Cuypers herleeft!

Retro architectuur Cuypers eigentijdse interpretatie

IJzeren eeuw verlies van beelden

Sint-Servaas een reconstructie

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Nog geen reacties

Cuypers herleeft!

Introduction

Retro architectuur

Pierre Cuypers (1827-1921) is een van de belangrijkste architecten van de negentiende eeuw. Zijn eeuw is de eeuw van de vooruitgang, maar wel met een blik in de achteruitkijkspiegel. Dat is in het werk van Cuypers en zijn tijdgenoten zichtbaar. Zij grijpen in hun gebouwen terug naar illustere voorbeelden uit het verleden, maar geven daaraan steeds een eigentijdse wending. Werden veel gebouwen uit die tijd jaren geleden nog beschouwd als zielloze, historiserende imitaties van het verleden, nu erkennen we dat daarbij sprake is van een wedijver met het verleden. Een proberen om dit verleden steeds weer te verbeteren en aan te passen aan eigentijdse eisen.

 

Dat zien we aan het Amsterdamse Centraal Station, aan het Rijksmuseum en aan kasteel De Haar. In al die gebouwen worden vormen uit het verleden op een nieuwe wijze toegepast. In nooit eerder gemaakte combinaties omhullen ze de modernste verworvenheden, op het gebied van verwarming, verlichting en modern comfort. Ook hun indeling is aangepast aan de eisen van het treinverkeer, het museumbezoek, dan wel het comfort van de bewoners en bezoekers. Cuypers’ leerschool was de kunstacademie van Antwerpen, waar hij nog leerde de stijlen volgens de oude ‘karakterleer’ aan te passen aan de aard van de opdracht. Classicisme voor een gerechtsgebouw, barok voor een landhuis, renaissance voor een stadhuis en gotiek voor kerken. Maar Cuypers ontwikkelt al snel een heel eigen, fantasierijke variant op de gotiek van de middeleeuwen. Heel zijn lange leven - hij werkt door tot zijn negentigste - probeerde hij de gotiek te evenaren en zelfs te overtreffen. Een hele uitdaging, maar toch slaagde Cuypers er steeds opnieuw om nieuwe, inventieve en fantasierijke plattegronden en vormen te scheppen, in zijn latere jaren met hulp van zijn zoon Joseph. Samen met Joseph is hij ook dominant in de wereld van het erfgoed. Nagenoeg alle Monumenten van Geschiedenis en Kunst worden door hen gerestaureerd, gerehabiliteerd of zelfs herbestemd.

IJzeren eeuw

Na de dood van Pierre Cuypers in 1921 begint de langzame aftakeling van de kleurrijke decoraties van het Amsterdamse Rijksmuseum. Men begin ze te dominant te vinden, lelijk van kleur en ze leidden de aandacht af van de kunstwerken. Die dienden tegen een neutrale achtergrond gepresenteerd te worden. Ook in Maastricht kreeg men steeds meer een hekel aan de uitmonstering van de Sint Servaas. Men vond de ooit zo bejubelde kleuren niet harmonisch en strijdig met het stoere karakter van de romaanse kerk. ‘Een bonte stoomcarrousel’ noemde men het rijk gepolychromeerde, neoromaanse geheel. Na de Tweede Wereldoorlog werden beschadigde monumenten hersteld, zonder rekening te houden met de toevoegingen uit de negentiende eeuw. Zo bewaarde men in Venray met zorg de middeleeuwse heiligenbeelden, maar de beschildering en het hoogaltaar van Pierre Cuypers gingen ongedocumenteerd verloren.

 

In 1979 waren gebouwen en interieurs uit de negentiende eeuw nog omstreden en bedreigd. In dat jaar hield ik een eerste pleidooi voor het behoud van de neoromaanse inrichting en beschildering van de Maastrichtse Sint Servaas, een meesterwerk van Pierre Cuypers. Vijf jaar later werd het Cuypersgenootschap opgericht, om met kennis, onderzoek en desnoods juridische middelen de strijd te voeren. Het mocht niet baten: meubels en beschilderingen gingen tijdens de restauratie vrijwel geheel verloren. Anno 2016 is de sfeer heel anders. Het in de jaren zeventig en tachtig geheel wit gemaakte interieur van het Amsterdamse Rijkmuseum is voor een groot deel gereconstrueerd. De televisie wijdt een serie aan de negentiende eeuw, onder de titel: De IJzeren Eeuw. De herwaardering van de historiserende kunst uit die tijd lijkt hiermee een feit.

Sint-Servaas

'Velen vinden het nieuwe steeds fraaier dan het oude, het lichte dan het donkere...'. J.A. Alberdingk Thijm (strijdgenoot en zwager van Pierre Cuypers).

 

Cuypers en de Sint Servaas

 

De restauratie van de Maastrichtse Sint Servaas heeft haast een mensenleven geduurd, van 1858 tot na 1900. Het was de eerste grote opdracht van de toen nog jonge Pierre Cuypers. De inwendige decoratie in kleur baseerde Cuypers op de symbolische gedachten die Jozef Alberdingk Thijm ontwikkelde in De Heilige Linie van 1858. En later de getrouwe restauratie en reconstructie van de middeleeuwse toestand van dit Monument van Geschiedenis en Kunst. Daarbij herstelde de architect de kerk in zijn ideale, meest betekenisvolle toestand, als ‘een monument, dat meer dan elk ander belangrijk is voor de geschiedenis der middeleeuwsche bouwkunde’. De kerk werd een ‘nationaal’ monument en zou een langdurige rijksbijdrage krijgen. Cuypers en de rijksambtenaar voor monumentenzorg Victor De Stuers hielden zich intensief bezig met onderzoek voor de reconstructie van de oorspronkelijke toestand. Dat leidde tot een indrukwekkend interieur met een op de middeleeuwen geïnspireerde kleurige uitmonstering, een samenhangende inrichting die hier opviel door haar decoratieve beschildering. Cuypers had in de kerk ruimte en meubilair samengebonden door middel van een kleurige decoratie, vol van associaties met de historie en religieuze betekenis van de kerk. Hij volgde daarbij de lessen op van zijn grote Franse leermeester, Viollet-le-Duc:

 

  • ‘De dekoratieve schilderkunst vergroot of verkleint een gebouw, maakt het helder of donker, vervalscht de evenredigheden of doet ze gelden; verwijdert of brengt naderbij, houdt aangenaam bezig of vermoeit, verdeelt of verzamelt, verbergt de fouten of overdrijft ze. Het is eene godin, die goed of kwaad voortbrengt, maar die nooit onverschillig blijft.’

Voor- en tegenstanders

 

In 1979 was de liefde voor Cuypers’ kleuren ver te zoeken bij de gebruikers van de kerk. In 1953 schreef Robert Franquinet: ‘De mooiste exemplaren van middeleeuwse religieuze cultuur (b.v. de Servatiuskerk) waren weerzinwekkend besmeurd met banaal huisschilderwerk. Het sjabloon zegevierde.’ En dat was bepaald niet het enige negatieve oordeel. Daarna ging het snel. In 1980 ontmoette ik Bernadette van Hellenberg Hubar, tijdens een lezing voor het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap. In een brief van 3 september 1982 nodigde ze me ‘maar brutaalweg uit om mee te helpen aan de indoctrinatie van Maastricht.’ Ik schreef op 23 oktober terug dat de gedachte dat ‘een gebouw door elke generatie opnieuw beleefd wordt, en opnieuw in bezit genomen wordt’ hier het ergste deed vrezen. Inderdaad kwam er uit de koker van de Stichting Restauratie De Sint Servaas een ingrijpend plan om alle elementen die Pierre Cuypers aan de kerk had toegevoegd uit te wissen, vooral de inrichting en decoratieve beschildering. Die voldeed niet aan de eisen van een eigentijdse liturgie, vond men. De somberheid en de willekeurige bonte decoraties pasten niet bij ‘de blijheid van het Paasevangelie.’ De kerk moest een nieuwe decoratie krijgen van de hand van Albert Troost, kerkschilder en glazenier. Voordat we het ons goed en wel realiseerden, hadden Bernadette en ik een Cuypersgenootschap opgericht, een belangengroep als juridisch instrument om Cuypers tot voor de Raad van State te verdedigen. De uitslag is bekend: door een sterke Limburgse lobby, tot en met amicebriefjes van de Gouverneur aan de minister, beten we in 1985 in het Haagse zand. De architectencombinatie Van Hoogevest-Satijn begon aan de uitvoering van de plannen van de stichting en het genootschap krabbelde op en ging elders strijden voor de bouwkunst van de negentiende en vroege twintigste eeuw. Toen het werk in 1993 na twaalf jaar was afgerond waren het gebouw en vooral het interieur volledig van gedaante veranderd. Een belangrijk ensemble, een echt ‘Gesamtkunstwerk’, was verloren gegaan.

 

Wies van Leeuwen, Servaaskerk Laatste Avondmaal Het Laatste Avondmaal in het noordertransept van de Servaaskerk behoort tot de weinige schilderingen die zo zijn afgedekt, dat ze ooit weer blootgelegd kunnen worden. Foto Wies van Leeuwen 1984.

_______________

 

Kritische evaluatie

 

In 1990 evalueerden we de restauratie in De Sluitsteen. Onze conclusie was duidelijk: ‘Op ongekende schaal zijn bij deze restauratie historische waarden met voeten getreden.’ Dat was ook het oordeel van Huub Kurvers van de Rijksdienst Monumentenzorg (de voorganger van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed):

 

  • ‘Het is duidelijk: deze 'restauratiemethode' kan in redelijkheid geen aanspraak maken op de betiteling 'restauratie'. Het respect voor het oude decoratiewerk [bedoeld is het middeleeuwse werk onder de Cuyperslagen] is ver te zoeken: men legde het bloot met grof geweld waardoor veel onnodig moest verdwijnen. Dit gegeven dwong de medewerkers tot overmatig bijschilderen, om niet te zeggen overschilderen.’

Het was in onze ogen een restauratie ‘ad hoc’. Kenmerkend daarvoor was dat architect en opdrachtgever aan het gebouw hun steeds wisselende wensen oplegden, zonder historisch besef en samenhangende visie. Er werd steeds naar bevind van zaken werd gehandeld, terwijl instanties als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg op slimme en tactische wijze het heft uit handen was genomen. Zo werd het plan van Albert Troost voor een eigentijdse beschildering uiteindelijk niet uitgevoerd. Er kwam een nieuwe beschildering, met kopieën van teruggevonden middeleeuwse elementen op de gewelven. Het adagium van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg: ‘Behouden gaat voor vernieuwen’ was met voeten getreden.

 

Definitief verdwenen

 

Momenteel missen we pijnlijk het geheimzinnige en sfeervolle halflicht van Cuypers. Tegen de heldere tinten van Van Hoogevest zie ik in gedachten nog even de indrukwekkende somberheid van Cuypers. De beschilderde muren, waar op zonnige dagen kleurrijke sjablonen oplichtten. De rijkdom aan kleuren en sjablonen, ontleend aan middeleeuwse voorbeelden, de marmeren preekstoel en de goudgrond van de staties van August Martin, glanzend in het schemerduister. De grote votiefschilderingen in de dwarsschepen zijn nu verborgen onder een lichte verflaag, de rest is onherroepelijk afgebikt en vervangen door gebroken wit. Alleen in de oostelijke kapellen en in de nevenruimten van het schip is nog Cuypers terug te vinden. De helderheid en lichtheid van Van Hoogevest weegt voor mij nog steeds niet op tegen het verlies. Want wat er nu is, is zelfs geen reconstructie van de middeleeuwen, maar een interpretatie op basis van vage sporen en iconografische inzichten van de koude grond. Wat te denken van de gedachte dat de donkere pijlers met rode verfspatten het harde en sombere aardse leven verbeelden, waarboven het lichte kerkgewelf als een visioen van de hemel de gelovige moet geruststellen omtrent het leven na de dood. Tegenover de weldoordachte negentiende-eeuwse iconografie werd door de restaurateurs een beeld gesteld dat de wetenschappelijke toets der kritiek niet kon doorstaan. De meubels zijn grotendeels weg, net als het labyrint op de koorvloer. Het ciborium staat te ver naar achteren. Grootste gemis is echter de preekstoel, een ontwerp van Cuypers uit 1868, met marmeren reliëfs, geïnspireerd op Italiaanse voorbeelden. Waar zijn de brokstukken gebleven en wanneer zullen ze eens ergens herplaatst worden?

 

Cuypers behouden

 

Wie in de Maastrichtse kerk nog een beeld van de sfeer van Cuypers’ werk wil krijgen is aangewezen op een bezoek aan de indrukwekkende Keizerzaal, met het schoon metselwerk in breuksteen, de donkere koepel en de mozaïekvloeren. En natuurlijk is er het Bergportaal, waar de kleuren van Cuypers op aandringen van Monumentenzorg integraal zijn geconserveerd. Ze zijn sfeervol, met een warm en vol palet, goed op elkaar afgestemd, en nergens bont en schreeuwend. De tegelvloer met het labyrint vult dit beeld aan. Het is overtuigend en roept het verleden beter op dan het werk van Van Hoogevest en Satijn in het schip. Dus er is enige winst en er is verlies. Maar, misschien zal het interieur in de toekomst ooit weer hersteld worden. In de jaren negentig hadden we ook nooit kunnen denken dat de verguisde kleuren van Cuypers in het Rijksmuseum gereconstrueerd zouden worden, dus wie weet ...

 

Wies van Leeuwen

 


Bronnen

  • Ruimte voor Liturgie, Opstellen met betrekking tot de restauratie van de Sint-Servaas te Maastricht. z.pl.,z.j. (Maastricht, 1983).
  • Het themanummer Sint Servaas van het Bulletin KNOB 83 (1984), no. 3, 103-170.
  • A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle-Zeist 1995.
  • Wies van Leeuwen, Bernadette van Hellenberg Hubar, "De beginselloosheid tot adagium verheven. De polemische restauratie van de Sint-Servaas te Maastricht", De Sluitsteen 6 (1990), 75-97.

Circa:
Nee

Adres

Museumstraat 1
1071 XX Amsterdam
Nederland

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1