Constantin Brancusi

Constantin Brancusi

Brancusi’s sculpturen zijn eenvoudig, ontdaan van overtollige elementen. Je herkent ze meteen. In zijn streven de volmaaktheid te bereiken verfijnde Brancusi vormen tot de essentie. Het materiaal was uitgangspunt, vaak zat de vorm al in het materiaal en was het een kwestie van wegkappen / wegsnijden totdat het beeld er was. Zijn kennis van de Roemeense volkskunst kwam de beeldhouwer goed van pas.

Brancusi, geboren in 1876, groeide op in het dorp Hobita, nabij Targu Jiu, dicht bij de Karpaten in Roemenië, een gebied dat bekend staat om zijn rijke traditie van volkskunst, met name houtsnijwerk. Geometrische patronen van de regio zijn te zien in zijn latere werken.

Schaapsherder

Zijn ouders Nicolae en Maria Brancusi waren arme boeren die een schamel inkomen verdienden.  Vanaf zijn zevende hoedde Constantin de kudde schapen van de familie. Al rondtrekkend bewerkte hij stukken hout met zijn mes. Vaak liep Constantin van huis weg omdat hij gepest werd door zijn vader en zijn oudere broers.

Op zijn negende verliet Brancusi zijn dorp Hobita om in de dichtstbijzijnde grote stad te gaan werken. In Slatina werkte hij als hulpje van een kruidenier en in Craiova als manusje van alles in een café. Van materiaal dat in een hoek bijeen lag, maakte hij een viool. Een caféganger, een industrieel, was dermate onder de indruk dat hij hem in liet schrijven aan de kunstnijverheidsschool van Craiova. Hij bleek echt talent te hebben en 1898 studeerde hij met zijn houtsnijwerk cum laude af.   

Boekarest   

Vervolgens schreef hij zich in aan de School voor Schone Kunsten van Boekarest, waar hij een academische opleiding in beeldhouwkunst kreeg. Hij werkte hard en onderscheidde zich al snel. Een van zijn vroegst bewaard gebleven werken, onder leiding van zijn anatomieleraar, Dimitri Gerota, is een meesterlijk weergegeven écorché (beeld van een man waarvan de huid is verwijderd om de spieren eronder te laten zien) die in 1903 in het Roemeense Athenaeum werd tentoongesteld. Hoewel het een anatomische studie was, was het een voorafschaduwing van de latere pogingen van de beeldhouwer om essentie te onthullen in plaats van alleen het uiterlijk te kopiëren.

Parijs

In 1903 reisde Brancusi naar München en vandaar naar Parijs. Zijn naam was hem al vooruit gesneld. Hij werd verwelkomd door de kunstenaarsgemeenschap. Hij werkte twee jaar in het atelier van Antonin Mercié van de École des Beaux-Arts, en werd uitgenodigd om in het atelier van Auguste Rodin te gaan werken. Hoewel hij de eminente Rodin bewonderde, verliet hij de werkplaats al na  twee maanden met het commentaar "Niets kan onder grote bomen groeien."

Nadat hij de werkplaats van Rodin had verlaten, begon Brancusi de revolutionaire stijl te ontwikkelen. Zijn eerste werk in opdracht, Het Gebed, was onderdeel van een grafzerk. Het toont een jonge vrouw die een kruis maakt terwijl ze knielt. Het is de eerste stap naar een geabstraheerde, niet-letterlijke representatie, en toont zijn drang om 'niet de uiterlijke vorm maar het idee, de essentie van dingen' af te beelden. Hij begon ook meer hout te snijden, rond 1908 was hij bijna alleen maar daarmee bezig.

In de daaropvolgende jaren maakte hij vele versies van ‘de Slapende Muze’ en ‘De Kus’, waarbij hij vormen vereenvoudigde tot geometrische en uitgebeende objecten.

Boerenhuis

Brancusi kleedde zich zoals de Roemeense boeren dat deden. Zijn atelier leek op een boerenhuis uit zijn geboortestreek met een grote rotsplaat als tafel en een primitieve open haard, terwijl het hij het meubilair zelf gemaakt had uit hout. Hij kookte zijn eigen eten, traditionele Roemeense gerechten, dat hij ook aanbood aan zijn gasten. Als getalenteerd klusjesman bouwde hij zijn eigen grammofoon.

Hij had een breed spectrum aan interesses, van wetenschap tot muziek. Hij was een goede violist en zong oude Roemeense volksliederen, waarmee hij zijn gevoelens van heimwee uitdrukte. Na de komst van het communisme heeft hij nooit overwogen om definitief terug te keren naar zijn geboorteland, maar hij heeft het wel acht keer bezocht.

Parijse avant-garde

Tot zijn vriendenkring behoorden kunstenaars en intellectuelen in Parijs zoals Amedeo Modigliani, Ezra Pound, Henri Pierre Roché, Guillaume Apollinaire, Louise Bourgeois, Pablo Picasso, Man Ray, Marcel Duchamp, Henri Rousseau, Peggy Guggenheim, Tristan Tzara en Fernand Léger. Hoewel omringd door de Parijse avant-garde, heeft Brancuși nooit het contact met Roemenië verloren en had hij vrienden uit de gemeenschap van Roemeense kunstenaars en intellectuelen die in Parijs woonden.

Zijn werken werden populair in Frankrijk, Roemenië en de Verenigde Staten. Verzamelaars, met name John Quinn, kochten zijn werk en recensenten gaven goede commentaren . In 1913 werd Brancusi's werk getoond op zowel de Salon des Indépendants als de eerste tentoonstelling van moderne kunst in de VS, de Armory Show.

Vogel in de Ruimte

Een van zijn belangrijkste sculpturen in de jaren twintig was ‘Vogel in de Ruimte’  - een abstracte vorm van een vogel in vlucht. Het was gebaseerd op zijn eerdere Maiastra-serie. In de Roemeense folklore is de Maiastra een prachtige gouden vogel die de toekomst voorspelt en blinden geneest. In de daaropvolgende 20 jaar maakte Brancusi diverse versies van Vogel in de Ruimte uit marmer of brons.

Een van deze versies veroorzaakte een grote controverse in 1926, toen fotograaf Edward Steichen een exemplaar kocht en naar de Verenigde Staten verscheepte. Douanebeambten accepteerden de Vogel niet als een kunstwerk en beoordeelden het als een industrieel voorwerp. Na langdurige gerechtelijke procedures werd deze beoordeling vernietigd, waarmee de status van de Vogel als een van rechten vrijgesteld kunstwerk werd bevestigd. De uitspraak legde ook het belangrijke principe vast dat ‘kunst’ geen realistische weergave van de natuur hoeft te omvatten, en dat iets abstracts ook kunst kan zijn.

Targu Jiu

Zijn werk werd steeds populairder in de VS, waar hij ook diverse keren naar toe ging. In 1938 voltooide hij het monument uit de Eerste Wereldoorlog in Targu-Jiu, waar hij een groot deel van zijn jeugd had doorgebracht. ‘Tafel van Stilte’, ‘De Poort van de Kus’ en ‘Eindeloze kolom’ herdenken de moed en opoffering van Roemenen die in 1916 Targu Jiu verdedigden tegen de legers van de Centrale Mogendheden (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Turkije en Bulgarije). Het ensemble Targu Jiu markeert het hoogtepunt van zijn artistieke carrière.   

Brancusi werd in zijn latere jaren verzorgd door een Roemeens vluchtelingenkoppel. Hij werd Frans staatsburger in 1952 om van de verzorgers erfgenamen te maken, en om zijn atelier en de inhoud ervan na te laten aan het Musée National d'Art Moderne in Parijs.

Brancusi stierf op 16 maart 1957, 81 jaar oud. Hij werd begraven op het Cimetière du Montparnasse in Parijs. Op deze begraafplaats zijn ook beelden te zien die Brancusi heeft uitgehouwen voor overleden kunstenaars. 

Geboorte- en sterfdatum:
19 februari 1876 / 16 maart 1957
Plaats geboorte:
Hobita
Plaats sterven:
Parijs
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Hobita, Slatina, Craiova, Boekarest, München, Parijs

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0