Buitenplaatsen

Rijken naar buiten Buitenplaatsen en pleziertuinen

Teleur en teloor Het verval van de buitens

Gelderse Arcadië De lusthovengordel

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Nog geen reacties

Buitenplaatsen

Introduction

Rijken naar buiten

Het aloude (luxe)- probleem van de allerrijksten: Wat te doen met de overvloed aan geld en vrije tijd? Het antwoord van de rijke kooplieden en regenten van het vroegmoderne Nederland? De buitenplaats.
In tegenstelling tot de allerrijksten in de omliggende landen, die meestal lid waren van de landadel, groeiden in Holland succesvolle koopmansfamilies van de zeventiende en achttiende eeuw uit tot steenrijke geslachten die hun fortuin vooral in de steden hadden vergaard.
Met de explosieve groei van de Hollandse steden groeide de behoefte om de stank en drukte van de stad te ontvluchten, met name in de zomer. Bovendien moest het alsmaar aangroeiende spaargeld geïnvesteerd worden in (bij voorkeur) waardevaste posten zoals landhuizen en landbezit. Die landhuizen moesten niet alleen binnen een aantrekkelijk landschap liggen, maar het liefst binnen niet al te grote afstand van een stad. Met name de Vecht, Kennemerland, het Gooi en de nieuwe polders zoals de Beemster en de Watergraafsmeer waren zeer in trek om een kavel te kopen.

Aanvankelijk werden hierop zogenoemde hofstedes gebouwd. Dit waren boerderijen met omliggend land dat werd bewerkt door een pachter. In de boerderij was een aparte herenkamer en luxe kamer waar de familie verbleef.

Naar gelang de eigenaren steeds rijker werden in de tweede helft van de zeventiende eeuw, verrezen er aparte buitenhuizen naast de boerderij. Dit zette een trend in gang van steeds grotere en luxueuzere buitenhuizen, omringd door barokke, symmetrische tuinen. Dit ging gepaard met de groeiende interesse in botanie en exotische gewassen die afkomstig waren uit de vele bezittingen van de Nederlandse kooplieden uit de hele bekende wereld.


Medio achttiende eeuw waren er honderden buitenplaatsen in Nederland verrezen waar de regentenfamilies met talloze feesten, diners en jachtpartijen de zomers doorkwamen.
Vaak worden buitenplaatsen foutief gezien als kastelen. Kastelen zijn namelijk altijd adellijke bezittingen terwijl een buitenhuis meestal in bezit was van een lid van de burgerij. Wel zijn veel buitenplaatsen gebouwd op de restanten van Middeleeuwse kastelen van verarmde edellieden. De burgerkoopmansfamilies van de zeventiende eeuw waren medio achttiende eeuw echter verworden tot patricische geslachten die qua levensstijl en uitgavenpatroon weinig onderdeden voor de rijke Europese landadel.

Teleur en teloor

Waar de rijke koopmannen van de zeventiende eeuw nog vaak op en neer reisden naar de stad om hun handelswerkzaamheden te behartigen, leefden dezelfde families honderd jaar later voor het gros van de spaarrente en konden ze al hun tijd wijden aan plezier en het onderhouden van sociale contacten. Langzaam verdween de handelsgeest die ten grondslag lag aan de rijkdom. Mede hierdoor waren tegen het einde van de achttiende eeuw veel buitenplaatsen niet meer betaalbaar en gingen veel buitenhuizen, ook wel buitens genoemd, tegen de vlakte. Voor veel families luidde de Franse Tijd (1795-1815) het definitieve einde van de glorietijd in. Het bestuur werd gecentraliseerd waardoor de stedelijke regenten hun machtspositie verloren. Bovendien waren de meeste regenten voor een belangrijk deel afhankelijk van de rente op staatsobligaties. Door de enorme schuldenlast van het land werden deze niet meer uitgekeerd. Na het vertrek van de Fransen in 1813 zette de slooptrend zich gestaag door. Veel buitenhuizen gingen tegen de vlakte en maakten plaats voor meer rendabele bestemmingen, zoals spoorlijnen, wegen en landbouwgronden. In Zuid-Holland ontstond nu de Bollenstreek op de plek waar eens een gordel aan buitenplaatsen lag.

Met de komst van de Industriële Revolutie en de uitbreiding van de steden gingen er nog meer buitens tegen de vlakte, een enkele uitzondering daargelaten. Zo ontstond er in Gelderland een nieuw buitenlandschap tussen Wageningen en Arnhem. In de Amsterdamse Watergraafsmeer bleef Huis Frankendael als enige buiten binnen de stadsgrenzen over.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw kregen veel van deze nog overgebleven buitenplaatsen een nieuwe bestemming als ziekenhuis of psychiatrische instelling. De enkele families die hun buiten nog in eigen bezit hadden woonden er vanwege de hoge onkosten nu het hele jaar. Met de stijgende personeelskosten werd het in de loop van de twintigste eeuw ook voor de meeste overgebleven buitenplaatsen in particulier bezit niet meer houdbaar om de buitenplaats met de tuinen en bijgebouwen te onderhouden. Vanaf 1950 groeide het besef van het historische en culturele belang van de buitenplaatsen en mengden culturele en overheidsinstellingen zich in het behoud van dit nationale erfgoed. Sinds de Monumentenwet van 1988 worden historische buitenplaatsen met bijbehorende parken als geheel beschermd als ‘complex historische buitenplaats’. Enkele tientallen buitenplaatsen zijn voor een groot deel in hun historische staat hersteld en toegankelijk voor het publiek om toekomstige generaties een inkijk te gunnen in de tijd van regenten en pruiken.

Gelderse Arcadië

De buitenplaatsen van het zeventiende en achttiende eeuwse Nederland concentreerden zich in weelderige gebieden in Holland en Utrecht. Zogenoemde landgoederenzones ontstonden met name in de Vechtstreek, Kennemerland, het Gooi en de Hollandse polders. Een interessante uitzondering is de Veluwezoom, ook al wel bekend als Gelders Arcadië. Deze landgoederenzone ontstond in de zeventiende en eeuw en groeide door de komst van goede treinverbindingen vanaf de negentiende eeuw uit tot een populaire regio voor rijke westerlingen om een buiten aan te leggen. Van de ongeveer honder buitenplaatsen zijn er relatief veel overgebleven. Enkele bekende voorbeelden zijn Landgoed Middachten, Huis Zypendael, Kasteel Doorwerth, Villa Sonsbeek en Kasteel Rosendael.Veel van deze buitenplaatsen kenmerken zich door een weids uitzicht over de Rijn- en IJsseldelta en de ligging aan uitgestrekte bossen. De meeste buitens liggen in de gemeenten Renkum, Wageningen, Arnhem, Rozendaal en Rheden. Deze vijf gemeentes hebben gezamenlijk met het Gelders Genootschap de handen ineen geslagen om de verhalen van de landgoederenzone te vertellen vanuit het project 'Gelderse Arcadië'.

Meer informatie en downloaden van de route:

Circa:
Nee

Adres

Tellegenlaan 3
6814 BT Arnhem
Nederland

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1