Eclectisch landhuis

Horizontal tabs

Beschrijving

Eclectisch landhuis uit neotraditionele bak- en zandsteen gebouwd in de jaren 1880 met vergrotingen uit de jaren 1930, gelegen in een ommuurd domein op het hoogste punt van Sint-Ulriks-Kapelle ten zuiden van de dorpskern langs de Brusselstraat en Zavelstraat, heden in gebruik als rusthuis "De Verlosser".

In het domein liggen nog verschillende bijgebouwen: ten noordwesten van het landhuis tegen de Brusselstraat ligt een voormalige aalmoezenierswoning, ten noorden ligt de voormalige oranjerie met stal en koetshuis; een voormalige duiventil ligt tussen het landhuis en de oranjerie, ten noordoosten werd circa 1960 een noviciaat opgericht, ten oosten het bijgebouw "les treize colonnes", verspreid in het zuidelijk parkgedeelte liggen nog twee duiventillen, een bunker en een kapel.

Historiek

De eerste bebouwing op het domein gaat terug tot een landhuis met drie bijgebouwen die rond 1800 opgetrokken waren (na de opmaak van de Ferrariskaart (circa 1770-1778) en voor de opmaak van het primitief kadaster (circa 1823)). Het domein was toegankelijk van op de Brusselstraat via een dreef, gelegen tussen de toenmalige bebouwing langs de Brusselstraat. Het domein had toen nog niet de omvang van vandaag en zou in de loop van de 19de eeuw aanzienlijk uitgebreid worden, hiervoor werden de gebouwen langs de Brusselstraat afgebroken.

In 1833 worden de gebouwen die waarschijnlijk door Guillaume Horis, een Brusselse handelaar, en zijn echtgenote Jeanne Marie Parijs waren opgetrokken verkocht. Het goed wordt gekocht door Caroline François Xavier D?Aoust (1775-1856) en haar echtgenoot, Albert Jules Joseph Bara (1772-1840) (hun grafplaat hangt aan de noordelijke koormuur van de Sint-Ulrikskerk). Via vererving worden de goederen eigendom van Pauline Desmanet (1802-1879) en haar echtgenoot Bernard Lyon (1792-1879). In 1866 zal hun zoon Eugène François Marie Lyon (1837-1902) samen met zijn echtgenote Maria De Thuin (1841-1881 - zie grafsteen van de familie Lyon op het kerkhof van Sint-Ulriks-Kapelle) de eigendommen kopen. Het is onder deze eigenaars dat het domein aanzienlijk zal uitbreiden en dat er verschillende verbouwingen en nieuwbouw valt te noteren. Een eerste uitbreiding werd in 1870 opgetekend in het kadaster: er komt onder andere een koetshuis en paardenstal evenals een oranjerie bij, nu gekend onder de naam Gaudium en in gebruik als woning voor de zustergemeenschap.

Uit de kadastrale schetsen van 1880 blijkt dat de percelen langs de Brusselstraat en ook de omliggende percelen worden opgekocht en samengevoegd zodat het oorspronkelijke lusthof uitgroeide tot een groot park dat gelegen was tussen de toenmalige Zavelstraat en de Krekelendries. Toen werd onder andere ook een verbouwing geregistreerd van het hoofdgebouw en de nieuwbouw van een serre (gelegen ten oosten van de oranjerie). Het park is rond 1880 bij de vergroting van het domein aangelegd als een landschappelijk park; de nieuwe aanleg verschijnt voor het eerst op de topografische kaart van 1891.

De percelen die langs de andere zijde van de Zavelstraat lagen worden door het verleggen van de Zavelstraat opgenomen in het kasteeldomein. Dit werd in 1882 geregistreerd op het kadaster. Op deze wijze kwamen de moestuin en de bijhorende serre in het domein te liggen en waren deze niet meer afgescheiden door een openbare weg. De twee hardstenen zuilen met ijzeren hek die eerder aan de Zavelstraat gelegen waren en toegang tot het kasteel verleenden liggen nu bijgevolg in het domein.

Uit de kadastrale mutatieschets van 1883 blijkt dat het vroeger verbouwde kasteel afgebroken en vervangen wordt door een nieuw gebouw, zoals voorheen beschreven als "kasteel" en niet meer als woning. Dit is het landhuis dat er vandaag nog staat, maar dan met een aangebouwd volume uit de jaren 1930.

Rond 1900 liet de volgende eigenaar, Aloïs Joseph Bernard Schmedding (1841-1907), die het goed in 1890 kocht nog enkele bijgebouwen toevoegen in het park: onder andere een verdwenen zeshoekig paviljoentje en een vogelkooi. Hij liet tussen het kasteel en de oranjerie een grote duiventil optrekken die later gebruikt werd als elektriciteitscabine. De oranjerie werd vergroot. Hij liet een muur optrekken langs de Brusselstraat. In 1909 werd het goed openbaar verkocht aan Henri Legrand (°1859) en Laure Letu (°1868).

In 1929 werd het kasteel verkocht aan de huidige eigenaars, de Franse kloosterorde "les Soeurs de Sauveur et de la Sainte Vierge" of "zusters van de Verlosser en de Heilige Maagd", die wegens de anti-klerikale politiek van de regering Combes Frankrijk in 1903 hadden verlaten en zich gevestigd hadden in Sint-Jans-Molenbeek. Zij konden het kasteel kopen dankzij de giften van barones Orban de Xivry (1857-1932). Het kasteel werd gebuikt als buitenverblijf voor de zusters, maar ook onder andere als meisjeskostschool voor familiale vorming, voor rekruteringswerk en er was een noviciaat.

De twee latere vergrotingen die het kasteel onderging werden op het kadaster opgetekend in 1930 en 1937 en uitgevoerd naar ontwerp van broeder Floribert van het Sint-Lucasinstituut te Schaarbeek. Aan de noordzijde werd een aanbouw van één bouwlaag (gelijk met de kelderverdieping) in witte steen gerealiseerd. Aan de oostzijde werden negen traveeën toegevoegd in dezelfde stijl als het oorspronkelijk kasteeltje waardoor het zijn huidig volume en uitzicht krijgt. In het verlengde van het kasteel komt ten oosten nog een bijgebouw genoemd "les treize colonnes" dat zal gebruikt worden als vaklokaal en ontspanningslokaal voor het pensionaat. De aalmoezenierswoning tegen de Brusselstraat komt in 1934 op het kadaster. In 1935 wordt een vergroting opgetekend van de oranjerie die op dat ogenblik ingericht wordt als school.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het domein opgeëist door de Duitsers en het kasteel werd hoofdkwartier voor het kanton Asse. Op het einde van de oorlog en tot 1946 vestigden er zich kortstondig Canadese en daarna Engelse troepen. Na de oorlog gingen de zusters zich meer richten op de uitbouw van een rusthuis en konden er bejaarden of revaliderende dames terecht. Eveneens kwamen er terug Zwitserse meisjes voor de "Cours familial".

In 1952 wordt het kasteel deels verwoest door een zware brand, voornamelijk de tweede verdieping van het gebouw werd beschadigd. Bij de heropbouw werden de dakvensters met trapgevels vervangen door eenvoudige dakvensters en klimmende dakkapellen, omdat men een extra verdieping voorzag onder het dak.

Het kasteel werd nogmaals vergroot op de kadastrale schetsen van 1956 en 1960. Rond 1960 werd in de moestuin ook een gebouw voor het noviciaat opgetrokken "Zonnebloem" (kadastrale schets 1960) onder leiding van architect Marcel Leloup.

In de jaren 1990 werd het kasteel sterk aangepast in functie van het rusthuis (architect Mic Vijvermans uit Asse). Men plaatste tegen de noordgevel een nieuwe liftkoker. De indeling van het interieur werd volledig vernieuwd met uitzondering van de begane grond van het oorspronkelijke landhuis. Deze ruimtes wil men nu toegankelijker maken en integreren in het rusthuis.

Het Gaudium, de vroegere oranjerie, koetshuis en stal en het vroegere noviciaat, nu klooster "Zonnebloem", beide ten noordoosten van het hoofdgebouw zijn heden nog steeds in gebruik door de congregatie. De andere gebouwen op het domein zijn in gebruik door het rusthuis.

Beschrijving landhuis

Het huidige landhuis heeft een min of meer rechthoekige plattegrond met aan weerszijden een uitspringende risaliet met trapgevel en een ronde hoektoren ten zuidwesten en een uitgebouwde vijfzijdige absis ten oosten. Het geheel heeft veertien traveeën en twee bouwlagen onder schilddak. Het heeft een sterk verhoogde begane grond: een halve kelderverdieping zichtbaar aan de zuidgevel en een hele verdieping aan de noordgevel.

Het oorspronkelijke landhuis van rond de jaren 1880 bestaat uit de vijf meest westelijke traveeën. Het landhuis was oorspronkelijk op het zuiden georiënteerd (zie oorspronkelijke hoofdingang), omdat men van daaruit een uitzicht had over de Molenbeekvallei.

Bakstenen gebouw met decoratieve verwerking van witte steen voor banden, hoekkettingen, negblokken, steigergaten, schouderstukken, trapjes van de trapgevels en diamantkoppen in de ontlastingsbogen. Gebruik van blauwe hardsteen in de sokkel. Lijstgevel met centraal ingangsrisaliet uitgewerkt als trapgevel. De hoektoren heeft drie verdiepingen, waarvan de derde verdieping overkragend is, onder een kegelvormige spits op houten modillons. Sierankers op de gevels van het oorspronkelijke landhuis. Rechthoekige muuropeningen met hardstenen latei en lekdrempel. De ingang bestaat uit een recent overdekte dubbele deur met hiervoor een bordes en trappen tussen twee leeuwen. Deuromlijsting in witte steen met neorenaissance elementen.

De negen traveeën uit de jaren 1930 hebben dezelfde neotraditionele bak- en zandsteenstijl als deze van het oorspronkelijk landhuis, enkel de dakvensters onder trapgeveltjes zijn na de brand van 1952 vervangen door een mansarde dak met eenvoudige dakvensters. Tegen de oostzijde bevinden zich ook twee gelijkaardige uitspringende risalieten onder trapgevels als bij het oorspronkelijke landhuis. De oostgevel zelf heeft een vijfzijdige afsluiting van de absis van de kapel, met aangebracht kruis in witte steen. In deze gevel is het gebouw ook gedateerd door een steen met vermelding "anno 1936 domini".

Tegen de noordgevel van het kasteel bevindt zich nog een éénlaagse aanbouw van witte steen uit de jaren 1930 evenals de nieuwe inkompartij en lift uit de jaren 1990.

Interieur

Het oorspronkelijke interieur van de begane grond van het landhuis is behouden gebleven, de andere verdiepingen werden ingericht in functie van het rusthuis.

In het eind 19de-eeuws landhuis bevinden zich drie bewaarde kamers. De voormalige inkomhal te bereiken vanuit het park met aan beide zijden een kamer. Rechts de groene kamer met parketvloer, opvallende houten schouw (volgens mondelinge bronnen gekocht op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs) en lambriseringen. Vanuit deze kamer kan men ook het hoektorentje betreden. Links het salon met een beschilderd cassettenplafond, parketvloer, lambriseringen, schouw uit hout en marmer met een schilderij van de Doornenkroning van Christus (gesigneerd door A. D. Zummerman) en tegen de daar tegenoverliggende muur een schilderij van barones Orban de Xivry, weldoenster van de congregatie van de zusters van de Verlosser en de Heilige Maagd (gesigneerd P. Haverman 1882). De inkomhal heeft een mozaïektegelvloer met centraal een ster en plafondschildering van de muze van de muziek en de schilderkunst.

Het aangebouwde gedeelte uit de jaren 1930 heeft aan de oostzijde de grote kapel van 1952. Het interieur van de grote kapel werd in de jaren 1990 verkleind tot een derde van haar oppervlakte, de rest van de ruimte wordt nu gebruikt als eetzaal. Grote sobere kapel met vijfzijdig koorafsluiting en met marmeren plint en vloer en witte muren. Glasramen geschonken in 1952: "nous nous refugions sous votre protection Sainte Mère de Dieu / la famille Gregoire 1952", "en souvenir de notre mère pieusement décédée dans cette maison le 18 mars 1952 F. en G.". Een eikenhouten altaar met een stenen altaarstuk van de Drievuldigheid (Vader ? Zoon ? Heilige Geest). Links zijaltaar met beeld van "La Mère du Sauveur" met kind Jezus en rechts een altaar met beeld van Sint-Jozef met kind Jezus. Tussen de eetzaal en het oude kasteel bevinden zich nog twee kleinere kamers met vloertegels met ingelegde motieven.

Bijgebouwen

De voormalige oranjerie met stal en koetshuis werd een eerste maal op het kadaster opgetekend in 1870 en lag oorspronkelijk tegen de Zavelstraat en is later een aantal keer vergroot (zie de kadastrale schets van 1908 en 1934). Het is een min of meer rechthoekig bakstenen gebouw van twee bouwlagen onder complexe pannen bedaking. Speelse volumewerking door de afwisseling van lijst- en uitspringende puntgevels met het accent op zuidgevel die gemarkeerd wordt door twee hoektorens. Puntgevel met sterk overkragend dak en gevelhoog spaarveld. Grote steekboogvormige vensters en rondboogopeningen voor de deuren op de gelijkvloerse verdieping. In de zuidgevel op de gelijkvloerse verdieping drie steekboogvormige vensters met hardstenen omlijsting en tussenzuilen. De noordgevel is opgevat als een dubbelhuis met rondboogvormige muuropeningen op de eerste verdieping. Alle muuropeningen zijn er gevat in witgeschilderde banden. Meer uitgewerkte zuidgevel geflankeerd door twee vierkante hoektorens met afgeschuinde hoeken onder achthoekig leien naaldspits. De torens hebben vier geledingen gemarkeerd door omlopende hardstenen waterlijsten. Op de bovenverdieping balkon met fraai uitgewerkte houten balkonleuning en windbord.

Tegen de Brusselstraat ten noordwesten van het domein staat de voormalige aalmoezenierswoning (geregistreerd in het kadaster in 1934). Eenvoudig witgeschilderd bakstenen gebouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder complexe bedaking met rechthoekige muuropeningen.

In de voormalige moestuin staat nu het noviciaat, nu klooster "Zonnebloem", van circa 1960. Rechthoekig witgeschilderd gebouw van één bouwlaag onder geknikt overkragend pannen zadeldak en met klimmende dakkapel en dakkapellen met regionalistische kenmerken zoals sierankers en muurvlechtingen.

"les treize colonnes", wordt op het kadaster geregistreerd in 1937 en is een eenvoudig bijgebouw op rechthoekige plattegrond van één bouwlaag onder plat dak en is genoemd naar de 13 zuilen tegen het gebouw. Volgens mondelinge bronnen zou dit gebouw afkomstig zijn van een expo.

Ten zuidoosten van het rusthuis bevinden zich twee pittoreske rechthoekige vogelkooien van rond 1900. De bakstenen vogelkooien onder zadeldak zijn decoratief uitgewerkt met geajoureerde windborden, witte steen en gesinterde baksteentjes. Het interieur vogelkooien is bewaard.

Het kleine gebouw tussen het rusthuis en de oranjerie komt op het kadaster in 1908 aangeduid als "een vogelvlucht" of grote til. Deze is later vergroot geweest en was naderhand in gebruik als elektriciteitskot en garage. Eenvoudig bakstenen gebouwtje met centraal puntgeveltje en geajoureerde windborden.

Ten zuidoosten in het park ligt de kapel "Notre-Dame des Ermites", deze houten constructie werd door de Duitsers tijdens de oorlog gebouwd en na de oorlog omgevormd tot kapel. Hier vlakbij is nog een bunker gelegen.

Vooraan tegen de straatzijde in de noord-oostelijke hoek van het domein nog garages.

Park

Er bevinden zich in het park verschillende kunstmatige heuveltjes waarop groepjes van bomen zijn geplant. Verschillende imposante bomen waaronder bruine beuken, tamme kastanjes en witte paardenkastanjes, een mammoetboom, gewone en oosterse platanen en een zilverlinde. In het park staat ten zuidwesten van het landhuis sinds 1934 ook een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Verlosser.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling III (Sint-Ulriks-Kapelle), 1970/4, 1880/2, 1882/6, 1883/4, 1908/21, 1930/8, 1937/23, 1953/14, 1956/26 en 1960/8.
  • DENEEF R. & WIJNANT J. 2005: Dilbeek (Sint-Ulriks-Kapelle): Rusthuis De Verlosser, in: DENEEF R., WIJNANT J., ROMBOUTS N., IMBERT D., GOOSSENS B., PAESMANS G., DE MAEGD C., VAN LIEDEKERKE M., COPRIAU P., CLAEYS T., EVERAET E. PAESSENS W. 2005: Historische tuinen en parken in Vlaanderen. Pajottenland - zuidwesten van Vlaams Brabant, M&L Cahier, 11, Brussel, 110-114.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2004: Het rust- en verzorgingstehuis De Verlosser in Sint-Ulriks-Kapelle, Brochure uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2004, Dilbeek.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser in Sint-Ulriks-Kapelle (I & II). Een relaas van het kasteel, het domein en zijn bewoners van het begin van de 19de eeuw tot 2004, Eigen Schoon en De Brabander, 88, 2, 169-208.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser (III), Eigen Schoon en De Brabander, 88, 3, 349-378.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser (IV), Eigen Schoon en De Brabander, 89, 1, 81-105.

Adres

Brusselstraat 647
Sint-Ulriks-Kapelle (Dilbeek), België

Openingstijden

Facilities

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0