Sanatorium Zonnestraal

Horizontal tabs

Beschrijving

In oorsprong axiaal-symmetrisch aangelegd geheel van losstaande gebouwen met verbindend wegenstelsel, ontworpen als sanatorium met voor- en nazorginrichting en arbeidstherapie, genaamd "Zonnestraal" bestaande uit een hoofdgebouw, waarin destijds de medische afdelingen en eetzaal waren ondergebracht, twee paviljoens, waarin te weerszijden van een conversatiezaal twee ziekenafdelingen voor elk 25 patiënten waren geprojecteerd, alles tot stand gebracht in een voor het Nieuwe Bouwen kenmerkende stijl naar ontwerp van J. Duiker en B. Bijvoet in 1926-28, met latere, reeds bij de aanvang voorziene uitbreidingen, een in fasen tot stand gekomen groep van vier werkplaatsen met mottoren (1927-1934) en een dienstbodengebouw uit 1931. De gebouwen, waarin uitsluitend geometrische vormen in nauwgezet berekende maten zijn aangewend, zijn geheel geconstrueerd uit gewapend beton, dat witgepleisterd is, met glas en staal, met toepassing van vrijstaande kolommen die aan de bovenzijde van afgeschuinde verzwaringen zijn voorzien; de onversierde vlakke gevels bevatten over de gehele lengte tot het plafond en tot de hoekpunten doorlopende ramen, gevat in, oorspronkelijk blauw geverfde, stalen sponningen, op subtiele wijze varierend in grootte. Ook de deuren bestaan geheel uit glas, gevat in stalen sponningen. De onderlinge verbondenheid van deze losstaande gebouwen wordt voorts beklemtoond door de herhaling van de hoofdvormen en door de rondom geplaatste, witgepleisterde betonnen tuinmuurtjes. Het platafgedekte hoofdgebouw met twee bouwlagen is samengesteld uit drie evenwijdige vleugels, in de benedenverdieping oorspronkelijk bestemd voor respectievelijk medische afdeling, keuken en apotheek, badgelegenheid en ketelhuis, met daar tussen in gesitueerde doorritten. In de NW-hoek sluit hier via een gang een vierde, korte vleugel aan, bestemd tot ziekenafdeling. Op de bovenverdieping is het hoofdgebouw samengesteld uit een ongedeelde, oorspronkelijk voor eet- en recreatiezaal bestemde ruimte, met als grondvorm een grieks kruis. Het wordt bekroond door een lage, vierkante lantaarn onder cirkelvormig dak. De noordgevel bevat in het midden een half over de rooilijn heen gebouwde wenteltrap, welke is opgenomen in een kubusvormige ruimte in de benedenverdieping en in een glazen cilindervormige ruimte op de bovenverdieping. De zuidgevel bevat links van het midden een half open trappenhuis eveneens half over de rooilijn heen gebouwd, waarin een spiltrap. Op de verdiepingloze gedeelten der benedenverdieping bevinden zich terrassen, behalve aan de noordzijde, ten dele overhuifd door de als luifels doorgetrokken daken van de bovenbouw, ten dele onoverdekt en voorzien van een lage borstwering met leuning; stalen balconnetjes in de "oksel" van de bovenbouw. In de westelijke hoek tussen de zuidvleugel beneden en de Z-arm der bovenverdiepingen bevindt zich de watertoren, waarvan de eenmaal uitgekraagde cilinder van het waterreservoir boven het dak uitsteekt en waarvan de oorspronkelijk bijbehorende dunne pijp thans is verdwenen. Van de lage tuinmuurtjes rondom het hoofdgebouw resteren alleen nog die aan de oostzijde. Uitgesloten van de bescherming zijn de latere, in afwijkende vorm uitgevoerde, uitbreidingen van operatiezalen, ketelhuis en schoorsteen (1951-'53, naar ontwerp van B.Bijvoet) en van J.P.Kloos uit 1967, aan ZW-, NW-, en NO-zijde, alsmede de recente dichtzetting van de noordelijke doorrit. De twee plat afgedekte paviljoens met verdieping zijn onder een hoek van 22gr30' ten opzichte van het hoofdgebouw geprojecteerd en spiegelbeeldig aan elkaar ontworpen. Van de paviljoens, oorspronkelijk A en B genaamd, later Prof. Henri ter Meulen- en Mr H.C.Dresselhuyspaviljoen geheten, is het eerste thans sterk gewijzigd (ondermeer door het in 1955-'58 dichtzetten van de bovenbalcons en het aanbrengen van een andere raamvorm), maar niettemin als pendant herkenbaar. Het tweede werd, na tijdelijke stopzetting van de bouw, in 1931 voltooid. Elk paviljoen is in oorsprong samengesteld uit een langgerekte noordelijke vleugel met een uitbouw langs de halve gevel, onder een hoek van 135 gr aansluitend aan het een bouwlaag hoge middengedeelte, en een daaraan evenwijdig gesitueerde zuidelijke vleugel, alle onderling verbonden door middel van een doorlopende middengang en voorzien van half open, cilinder-vormige en spiraalvormige trappenhuizen met spiltrap aan de korte zijden. Aansluitend aan de benedenverdieping, merendeels aan de zuidzijde (maar nooit aan de noordzijde) terrassen, voorzien van een lage, witgepleisterde tuinmuur; op de verdieping bevinden zich, thans alleen bij het Dresselhuyspaviljoen, langs de gehele gevel balcons, welke worden overhuifd door de als luifels doorgetrokken daken en welke zijn voorzien van een lage borstwering met stalen leuning; het dak van de beide uitbouwen dient als terras en is rondom voorzien van een stalen leuning. Twaalfzijdig dienstboden/verpleegstershuis van twee bouwlagen onder een plat cirkelvormig dak met flauwhellend twaalfzijdig dakvenster. Het gebouw is voorzien van een betonnen draagconstructie, stalen borstweringen en grote vensters. Inwendig achttien spievormige kamertjes rondom een centrale, ronde vide. Vier werkplaatsen met gebogen daken, gesitueerd in halfcirkelvorm tegenover een mottoren die bovengronds bestaat uit een witgepleisterde ronde pijp met stookluik. De twee in 1927 gebouwde werkplaatsen hebben houten spanten, voorgevels met afgeschuinde windverbanden en een glaspui. De twee werkplaatsen uit 1931 en 1934 hebben houten spanten en voorgevels met glaspui. Samenstel van gebouwen dat, op internationaal niveau, exemplarisch is voor het Nieuwe Bouwen wegens a) de geheel op de oorspronkelijke bestemming van het geheel, sanatorium met voor- en nazorg-inrichting, en arbeidstherapie, afgestemde opzet, waarbij het bewegen tot uitgangspunt heeft gediend, en waarbij bepaalde vormen welbewust zijn herhaald om zo visueel een verbinding te leggen tussen ruimten met eenzelfde gebruik, hetgeen tot uitdrukking komt in de axiaal- symmetrische groepering van de losstaande, lage gebouwen, de oorspronkelijke doorritten in het hoofdgebouw, doorlopende gangen in de paviljoens en de vierkante en cilindrische vorm van respectievelijk conversatieruimten en trappenhuizen, alsook in de toepassing van zoveel mogelijk terrassen, balcons, draaibare ramen en scheve projectie van de paviljoens ten opzichte van het hoofdgebouw ten behoeve van een maximale toetreding van licht en lucht, mede terwille van de destijds in zwang zijnde zonnetherapie, en een zo rechtstreeks mogelijk contact met de natuur. b) de consequente toepassing van de esthetische principes van het functionalisme, uitgaande van de eigen kwaliteiten en eigenschappen van het bouwmateriaal en een vaste maat-eenheid, afgestemd op de menselijke schaal, hier gebaseerd op vierkanten van 1,50 m x 1,50 m., die zowel in grondplan als in ruimtelijke opbouw steeds is volgehouden ten behoeve van heldere verhoudingen. Hierdoor is het complex een der eerste voorbeelden, waarbij het gebruik van beton welbewust zichtbaar is gemaakt en tevens een geheel nieuwe, op de grotere overspanningsmogelijkheden van beton gebaseerde architectuur tot stand is gekomen, waarvan constructie en vormgeving van exterieur en interieur aan elkaar gelijk zijn en waarbij voorts ontmaterialisering en een zo groot mogelijk verweven van binnen- en buitenruimte is nagestreefd door toepassing van witgepleisterde, vlakke gevels met zoveel mogelijk glasvensters, terrassen, balcons, open trappenhuizen en tuinmuurtjes. Als zodanig is dit geheel, ondanks de later wijzigingen, van algemeen belang wegens bijzondere architectuur-historische en oudheidkundige waarde en tevens uit sociaal-historische oogpunt als eerste therapeutisch sanatorium-complex, dat uit eigen kring voor de arbeiders tot stand is gekomen.

Adres

Loosdrechtse Bos 7
1213 RH Hilversum

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0