Grebbelinie

Horizontal tabs

Beschrijving

De Grebbelinie is vooral bekend door de gevechten in mei 1940, maar de geschiedenis van de linie gaat veel verder terug. Veel van de stellingen die de Nederlandse soldaten in 1939-1940 betrokken, stamden al uit de zeventiende eeuw.

Al vroeg in de geschiedenis van de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden werden plannen ontwikkeld om het moerassige en slecht begaanbare gebied in de Gelderse Vallei om te bouwen tot een militaire stelling. Het plan was eenvoudig genoeg en ook goedkoop: de Woudenbergse Grift uitdiepen en met de vrijgekomen grond een stelling achter het water aanleggen. Dan hoefde men alleen nog maar de meest kwetsbare plaatsen van schansen te voorzien. Er waren vijf schansen gepland maar slechts één daarvan werd daadwerkelijk aangelegd: de schans bij Woudenberg kwam in 1590 gereed.

Menno van Coehoorn

De naam Grebbelinie werd voor het eerst gebruikt in een rapport dat in opdracht van de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641-1704) was verricht. In 1741 werd het onderzoek vervolgd, mede omdat de Oostenrijkse successie-oorlog (1740-1748) om de Zuidelijke Nederlanden het grondgebied van de Republiek bedreigde. Franse legers passeerden moeiteloos de barrièresteden, die sinds de Vrede van Utrecht in 1713 waren voorzien van een garnizoen, en bezetten de Zuidelijke Nederlanden.

Een nieuw plan werd ontworpen voor een stelsel van dijken, kommen, kaden, versterkingen, sluizen en duikers omvatten en vanaf 28 november 1744 startten de werkzaamheden. De bestaande Slaperdijk werd verbonden met de Eemdijk bij Amersfoort. Aan de oostzijde van de dijk zouden de inundaties moeten plaatsvinden. De Grebbeberg werd voorzien van een Hoornwerk bij de Grebbesluis. Nadat Bergen op Zoom en Maastricht in 1747 in handen van de Fransen waren gevallen leek de Grebbelinie zijn vuurdoop als voorpostenstrook voor de Hollandse Waterlinie te beleven. Lodewijk XV trok zijn leger echter terug en in 1748 werd de Vrede van Aken gesloten. Op dat moment zijn behalve de liniedijk, de komkeringen, damsluizen en het hoornwerk aan de Grebbeberg ook de sluis in Spakenburg en zeven Spaanse redouten gereed. Dat waren stenen verdedigbare wachthuizen, die waren gebouwd waar de keerkaden aansloten op de liniedijk.

In 1785-1786 werd het werk aan de Grebbe voortgezet, dit vooral naar aanleiding van de bedreiging vanuit Oostenrijk. Keizer Joseph van Oostenrijk had de barrièrresteden in de Zuidelijke Nederlanden al opgeëist en nu dreigde een aanval op de oostelijke grens. Er werden verdedigingswerken aangelegd aan de Roode Haan, het  Fort aan de Buurtsteeg, de batterij op de Schalmdijk bij de sluis van de Jufferwijk, het zogenaamde Werk aan de Daatselaar bij de damsluis in de Lunterse Beek en versterkingen aan de Zuiderzeedijk bij Spakenburg. Ook werd het Hoornwerk bij de Grebbeberg versterkt.

Franse inval

Bij de inval van de Franse legers in 1793 werd de Grebbelinie voor de derde keer van verbeteringen voorzien. Helaas hielpen de genomen maatregelen niet erg: omdat de waterstand van de Rijn te laag was, mislukten de inundaties. De Fransen trokken zich echter terug, mede door de hardnekkige verdediging van het strategisch gelegen Willemstad en doordat een Oostenrijks leger hun flank bedreigde. In de herfst van 1794 kwamen de Fransen echter terug en bezetten 's Hertogenbosch. De Grebbelinie werd opnieuw in staat van verdediging gebracht, de 119 kanonnen werden opgesteld en het voorterrein werd onder water gezet. Achter de inundaties voelde iedereen zich veilig, maar men had niet gerekend op de strenge winter: het water van het ondergelopen gebied bevroor. De soldaten in de linie hadden gehoopt op hulp van Engelsen, Pruisen en Oostenrijkers, maar toen die het lieten afweten, vluchtte de bezetting hals over kop. Zo viel de linie met in handen van de vijand, zonder dat er een schot was gelost. De stadhouderlijke familie had op  18 januari 1795 de wijk genomen naar Engeland, dus was er van tegenstand geen sprake meer.

In de Franse periode werd de Grebbelinie verder versterkt. Dat hielp alleen niet veel toen de beslissende slag met de Pruisen aanstaande was. Het water stond niet hoog genoeg om het land voldoende onder water te zetten en het duurde te lang voordat het water in de eerste kom hoog genoeg stond om het te laten doorstromen naar de andere kommen. Toen de Fransen de slag bij Jena wonnen, waren inundaties waren niet meer nodig.

Frans-Duitse oorlog

Tijdens de regeerperiode van Willem III werd de Grebbelinie voor de 5e keer aangepast. Er waren spanningen in Europa, die zouden uitmonden in de Frans-Duitse oorlog. In 1870 ging Nederland tot mobilisatie over. Vanaf 1860 bouwde men verder aan de linie: het aantal dammen en sluizen werd vergroot om inundaties gemakkelijker te stellen, de wateraanvoer werd verbeterd en sluizen werden vernieuwd. De inundatiemogelijkheden werden vooral verbeterd door de aanleg van het omleidingkanaal bij Veenendaal in 1866.

Voorpostenlijn

In 1874 kreeg de Grebbelinie officieel de functie van voorpostenlijn van de Nieuwe Hollandse Waterlinie toebedeeld, maar tot aan de Eerste Wereldoorlog werden er geen belangrijke verbeteringen meer aangebracht. De mobilisatie in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ging grotendeels aan de valleistelling voorbij. Wel werd duidelijk dat toekomstige oorlogen andere maatregelen zouden vergen dan stellingen of forten. Vanwege de invoering van tanks waren er diepe tankgrachten nodig om de verdedigingswerken. Vliegtuigen maakten luchtafweer noodzakelijk. Kleine wapenopstellingen en loopgravengordels bleken wél een effectieve verdedigingsvorm om vijandelijke troepen tot staan te brengen.

Valleistelling

Ondanks dat besloot men in 1939 de linie weer in staat van verdediging te brengen. De Hollandse Waterlinie moest de hoofdverdediging vormen en de Grebbelinie kreeg onder de naam 'Valleistelling' haar oude inundatie en voorpostenfunctie weer terug. De legerleiding besloot echter op het laatste moment toch om de Grebbelinie tot hoofdweerstandslijn te bestempelen in plaats van de Hollandse Waterlinie.

In mei 1940 werd de Valleistelling voor het eerst sinds lange tijd weer beproefd. Maar de oorlogvoering was ingrijpend veranderd. Drie dagen hielden de Nederlandse troepen het vol tegen de Duitse invallers, maar al snel moesten ze – onder vanwege de dreiging van terreurbombardementen op Nederlandse steden – de strijd staken. Tweeduizend Nederlandse soldaten stierven in en bij de Grebbelinie. Aan de gevechten van 1940 hebben Stichting de Greb en Stichting Kennispunt Mei 1940 een aparte website gewijd (www.grebbeberg.nl)

Natuurreservaat

Na de Tweede Wereldoorlog, in 1951, werden de laatste delen van de Grebbelinie opgeheven als vestingwerk. De ontwikkelingen in oorlogsvoering na deze oorlog maakten de bouw van verdedigingswerken minder zinvol. Het leger moet voortaan beweeglijk en onzichtbaar zijn en mag zich niet langer bevinden in herkenbare posities als linies en forten. De genie onderhield de werken toen ze gebruikt werden door het leger, later nam de Dienst der Domeinen het over. In 1976 werd de Grebbelinie natuurreservaat en werd zo eigendom van het ministerie van cultuur. Staatsbosbeheer voert sindsdien het beheer over de meeste terreinen. Andere beheerders zijn Natuurmonumenten en het Utrechts Landschap.

In 2004 droeg de Stichting Grebbelinie de werken voor als Rijksmonument. De provincie Utrecht werkt sinds 2006 met tal van betrokken organisaties aan het opnieuw beleefbaar maken van de vergeten linie. Beide processen zijn anno 2009 in volle gang, zodat er goede hoop is dat dit bijzonder stukje erfgoed behouden blijft en de Grebbelinie weer boven water komt. 

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0