De correspondentie van David Hendrik baron Chassé

DAVID HENDRIK BARON CHASSÉ (geboren 18 maart 1765 te Tiel, overleden 2 mei 1849 te Breda) voerde het commando over de 3e Nederlandse Divisie van het Nederlandse leger te velde in 1815. Deze geharde veteraan was zijn militaire carrière begonnen op 10-jarige leeftijd in het Staatse Leger in het regiment Van Munster. 6 jaar later werd hij 2e Luitenant. Tijdens het Patriottenoproer in 1787 verdedigde hij Weesp en Muiden tegen Pruisische troepen; daarna moest hij vluchten naar Frankrijk. Daar klom hij op tot luitenant-kolonel van het Bataafsche Legioen.

Na de verdrijving van de Oranjes in 1795 ging hij over in Bataafsche dienst als commandant van een regiment Jagers. Hij vocht tegen de Britten en Russen in 1799. Later opereerde hij in Noord-Duitsland. In 1803 werd hij benoemd tot kolonel; na de vorming van het Koninkrijk Holland in 1806 werd hij bevorderd tot generaal-majoor. In 1808kreeg hij het bevel over de Hollandse Brigade die naar Spanje werd gezonden. Voor zijn aandeel in de slagen bij Durango, Mesa d'Ilbor, Talavera, Almonacid en Ocaño ontving hij de titel baron op 1 juli 1810, - 1 week voor het Koninkrijk Holland werd ingelijfd bij het Franse Keizerrijk.

De guerilla-oorlog in Spanje sleepte zich voort, tot de Fransen in 1813 werden verdreven. Hij werd voor het ontzetten van het korps van generaal D'Erlon bevorderd tot divisiegeneraal. In de slag bij Bar-sur-Aube in 1814 raakte hij zwaargewond. Na de val van Napoleon verzocht hij om ontslag uit Franse dienst, wat hem werd toegestaan. Hij keerde terug naar Nederland, waar hij met enige scepsis werd ontvangen. Niettemin genoot hij het vertrouwen van de soeverein vorst Willem I en werd hij benoemd tot generaal majoor. Hij kreeg het bevel over de 3e Divisie op 25 maart 1815 en werd op 21 april bevorderd tot luitenant-generaal.

Wellington daarentegen wantrouwde zijn oude tegenstander. Hij gaf meerdere keren aan dat Chassé van zijn bevel diende te worden ontheven. En tot ergernis van Chassé en vele andere Nederlandse officieren had hij de rol van de Nederlandse troepen in de overwinning op de Fransen bij Waterloo weggelaten. Chassé schreef daarop een verslag aan de Prins van Oranje over de gebeurtenissen en het aandeel van de 3e Divisie hierin. Heel kort wordt vermeld welke rol het 2e Bataljon heeft gehad in de gevechten met de Franse gardegrenadiers. Zoals in het verslag vermeldt heeft Chassé nog contact gehad met lord Hill over het verslag van Wellington, maar meer dan een geruststellend antwoord heeft hij niet gekregen. Wel werd Chassé benoemd tot commandeur in de Militaire Willemsorde.

Zijn beroemdste wapenfeit volgde na de Belgische Opstand, toen hij het bevel kreeg om de Citadel van Antwerpen in Nederlandse handen te houden. In 1832 werd de Citadel belegerd door een Frans leger onder generaal Gérard. Na 24 dagen gaf hij de citadel over en raakte hij en het garnizoen in gevangenschap. In 1833 werd hij weer vrijgelaten en ontving hij het Grootkruis van de Militaire Willemsorde. Hij werd benoemd tot commandant van de vesting Breda. Op 14 juli 1839, na het opheffen van de Staat van Beleg, werd hij op half geld gesteld; in oktober van dat jaar werd hij benoemd tot lid van de Eerste Kamer. Hij ging uiteindelijk in 1841 met pensioen.

Na de grondwetherziening van 1848, die een einde maakte aan het lidmaatschap voor het leven van de 1e Kamer, verdween hij ook uit de politiek. Nu hij geen inkomen meer had moest hij zijn geliefde paarden verkopen. Enkele maanden later overleed hij op 84-jarige leeftijd. Hij werd begraven in een eenvoudig graf te Ginniken. Op Waterloodag in 1907 werden zijn resten bijgezet in een graftombe bij het Citadelmonument, een monument ter ere van de verdedigers van de Citadel van Antwerpen.

2. Commentaar van de Prins van Oranje over de 3e Nederlandse Divisie

“De divisie van den luitenant-generaal Chassé is laat in het vuur gekomen, en alzoo ik mij in persoon van het centrum niet konde verwijderen, had ik hem, voor dien dag, onder de orders van Lord Hill, kommanderende het tweede arméekorps, gesteld, en heb berigt ontvangen, dat deze divisie mede zeer dapper gevochten heeft, en de luitenant-generaal Chassé, benevens de beide kommandanten der brigades, zich zeer goed van hunnen pligt gekweten hebben.”

Uit: “Tweede rapport van Z. K. H. den Prins van Oranje, aan Z. M. den Koning, Brussel, den 22sten Junij 1815”, in: John Palfrey Burrell (Ed.),“Official Bulletins of the Battle of Waterloo in the Original Languages with translations into English” [beter bekend als: “The waterloo Dispatches”]; 1848, pag. 83

 3. Verslag van Luitenant-Generaal baron Chassé aan de Prins van Oranje over de gebeurtenissen tijdens de Slag bij Waterloo, 18 juni 1815.

“Bourget, den 4 Julij 1815.

De geforceerde marschen welke de 3de Divisie heeft gemaakt zedert den 18 Junij l.l., alsmede het niet gaan der posten, is de reden dat ik tot nog toe de eer niet gehad heb aan U.K.H. in te zenden de lijst der officieren, welke zich gedistingueerd hebben bij de glorierijke overwinning; ik zoude daar bij niet gevoegd hebben de mouvementen en het geen de Divisie heeft verrigt, dewijl ik met grond geloofde dat zulks door den generaal lord Hill (op wiens order ik mij op bevel van U.K.H. bevond) geschiedt was; dan het rapport van den hertog van Wellington doet mij maar al te klaar zien, hoezeer ik ben te leur gesteld in mijne billijke verwachting, (ik heb de vrijheid genomen mij aan lord Hill deswegen te adresseren, ik heb de eer de copie van mijne missieve hier bij te voegen) het is om deze reden dat ik de vrijheid neem aan U.K.H. een verslag te doen van het geen door mijne Divisie op dien dag verrigt is geworden.

De positie mij door lord Hill aangewezen was als volgt: een bataillon bleef geposteerd in Braine la Leud, dewijl twee bataillons geplaatst stonden, hunne regter vleugel aan het voornoemde dorp aansluitende, en de linker zich uitstrekkende naar de zijde der tweede Engelsche divisie; het overige van de divisie was geposteerd achter het voornoemde dorp, appuijeerdende zijn linker vleugel aan bovengemelde tweede divisie, dewijl de regter zich zooveel doenlijk uitstrekte naar het bos van Soignies. Tegen drie uren des namiddags kreeg de divisie order om zich in eene schuinsche directie te begeven, naar de zijde van de chaussée, loopende van Nivelles naar Brussel; de brigades werden in kolonne, van tijd tot tijd in bataille, alsmede in quarrée’s geformeerd, deze manoeuvres wierden uitgevoerd met die koelbloedigheid welke de oudste en langst gedienden eer zouden hebben aangedaan, niet tegenstaande een hevig kanonvuur hetwelk tamelijk ravage in de gelederen te weeg bragt.

Verscheiden uren bleven zij in deze penibele positie; met onverschrokkenheid zagen zij den dood te gemoet, en wanneer een van hunne spitsbroeders het doodlot trof, was hunne uitroep: “Leve de Koning!” “Leve het Vaderland!” Tegen het vallen van de avond ontwaar wordende dat de artillerie, welke voor ons op de hoogte geplaatst was, zoo niet geheel ophield met schieten, merkelijk zijn vuur verflaauwde, begaf ik mij met de meeste spoed derwaarts om daar de rede van te vernemen, en hoorde dat de amunitie ontbrak; te gelijk ziende dat de Fransche garde eene beweging maakte om op die artillerie aantevallen, verzuimde ik geen ogenblik om onze artillerie, gecommandeerd door majoor Van der Smissen tot de hoogte te doen voortrukken, en een hevig vuur te beginnen.

Ik liet de generaal-majoor d’Aubremé met twee kolonne’s, en échelon, in reserve blijven, dewijl ik met de eerste brigade, gecommandeerd door den kolonel Detmers , in geslooten kolonne’s op den vijand aanrukte, en had het genoegen de Fransche garde voor dezelve te doen wijken, en vervolgde de vlugtende vijand tot de donkerheid des nachts ons belette verder voort te gaan; ik bleef des nachts met mijne troepen bivouaqueren, tot dat ik den anderen daags order ontving mij naar Nivelles te begeven, alwaar de tweede brigade mij in de beste order, met de artillerie gerejoigneerd heeft.

Ik ben ten uiterste tevreden over het gedrag mijner gehele divisie, inzonderheid over die soldaten die slechts sedert tien maanden den militairen stand hebben aanvaard, en niet anders als recruten kunnen beschouwd worden; zij hebben de beste bewijzen gegeven dat het bloed hunner voorvaderen met ruime mate in hunne aderen stroomt.

De twee brigade-commandanten, de generaal-majoor d’Aubremé, en de kolonel Detmers, alsmede de majoor Van der Smissen, commanderende de artillerie, hebben door hunne koelbloedigheid en beleid zich zeer doen opmerken. – Ik voege hierbij de rapporten der commandanten van de brigades, alsmede dat van der artillerie in originali waaruit U.K.H. de particulariteiten dien dag voorgevallen zal kunnen ontwaar worden; het doet mij leed te zien dat de kolonel Detmers, den braven kolonel Speelman niet in zijn rapport genoemd heeft, dezelve heeft mij bijzonder voldaan en heeft zijne reeds verdiende reputatie staande gehouden, alsmede den kolonel Aberson en den luitenant-kolonel L’Honneux .

Het is mede van mijne pligt, dat ik een trek van uitstekende bravoure onder het oog van Uwe K.H. brenge. In het oogenblik dat de gardegrenadiers door den kolonel Speelman met een gedeelte van de eerste brigade aangevallen en terug gedreven werd, zag ik links van mij af op eene hoogte de kurassiers eene beweging maken; ik snelde daar heen, en vond aldaar den kapitein De Haan, van het 19 bataillon landmilitie, met eenige braven. Het oogenblik was daar om van de wanorde gebruik te maken, en den vijand, die reeds in verwarring was, geen tijd tot bedenking te geven; ik gelastte hem de kurassiers dadelijk aan te tasten, hij sprong met zijne manschappen over de heg, formeert zich in een peloton, hetwelk nauwelijks uit vijftig man bestond, maakte een hevig vuur op hun, hetwelk de vijand in wanorder bragt, hij maakte daar gebruik van, viel hen aan met de bajonet en ik had het zielsgenoegen van omtrent drie honderd kurassiers voor vijftig Nederlanders te zien vlugten. 
De kapiteins Gezelschap en Van Hemert van het 4 bataillon land-militie hebben zich mede gedistingueerd; de laatstgemelde, wiens kompagnie nog in den besten staat is, heb ik met veel moed tegen de kavallerie zien ageeren.

Het zoude te kort zijn gedaan aan het zoo wel bekende edelmoedige karakter van U.K.H. om deze brave officieren en de overigen in hare goede gratie aan te bevelen; ik vinde mij echter nog verpligt gewag te maken van de heeren van mijnen staf, als de majoor en chef van den staf Van Delen, mijne adjudanten de kapiteins De Boer en Van Omphal, den kapitein Belaerts, en den kapitein van de genie Anemaet, benevens de luitenant en kamer-jonker van zijne Majesteit, den baron Van Grovestins; alle deze Heeren hebben zeer uitgemunt en mij vele diensten bewezen, ik heb den baron Van Grovestins (dewelke nimmer het vuur heeft bijgewoond) geadmireerd door zijne koelbloedigheid; de overigen bewezen dat zij oude soldaten waren.

Bij de twee maanden geleden heb ik reeds den rang van luitenant-kolonel voor den majoor Van Delen, en die van majoor voor den kapitein De Boer gevraagd, die lange jaren met roem gediend hebben.

De luitenant-generaal, kommanderende het eerste corps van het K.N. leger te velde, onder orders van Z.K.H. den Prins Frederik.

(get.) Chassé.”

4. Brief van Chassé aan luitenant-generaal Lord Hill, commandant van het II Corps

"Bourget, 5 juli 1815.

 [“Het was pas gisteren dat ik het rapport las van Z[ijne] Exc[ellentie] de hertog van Wellington betreffende de slag van de 18e jongstleden. Die dag had ik de eer om met mijn divisie te dienen onder bevel van uwe Exc[ellentie]. Omdat er geen enkele vermelding wordt gemaakt van deze divisie, moet ik aannemen dat haar optreden volledig moet zijn ontsnapt aan de aandacht van uwe Exc[ellentie], bij het schrijven van uw verslag aan de hertog van Wellington. Daarom bevind ik mij in de moeilijke positie om de feiten van die dag weer te geven aan U[we] Exc[ellentie], en het aandeel dat mijn divisie had in het succes van die dag.

Tegen de avond bemerkte ik dat het artillerievuur op de hoogten voor mij begon af te nemen, ik ging daarheen om naar de oorzaak te informeren: er werd mij verteld dat de munitie ontbrak, ik kon duidelijk zien hoe de Franse garde oprukte naar deze stukken; indachtig de gevolgen [hiervan], liet ik mijn artillerie naar de vlakte avanceren en beval hen een allerhevigst vuur te openen, op hetzelfde moment liet ik de 2e brigade, gecommandeerd door de generaal-majoor d’Aubremé, in reserve, geformeerd in twee carré’s en echeleon, ik liet de 1e brigade onder de kolonel Detmers in gesloten colonnes formeren en viel de Franse garde aan. Ik had het genoegden dezelve voor mij terug te zien trekken. Dit heb ik discreet niet vermeld, in de volle overtuiging dat uwe Exc[ellentie] dit zou vermelden in het uwe, aangezien u mij twee dagen na de slag hebt vereerd (zijnde te Nivelles) met een uiting van uw tevredenheid over het optreden van mijn artillerie zonder vermelding van de infanterie; maar mijn vergissing inziend zou ik mijn plicht verzaken tegenover de dapperen die ik tot mijn genoegen mocht aanvoeren, evenals tegenover mijn gehele natie, indien ik niet zou proberen deze omissie te verhelpen door uwe Exc[ellentie] te verzoeken aan deze dappere troepen gerechtigheid te doen, waarvan ik overtuigd ben dat zij deze verdienen; zij hebben teveel waarde toegekend [aan], en zijn zeer gevoelig voor de eer om te hebben bijgedragen aan zo een glorieuze overwinning […].
(getekend) Chassé.”]

Uit: W.J. del Campo, “Het Leven en Krijgsbedrijven van David Hendrikus Baron Chassé, […]”, 1849.

5. Antwoord van generaal Hill aan luitenant-generaal Chassé

”Parijs, 11 juli 1815

Monsieur le Général !

[“Ik heb de eer de ontvangst van uw brief van de 5e van deze maand te bevestigen, welke mij pas gisteren heeft bereikt.

In het verslag, waarvan ik de eer had deze te hebben mogen doen aan Z[ijne] E[xcellentie] de hertog van Wellington, van de bataille van 18 Juni, maakte ik specifiek melding van de inzet van uw divisie, gedurende deze dag; en ik heb niet nagelaten te vermelden, dat zij zich in beweging zette om de aanval van de Franse Keizerlijke Garde terug te drijven. Helaas was het rapport van Z. E. de hertog van Wellington naar Londen gestuurd voordat mijn verslag arriveerde; nochtans wordt mij verzekerd dat Z. E wordt ingelicht over de goede staat van dienst van de troepen onder uw bevel in deze roemrijke dag, en ik verzoek u, mijnheer de Generaal, ervan te zijn verzekerd dat het mij altijd een groot genoegen zal zijn te getuigen van hetgeen ik weet.

Accepteer, mijnheer de generaal, de verzekering van mijn hoogachting waarmee ik de eer heb te zijn

Uw zeer gehoorzame dienaar.

(getekend) Hill, generaal”]

Uit:
Löbensels 4de deel, in de noot op bl. 682 en 683
W.J. del Campo, “Het Leven en Krijgsbedrijven van David Hendrikus Baron Chassé, […]”, 1849.

 

Bijnaam / pseudoniem:
Papa Chassé,Général Baïonette
Functie / titel:
Generaal
Geboorte- en sterfdatum:
18 maart 1765 / 2 mei 1849
Plaats geboorte:
Tiel
Plaats sterven:
Breda
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Tiel,Breda

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0