Armando: ‘Ik schilder dat het een aard heeft’

Groene weilanden, zover het oog reikt. Geen flatgebouwen aan de horizon. Het is er nog, zelfs in de randstad, maar om het te zien moet je wel eerst op bezoek bij Armando. De Cultuurbarbaar zocht hem op in Amstelveen, zijn verblijfplaats als hij in ons land is.

Internationaal bekend kunstschilder, beeldhouwer, schrijver, dichter en musicus. De Michelangelo van de lage landen is een burger van twee werelden. Tegenwoordig pendelt hij tussen Berlijn, de stad waar zijn hart ligt, en Amstelveen, waar de stad grenst aan het platteland. Armando (1929) bewoont er een gerieflijk appartement, tien hoog, dat uitzicht biedt op het hierboven omschreven weidse landschap. Yvonne Ploum, conservator van het Armandomuseum, heeft voor de redactie een gesprek met de kunstenaar geregeld en voegt zich even later bij ons.

Brandende vraag: is Armando nog steeds actief in de kunst?

‘Ik doe nog van alles’, zegt Armando. ‘Zo schilder ik dat het een aard heeft. Er is bijna niets mooiers dan dat. Elke keer als ik aan een schilderij heb gewerkt, ga ik met een aangenaam gevoel naar huis. Ik ben nog steeds in staat om mijzelf te verrassen door wat op het doek ontstaat. Het zou echt verschil uitmaken als ik dat niet meer heb.’

Dus er is geen plan vooraf als u met een schilderij begint?

‘Ik weet wel ongeveer wat ik ga doen, maar gaandeweg ontstaan er allerlei dingen op het doek, dat gaat eigenlijk buiten mij om. Ik geef mij graag over aan het avontuur. Met schrijven gaat dat net zo. Ik drijf heel erg op inspiratie. Het klinkt als een cliché, ik weet het, maar het is niet anders. Ik kan niet zonder. Die inspiratie is ook niet aan tijd of plaats gebonden. Overal, waar dan ook en op ieder moment van de dag, kunnen de ideeën komen. Dat is ook het werk van een kunstenaar: dat je jezelf heel rijk maakt door altijd open te blijven staan voor die invallen. Ik schrijf die ook op in een notitieboekje.’

Schilderen, schrijven, beeldhouwen, musiceren: wat bepaalt op een gegeven moment de keuze voor een discipline? Gaat dat in perioden?

‘Ik vergelijk mij weleens met een boom, waarvan de artistieke disciplines die ik beoefen de takken zijn. Ik doe alles tegelijk, maar wordt soms enigszins beperkt door de omstandigheden. Als ik in Berlijn ben, schrijf ik meer en ben ik hier, dan schilder ik meer. Echt heel grote doeken kan ik hier niet maken, zeg van twee bij twee meter, want die krijg je amper door de deur. Niet zo erg, want eigenlijk hou ik niet zo van die heel grote formaten waar ik niet bij kan. Dat is fysiek niet aangenaam, ik wil er bij kunnen zonder trap. Niet dat ik dat nooit heb gedaan. Het schilderij ‘Die Leiter’ bijvoorbeeld, daar had ik wel een trap voor nodig. Maar ja, wat wil je: dat is een doek van 2,5 bij 3,5 meter. Ik had er toen ook de ruimte voor: een atelier in Berlijn waar ik van die enorme sculpturen maakte. Ik heb daar onder meer het kunstwerk voor het Concertgebouw gemaakt, het ‘Wiel van Rosmalen’, de vier meter hoge ‘Urn van Almere’, ga maar door.’

Put u inspiratie uit het dagelijks leven, uit politieke en maatschappelijke ontwikkelingen?

‘Neen, De actualiteit is wat NU gebeurt. Ik hou mij liever bezig met eeuwige thema’s. Ik wordt ook nogal eens geassocieerd met de Tweede Wereldoorlog. Dat irriteert mij weleens, want het gaat in mijn schilderijen niet specifiek om die oorlog, maar om een idee, namelijk dat bij elke oorlog de geschiedenis zich herhaalt. Ik heb de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, dus in die zin is het logisch dat ik elementen daaruit gebruik. Maar daar draait het wat mij betreft niet om.’

En daarvan getuigt u in uw werk

‘Ik ben geen getuigeniskunstenaar, geen moraalridder. Ik ben kunstenaar, ik moet schilderen en boeken schrijven die door heel weinig mensen gelezen worden. Maar ook al worden ze slecht gelezen, ik moet toch schrijven, ik kan niet anders. Ik heb ook nooit een andere keus gehad.’

U had misschien bokser kunnen worden?

‘Ach nee, als ik een goede bokser had willen worden, zou ik heel gemotiveerd en gedisciplineerd moeten zijn geweest. Dat was ik niet, en dan nog is het de vraag of ik voldoende talent had om door te breken. Ik vond het wel een mooie sport, maar vooral vanwege de trainingen. Ik heb tot ver in de veertig gebokst, maar pretenties heb ik nooit gehad. Ik heb wel een boekje over boksen geschreven. Het enige dat ik nog graag had willen doen, is circus-artiest worden. Dat lukt nu niet meer, maar misschien in een volgend leven …’

Zijn er kunstenaars die u geïnspireerd hebben?

‘Niet echt, maar toen ik heel jong was had ik grote bewondering voor bepaalde kunstenaars zoals Michelangelo, Matthias Grünewald, Edvard Munch, Soutine. Wie ik altijd vergeet te noemen is Pieter Breughel de oudere. Er wordt wel beweerd dat hij lichtvoetig werk maakte, maar dat is niet zo. Kijk maar naar zijn schilderijen, zoals de boerenbruiloft: je ziet iedereen aan tafel zitten, sommige treffen voorbereidingen voor het maal, maar niemand lacht. En oh ja, Vincent van Gogh, die mag ik niet vergeten.’

Exposities?

‘Ik heb net een  grote overzichtstentoonstelling in het museum im Nürnberg achter de rug. Dat was een retrospectief. Momenteel wordt er werk van mij geëxposeerd in München en in Galerie Willy Schoots in Eindhoven. Er komen nog tentoonstellingen in Graz, de cultuurstad, in een galerie in Wenen en is Dresden.’

De expositie in Eindhoven heet ‘de terugkeer van de kleur’. Waarom?

‘Tot voor kort schilderde ik met veel zwart, wit en allerlei grijsschakeringen en sporadisch kleuren. Daar is nu verandering in gekomen. De laatste tijd gebruik ik meer kleur in mijn schilderijen: blauw, rood en zwart. Het is zo gegroeid: ik was bij de schilderswinkel en zag opeens die mooie tubes liggen, ik kreeg gewoon zin om die uit te knijpen, daar komt het op neer. Ik had niet van tevoren bedacht dat ik met meer kleur zou gaan werken. Vandaar dat die expositie in Eindhoven zo heet.’

Had u in de jaren vijftig en zestig veel contact met andere kunstenaars?

‘Het café is de plek bij uitstek waar kunstenaars elkaar ontmoeten. Ik ben heel lang geen drinker geweest, nog niet trouwens, dus ik kwam nooit in een kroeg. Ik hield niet van die sfeer, bovendien: ik had wel iets beters te doen. Ik kwam ook nooit in De Kring, die andere ontmoetingsplaats voor veel bekende kunstenaars. Mensen als Karel Appel en Constant kwamen er ook niet. Met Constant had ik vroeger wel een goed contact, maar op een bepaald moment zijn we elkaar uit het zicht verloren. Nee, veel contact met collega’s had en heb ik niet. Ik heb wel bewondering voor wat Appel allemaal nog doet. Hij is 80, maar nog heel productief.’

Schrijven is ook een passie van u

‘Zeker, schrijven en dichten. Eind februari, begin maart komt er een nieuw boek van mij uit, getiteld ‘De haperende schepping’ bij uitgeverij Augustus, een afsplitsing van Meulenhoff. Het is een verzamelbundel met nogal absurdistische, tragikomische stukjes, allemaal persoonlijke fantasieën.‘

Uw boeken zijn veelal geestig, er spreekt gevoel voor humor en het absurde uit. En dat terwijl veel van uw schilderijen nogal ‘zwaar’ en duister zijn.

‘Ik zal humor nooit toelaten in mijn schilderijen. De humor kon ik wel kwijt in Herenleed en in de sprookjes die ik schreef en nog schrijf. Zoals ‘Voorvallen in de wildernis’. Ik heb ook kinderboeken geschreven, al was het nooit mijn opzet speciaal voor kinderen te schrijven. Eigenlijk zijn die boeken meer voor volwassenen bedoeld. Ik denk dat mijn verhalen te absurdistisch zijn, voor de meeste kinderen niet goed te begrijpen. Een boek als ‘Dierenpraat’ is meer een parabel dan een fabel, bevat dus dubbele bodems. Maar uiteindelijk zijn de fabels van La Fontaine ook niet voor kinderen geschreven.’

Voor Dierenpraat heeft u in 2000 de Zilveren Griffel gekregen

‘Dat is waar, ja. Over inspiratie gesproken, daaraan was geen gebrek bij het ontstaan van Dierenpraat. Ik weet het nog goed: ik had een paar jaar geleden een uiterst creatieve dag. Ik was in Amsterdam. ’s Morgens had ik op mijn atelier aan een sculptuur gewerkt, daarna ben ik naar een vriend gegaan die aan het eind van de Overtoom woonde. Bij hem heb ik op die dag een compleet schilderij gemaakt. Aan het eind van de middag vond ik het welletjes en ben een stukje gaan wandelen door het Vondelpark. Nou, van wandelen kwam niet veel. Aan een stuk door kwamen de ideeën, er gingen allemaal sprookjes door mijn hoofd. Ik moest steeds op een bankje gaan zitten om het op te schrijven. Het waren allemaal ontmoetingen tussen mij en een dier. Ik ben toen naar huis gegaan, heb de aantekeningen uitgewerkt en aan het eind van de week was 60, 70 procent van het boek af.’

U schrijft en maakt gedichten, maar leest u ook veel? 

'Ik ben gek op boeken.' Om dit te illustreren gebaart Armando met zijn hoofd naar de boekenkasten aan de wand, waarin honderden boeken staan, onder andere over kunst, filosofie en psychologie. ‘En ik heb er nog veel meer, ook in Berlijn. Het loopt een beetje uit de hand: ik doe elke keer wat boeken weg, maar je mag blij zijn als een antiquariaat ze meeneemt. Ik vind dat doodzonde, want er zijn prachtboeken bij.’ Armando kijkt peinzend uit het raam, laat zijn blik glijden over de groene weilanden, waarin talrijke slootjes een bijna geometrisch patroon vormen. ‘Het is jammer dat er zoveel moois gaat verdwijnen en al is verdwenen. Vroeger had je van die leuke, pittoreske boekenwinkeltjes, maar die zijn nu amper meer te vinden. Er zijn ook nog maar heel weinig karakteristieke dorpjes overgebleven. Alle steden en dorpen in ons land lijken op elkaar, overal diezelfde woningbouw en kantoren. Waar zie je nog zo’n ouderwets bakkertje? In zo’n dorpje, zou je zeggen, maar dat is niet meer zo. Een tijdje terug las ik over een wielrenner die naar de grote stad moest om een mooi granenbrood te kopen. Bij hem in het dorp en in zijn hele omgeving was dat niet te krijgen.’

Wat zijn uw favoriete schrijvers?

‘Dostojevski en Kafka, en vervolgens een heleboel schrijvers die daar vlak onder zitten. Ik ben van plan om die klassieke schrijvers zoals Dostojevski weer te gaan herlezen. Je haalt er dan toch andere dingen uit, je leest weer anders dan de eerste keer.'

En dan is er de muziek. U speelt viool en treedt op met uw eigen groep, het Armandokwartet.

‘Ja, maar ik heb een droeve mededeling. De kunstenaar neemt op 15 juni 2003 met het Armandokwartet afscheid van het publiek. Dit gebeurt tijdens een galaconcert in het Concertgebouw in Amsterdam.'

Met pijn in het hart?

’Welnee, anders zou ik geen afscheid nemen. Het repeteren, spelen, reizen en optreden, het vergt veel energie. Bovendien: ik heb het al zo lang gedaan, het is mooi geweest. Als violist moet je ook de hele tijd staan op zo’n podium, en dat is voor mij nu te vermoeiend. Maar ik hou nog steeds erg van muziek. Niet alleen zigeunermuziek, maar ook opera, middeleeuwse muziek, dansmuziek uit de jaren dertig, jazz, tango, fado. De laatste tijd luister ik niet veel naar muziek. Het is alsof ik de stilte niet wil doorbreken. Misschien zette ik vroeger om die reden een plaat op: om het geluid van anderen te overstemmen.’

U bent ook televisiemaker geweest. Wat zijn uw lievelingsprogramma’s?

‘Keeping up appearances’, oftewel ‘schone schijn’. Prachtmens vind ik dat, die Hyacinth. En ‘Dads Army’, dat vond ik ook mooi. En niet te vergeten ‘Fawlty Towers’. Ik heb de hele serie op video. Veel Britse humor dus, maar mijn absolute favorieten blijven nog steeds Stan Laurel en Oliver Hardy. Cherry Duyns zei mij ooit dat als hij een jarenlange vriendschap met iemand zou hebben, of hij zou een vrouw ontmoeten op wie hij verliefd werd, de relatie onmiddellijk zou worden verbroken als hij zou ontdekken dat zij een hekel aan Laurel en Hardy zouden hebben. Dat kan ik mij levendig voorstellen.’

Tot slot: Herenleed met Cherry Duyns en Johnny van Doorn. Menige babyboomer kijkt met weemoed terug op die serie. Zien we u nog iets dergelijks doen op tv?

‘Daar heb ik geen zin meer in, ik ben er te oud voor. Dat neemt niet weg dat als je Cherry Duyns en mij nu bij elkaar zu zetten, binnen de kortste keren weer allerlei gekke ideeën ontstaan. Zo werkt dat tussen ons, een soort chemie. Maar ja, we hebben het 25 jaar gedaan, dat lijkt mij wel genoeg. Ik kan nog wel de energie opbrengen om een mooi schilderij te maken, of om te schrijven. En ik blijf fit door in beweging te blijven.’

 

Armando ontving voor zijn publicaties onder meer de Herman Gorterprijs, de F. Bordewijkprijs en de Multatuliprijs, de Jacobus van Looyprijs en de Gouden Ganzeveer. Veel van zijn schilderijen, litho’s en beelden zijn aangekocht door musea over heel de wereld. Ook als musicus is Armando gelauwerd. Het Armandokwartet ontving in 1996 een Edison voor de CD ‘The Violinist’.

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0