Van Nellefabriek

Horizontal tabs

Beschrijving

Fabriekscomplex van Nelle. Fabriekscomplex, bestaande uit een tabaks-, koffie- en theefabriek - aansluitend naast elkaar geplaatst, met een gezamenlijke lengte van circa 220 meter - alle drie plat-afgedekt, maar in hoogte telkens afnemend en bij de tabaks- en koffiefabriek voorzien van sheddaken; nabij de ingang een vrijstaand kantoorgebouw - met een concave en een haakse vleugel, verbonden met de tabaksfabriek door middel van een luchtbrug; midden tegenover de tabaksfabriek een ketelhuis met bijgebouwen en schoorsteen; tegenover de koffiefabriek een centraal expeditiegebouw; tegenover de theefabriek een L-vormig werkplaatsen-, annex garage-gebouw; het geheel is ontworpen door J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt in 1925-'30, in Nieuw-Zakelijke stijl, in opdracht van C.H. van der Leeuw.

De fabrieken zijn gebouwd met behulp van een gewapend beton-constructie waarbij - voor het eerst in Nederland - gebruik is gemaakt van achtzijdige, paddestoelvormige kolommen en waarbij de gevels niet-dragend zijn, doch over de gehele breedte voorzien van in zeer smalle stalen kozijnen gevatte draairamen van halve breedte ten opzichte van het kantoor waarbij de glasmaat is gebaseerd op het toenmalige tuindersglas; aan de lange zijden staan de ramen in een verhouding van 2 : 1 ten opzichte van de stalen borstweringen, ten behoeve van zoveel mogelijk uitzicht voor het personeel, aan de korte zijde is de verhouding vanwege de aldaar gesitueerde bijzondere ruimten andersom en zijn de borstweringen van steen. Op de hoeken zijn namelijk vooruitstekende trappehuizen in combinatie met liftschachten, toilet-, was- en kleedruimten, geplaatst, teneinde de eigenlijke fabrieksruimten ononderbroken te houden; tevens zijn de gebouwen daartoe gedeeltelijk onderkelderd.

De beganegrondverdieping is daarentegen hoger ten opzichte van de andere bouwlagen; de vensters zijn langer ten gunste van zoveel mogelijk daglicht, bovendien is nog een aparte halfondergrondse gang met zwart betegelde gevel aangebracht langs alle fabrieksgebouwen doorlopend aan de voorzijde ten behoeve van de directie. De fabrieksgebouwen bezitten een aparte fundering van betonnen heipalen ter plaatse van de weeginstallaties bij hun oorspronkelijke situering.

Voorts zijn de gebouwen m.u.v. het centrale expeditiegebouw voorzien van een omlopend, buisvormig hekwerk aan de bovenzijde, alsmede van een apart leidingbuizenstelsel in de kelders. De trappenhuizen bevatten stalen buisleuningen, met roodgeverfde leuningen; de meeste deuren zijn van staal.

De tabaksfabriek (1926-'28) telt acht bouwlagen en bevat boven het oostelijk trappehuis een vrijwel rondom uitkragend uitzichtspaviljoen op een slakkehuisvormige plattegrond opgetrokken in staal en glas, waarvan de bovenramen een bijna kwartrond profiel bezitten met rond gegoten glasruiten. Dit trappehuis bezit overigens een geheel uit vensters bestaande voorgevel, welke om de hoeken wordt voortgezet, maar aan de Z.O.-zijde verder is gesloten met uitzondering van een cirkelvormig venster bij de begane grond, nabij de uitspringende kleedkamervleugel, die op de beganegrond open is gelaten waardoor de drie in de openlucht staande kolommen de ingang benadrukken.

Het noordelijk trappehuis is in vergelijkbare trant uitgevoerd, zij het dat de voortgezette N.W.-wand geheel van vensters is voorzien; de N.W.-wand van de eigenlijke fabrieksruimte is daarentegen geheel gesloten. Op de beganegrond is aan de N.O.-zijde een lage, geheel beglaasde schakelruimte uitgebouwd. De eigenlijke fabrieksruimte is veertien vakken breed en drie vakken diep. Aan de achterzijde zijn echter de droogruimten - ter hoogte van een bouwlaag en rondom in oorsprong voorzien van een lage reeks vensters - uitgebouwd en in oorsprong overhuifd door een twaalftal afgeronde sheddaken.

De koffiefabriek (1928-'29) telt zes bouwlagen, waarbij wegens de voor het keuren van de koffie verlangde lichtinval, de vloer op de derde verdieping gedeeltelijk is weggelaten, met als gevolg dat de glazen N.W.-gevel hier niet wordt onderbroken; aan de achterzijde springen de drie bovenste bouwlagen iets minder dan een vak terug; voorts bezit de allerbovenste bouwlaag waar in oorsprong de sorteerafdeling was gesitueerd vierkante kolommen in het midden, naast paddestoel-kolommen; ten behoeve van een maximale en neutrale lichttoetreding zijn boven elk vak sheddaken aangebracht die vanwege de oriëntatie op het noorden scheef op de overige ruimten zijn geprojecteerd.

De eigenlijke fabrieksruimte is hier zestien vakken breed en drie, respectievelijk twee, vakken diep. Op het dak is ter reclame de naam van de fabrieken aangebracht door middel van losse letters, gesteund door een staalconstructie, naar ontwerp van de architecten. Het drie vakken brede trappehuis, met annexen, bezit grotendeels gesloten wanden met lage, horizontale vensterstroken, en is op de beganegrond opengelaten, ter benadrukking van de ingang aldaar; het is zodanig geplaatst dat aan de N.W.-zijde nog twee vakken van de fabrieksruimte daarachter doorlopen.

De theefabriek (1928-'29) telt drie bouwlagen en is voor het overige uitgevoerd als de tabaksfabriek; de eigenlijke fabrieksruimte is acht vakken breed en drie vakken diep. Hier bevinden zich nog twee oorspronkelijke mengmachines vervaardigd door Bartlett & Son Ltd,. Het terzijde aangebouwde trappehuis met bijruimten springt ten opzichte hiervan aan beide zijden in; de N.O.-wand is aan de linkerzijde geheel gesloten en aan de rechterzijde geheel van vensters voorzien; de Z.W.-wand is hieraan spiegelbeeldig; de korte eindgevel aan de N.W.-zijde is geheel van vensters voorzien.

Het kantoorgebouw (1928-'29) bevat een concave vleugel ter hoogte van drie bouwlagen en ter breedte van zeven vakken, een haakse vleugel met een vide waarin een insteek, en twee bouwlagen daarboven, ter breedte van acht vakken, en een spievormige verbindingsruimte ter hoogte van de vide.

Het geheel is opgetrokken met gebruikmaking van een skeletconstructie van betonnen kolommen en wat betreft de schuine 2-gevel van stalen kolommen en voor het overige in vergelijkbare trant uitgevoerd als de fabrieksgebouwen. Ook dit gebouw is onderkelderd en zoveel mogelijk van stalen draairamen voorzien. De twee bovenste bouwlagen van de concave vleugel hebben aan de ingezwenkte zijde een licht overstek; aan de linkerzijde bevinden zich een drietal garages, aan de rechterzijde de ingangspartij - met stoep - waarbij wederom de omsluitende wand achterwege is gelaten.

De in de openlucht staande steunkolommen zijn met zwarte tegels bekleed, evenals die bij de garages. Op de hoek van de concave en de haakse vleugel sluit aan de N.W.-zijde ter hoogte van de tweede bouwlaag de luchtbrug van staal en glas met de tabaksfabriek aan; daarachter is een licht uitspringend trappehuis aangebracht met afgeronde zijde. Inwendig zijn de kantoorruimten zoveel mogelijk opengelaten; in de haakse vleugel wordt de gehele vide in beslag genomen door een kantoorzaal, waarin enkele in staal en glas uitgevoerde spreekkamers zijn afgescheiden; de insteekverdieping is bestemd voor de directie en bevat een ingezwenkte galerij die in open verbinding staat met de kantoorzaal. Hier bevindt zich nog ten dele het oorspronkelijke meubilair, bestaande uit stalen buisstoelen en -tafels met hardblauwe ronde bladen.

Het eigenlijke ketelhuis (1928-'29, uitgebreid 1930-'31) is in gewapend beton opgetrokken op een vierkante grondslag en wordt door twee bolronde asfaltdaken overdekt; de Z.O.-wand is geheel gesloten met uitzondering van de vensters in de ronde top; de N.O.-gevel bevat drie lage vensterreeksen; de uitgebouwde Z.W.-gevel bestaat daarentegen geheel uit vensters, evenals de lagere en nog meer naar voren uitgebouwde pompenkamer die dan ook inwendig wordt gesteund door zich naar beneden verjongende stalen geklonken kolommen met I-profiel; de smalle en hoge hydrofoorruimte, die aan de N.W.-zijde hiervan is gesitueerd en een drietal stalen geklonken watervaten bevat, vervaardigd door De Nayer te Willebroek, is geheel gesloten en ondersteunt tevens de nog verder naar achteren uitstekende kolenbergplaats, die aan de N.O.-zijde rust op een cilindervormige schacht. Voor de Z.W.-hoek van dit complex bevindt zich de taps toelopende, achtzijdige schoorsteen, die op elke hoek met ribben is verzwaard, op een betegelde sokkel.

Het blokvormige expeditiegebouw (1929-'30) ter hoogte van drie bouwlagen bevat gesloten zijwanden en geheel van vensters voorziene lange gevels, en is opgetrokken volgens dezelfde bouwwijze als de tegenover liggende fabrieksgebouwen waarheen door middel van beglaasde, vier stalen luchtbruggen een rechtstreeks transport is mogelijk gemaakt.

De werkplaatsen en garages zijn ondergebracht in een L-vormig bedrijfsgebouw (1929-'30) ter hoogte van een bouwlaag, waarvan de gevels geheel uit vensters bestaan; de binnenruimten worden door kolommen verdeeld, waarbij elk vak extra wordt verlicht via een sheddak.

Dit fabriekscomplex geldt als schoolvoorbeeld van Nieuwe Zakelijke Stijl doordat het ontwerp is gebaseerd op een voorafgaande analyse van het toenmalige fabricageproces en wegens de verdere toepassing van algemene functionalistische principes zoals de nadruk op zoveel mogelijk toetreding van licht en lucht, op doelmatigheid, gunstige situering en flexibiliteit van de verschillende ruimten met inbegrip van uitbreidingsmogelijkheden, en wegens de met deze principes verbonden aesthetiek - met nadruk op de transparantheid der bouwvolumes zowel inwendig als uitwendig (ontmaterialisering) - door het gebruik van smalle staalprofielen in de vliesgevels en scheidingswanden, alsook door de toepassing van vele ononderbroken ruimten, op de eigen kwaliteiten van de toegepaste materialen en op gebruik van ritme en heldere verhoudingen. Tevens is dit een der eerste complexen met een paddestoel-kolomconstructie en het merendeel der heipalen in gewapend beton en met toepassing van vliesgevels, bestaande uit staal en glas, en daardoor is het een baanbrekend werk in de ontwikkeling van de moderne architectuur en van internationale betekenis. Door de grote aandacht voor zo gunstig mogelijke arbeidsomstandigheden - maximale toetreding van licht en lucht, uitzicht, hygiene, aanwezigheid van sportvelden en bibliotheek - is dit fabriekscomplex bovendien van belang in sociaal-historisch opzicht.

De voorm. Van Nellefabriek (Van Nelleweg 1) , het bekendste Nederlandse voorbeeld van een functionalistisch fabrieksgebouw, kwam in 1925-'30 tot stand naar ontwerp van L.C. van der Vlugt (en J.A. Brinkman) in opdracht van directeur C.H. van der Leeuw. Op basis van het toenmalige fabricageproces ontstond een complex met fabrieksdelen voor tabak (achtlaags), koffie (vijflaags) en thee (drielaags) en aan de voorzijde een concaaf kantoorgebouw met haakse vleugel. Luchtbruggen verbinden het kantoorgebouw en het pakhuis aan de Schie-zijde met de tabaksfabriek, die wordt bekroond door een rond uitzichtspaviljoen. De gebouwen hebben betonvloeren op betonnen paddestoelkolommen en vliesgevels met stroken van smalle stalen ramen. Voor de constructie was J.G. Wiebenga verantwoordelijk en bij de tuinaanleg was M. Ruys betrokken. Uitbreidingen volgden in 1942-'43 en 1967. Na de verkoop in 1998 is de fabriek verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouw.

Adres

Van Nelleweg 1
3044 BC Rotterdam

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0