienen als drijvende studio. Vanuit de boot schilderde Monet landschappen en ook portretten van Édouard Manet en zijn vrouw. Manet schilderde op zijn beurt Monet aan boord van de boot, vergezeld van Camille, in 1874.

Giverny

Nadat hun tweede zoon werd geboren verhuisde Monet en Camille in 1878 naar Vétheuil, waar ze een huis deelden met de bankier Ernest Hoschedé. In 1879 overleed Camille. Monet ging hierna vaak naar de Normandische kust om te schilderen. Inmiddels leefde Monet samen met Alice Hoschedé en haar echtgenoot Ernest. In 1891 zou Ernest overlijden, waarna Monet en Alice konden trouwen.

In 1883 verhuisde Claude Monet naar Giverny, waar hij in de jaren 1890 zijn beroemde tuin aanlegde, die zo'n belangrijke inspiratiebron zou vormen voor zijn latere werk. Claude Monet werd destijds in Giverny bezocht door een groot aantal Amerikaanse impressionisten die bij de grote meester inspiratie kwamen opdoen. De tuin in Giverny bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte bij het woonhuis is de bloementuin. Dit gedeelte heeft Monet gebruikt om met kleur en licht te experimenteren. De planten in deze tuin zijn als een kleurenpalet verweven, alle kleuren staan door elkaar (paars, rood, oranje, roze en geel). De gedurfde kleurencombinatie maakt deze tuin  bijzonder. Het tweede gedeelte van de tuin is de watertuin. Deze tuin is bekend om z'n waterlelies (Nymphaea) en het bruggetje met de blauwe regen (Wisteria). Om de vijver staan bomen en heesters die in het water reflecteren. Dit geeft een mooi beeld dat vaak werd vastgelegd.

Waterlelies

In 1899 begint hij aan zijn cyclus van de waterlelies, waaronder de acht grote wandschilderingen die hij aan de Franse staat schonk. In 1911 overleed zijn tweede vrouw Alice, in 1914 gevolgd door Monets oudste zoon Jean. Jean was getrouwd met de tweede dochter van Alice, Blanche. Blanche zorgde als weduwe voor de ouder wordende Claude.

Vanaf 1922 begonnen zijn ogen achteruit te gaan, hij kon minder goed zien en dat maakte het schilderen moeilijker. In 1923 kreeg hij na twee oogoperaties zijn zicht terug waardoor hij tot zijn dood in 1926 op 86-jarige leeftijd door kon blijven schilderen.  

Geboorte- en sterfdatum:
14 november 1840 / 5 december 1926
Plaats geboorte:
Parijs
Plaats sterven:
Giverny
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Parijs, Le Havre, Parijs, Algiers, Parijs, Londen, Zaandam, Parijs, Giverny

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1