Den Haag - Maison Krul nog altijd een begrip

Horizontal tabs

Beschrijving

In 1970 viel het doek over de zo vermaarde Haagse tearoom aan het Noordeinde. Het bedrijf had 135 jaar bestaan. Inmiddels zijn we veertig jaar verder. Bij de nostalgische Hagenaar heeft ‘Krul’ nog altijd een plaatsje in zijn hart. Ook al is hij er nooit binnen geweest!

Wie herinnert zich niet het dramatische liefdeslied dat de onvergetelijke Wim Sonneveld zong over‘een tearoom uit Den Haag’, genaamd de Tearoom Tango. Op het toneel verschijnt een deftige dame met ‘een kaalgevreten bontjas en een arrogante lach’. Het zou zomaar één van de vele Haagse dames kunnen zijn, die Krul frequenteerden.

Wilhelmina

Wanneer toeristen ‘de bekakte Hagenaar’ wilde aanschouwen, konden ze hun hart ophalen bij deze eetgelegenheid. Het chique publiek werd bediend door uiterst beschaafde serveersters, die gekleed waren in een zwarte japon met een wit gestijfd schortje en een wit kapje in het haar. Maar laten we wel wezen, het is wellicht zo dat er veel kouwe kak bij Krul kwam, maar dat kan niet gezegd worden van alle bezoekers. De goede buren Wilhelmina en Hendrik wisten de banketbakker ook al te vinden. Wilhelmina was een fervent chocolade-eetster en Hendrik zou Krul’s ontbijtkoek niet te versmaden vinden. En Louis Couperus was vaste klant. Dus ook Eline Vere kwam in de tearoom.

Zoete inval

In 1834 kreeg Bertus Krul de koek- en banketbakkerij ‘De Zoete Inval’ onder zijn beheer. Het strategische gelegen etablissement maakte steeds meer naam en in de volksmond werd steeds meer gesproken over Krul in plaats van ‘De Zoete Inval’. Uiteindelijk kwam die naam ook op de gevel te staan toen deze in 1903 in Jugendstilstijl indrukwekkend werd verbouwd. Het was een eldorado voor liefhebbers van zoetigheid die hun middag wilden breken en in hun nieuwste of netste creatie even gezien wilden worden. Ook de Koningin van Voorburg – Anna Maria Petronella van der Lubbe - kwam er geregeld, weet Aad Leygraaf (1936) te vertellen.

Zeer vereerd

Het was december 1953 toen de 17-jarige Leygraaf gevraagd werd om te komen werken in jonge ventje zat op de Ambachtsschool aan het Lamgroen waar hij onderricht kreeg van twee leraren die ook bij Krul werkten. Alleraardigste kerels. De ene was Koos Jelders, een wat gezet mannetje en de ander heette Jan Haring, die nogal klein van stuk was. Alle twee waren ze uitermate bekwaam in hun vak en wat belangrijk was: ze wisten de kennis ook goed over te dragen. De jonge Leygraaf was uiterst vereerd toen hij werd gevraagd om bij de Koninklijke Krul te komen werken. Eerder had hij al enige ervaring opgedaan bij bakker Frans de Groot in Voorburg, maar nu zijn leraren hem goed vonden voor Krul, meende hij deze stap maar te moeten wagen.

Korstkelder

Op zijn fiets ging hij dagelijks naar de vermaarde banketbakker, waar hij via de personeelsingang in de Molenstraat naar binnen ging. In het souterrain begon zijn werk in de korstkelder, genoemd naar het bladerdeeg dat werd gebruikt als basis van veel gebak. Daar werkten ze met zo’n man of zes. Verder was er nog de keuken en de banketbakkerij. Met dat bladerdeeg werd van alles gemaakt. Van saucijzenbroodjes en kerstkransen tot kaasstengels en amandelbroodjes. Alles met veel liefde gemaakt in de kelder van Krul. Hoewel de bonbons werden boven gemaakt in de chocolaterie. Leygraaf kan zich nog herinneren dat er een toermachine kwam om ten dienste van de bakkers te draaien. Mixmachines, deegmachine er stond van alles in de kelder van de banketbakkerij. Ook de oude ovens en platen kan Leygraaf zich nog goed heugen. Het leek toen al of er te weinig werd geïnvesteerd om bij de tijd te blijven. Maar dat is achteraf praten.

Etalage

Onder de grond, in het souterrain, speelde zich veel af wat voor de cliënten verborgen bleef. Zowel in de keuken als de bakkerij werden de verrukkelijkste lekkernijen gemaakt die boven zorgvuldig werden opgepeuzeld. Wat deden de bezoekers lang over hun gebakje! Ja, de prijs lag wel aanzienlijk hoger dan elders, dat is waar. Maar flinke drinkers of eters zaten er niet bij. Het was vooral plakken, kijken en bekeken worden op een strategische plaats in de mooie tearoom. Alsof ze in de etalage zaten! En dan langdurig prikken en hakken met een vorkje om vervolgens alles zo beschaafd mogelijk naar binnen te werken. Flink kauwen en herkauwen en dan voornaam doorslikken. Met hoofd rechtop en de blik op oneindig. Ja, het was een schitterend voorbeeld van voorname haagsheid: niets zijn en toch wat zijn. En het bedienend personeel moest hun gezicht in de plooi houden. Gelukkig waren ze erop getraind!

Duidelijke hiërarchie

Het bakkerspersoneel mocht vanzelfsprekend niet in de tearoom komen. Tussen makers en serveersters was een duidelijke scheiding. De laatsten waren bijna actrices zo goed wisten ze hun rol te vervullen. Er heerste een duidelijke hiërarchie. Er waren allemaal hoofden en opperhoofden. Chefs en sous-chefs. Niet iedereen mocht zomaar iedere bezoeker bedienen. Sommige dames hadden zo hun voorkeuren. Bij elkaar zal er toch wel zo’n 50 man gewerkt hebben bij Krul. Niet alleen aan het Noordeinde maar ook in de verschillende filialen te Den Haag en omgeving. Van de Alkemadelaan tot de Valeriusstraat. En van de Haagweg te Rijswijk tot de Stevinstraat te Scheveningen. Het aantal zal op tien hebben gelegen. Maar daarnaast leverden ze ook al hun zoetige en hartige lekkernijen aan het chique Kurhaus.

Bazen

Na de oorlog werd het bedrijf geleid door de broers Jan en Gerard Krul. De eerste was de oudste en had vooral de leiding over de banketbakkerij en de laatste zorgde vooral voor de administratie. Gerard was ook de laatste baas van het bedrijf. In de lange gang tussen bakkerij en tearoom kwam je langs het loket waar wekelijks de loonzakjes werden afgegeven. Daar zat de administratie die niet alleen de lonen uitkeerde, maar ook de bestellingen noteerde en alles bijhield van vrije dagen tot de aankoop van gebaksdozen. Wat de bestelling aanging, deze werden met de bakfiets thuisbezorgd en wat was het een verrukking als de bakfiets met het logo van Krul erop in de straat kwam. De besteller (meestal een bestelster) voelde hoe de buren keken, wanneer hij het gebak afl everde.

Specialiteiten

Leygraaf kan zich uit zijn tijd nog herinneren dat er een Italiaan was die de leiding had bij het gebak en die heerlijk Marongebak kon maken. Allemaal volgens een geheim recept natuurlijk. Het bestond uit een soort kastanjepuree met een noot erop. Zelf vond Leygraaf het heerlijk om slaatjes te maken. Hij doet het nu nog bij zichzelf thuis. Ja, dat was heel wat anders dan het aansmeren van chocoladegebakkies, wat hij als leerling met 100-den tegelijk heeft gedaan. “Je zag er niet uit met al dat spul, dat plakte en kleefde. Eigenlijk was het een smerige klus”. Nee, een slagroomgebakje was meer favoriet!

Retourwinkel

In de smalle Molenstraat kon soms een hele lang rij mensen staan bij de retourwinkel. Inderdaad, soms was het daar drukker dan bij de winkel zelf! Het retourgebak uit de filialen werd tegen een sterk gereduceerd tarief verkocht en dat wisten de klanten. En aan de buitenkant van de verpakking kon je het niet zien. Dat was nou typisch Haags. Oud Krulgebak, maar wel in een doosje met het logo. Niemand die wat merkte, wanneer thuis het gebak werd gepresenteerd!

 

F.J.A.M. van der Helm

www.deoud-hagenaar.nl

Adres

Noordeinde 44
2514 GJ gravenha

Facilities

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0