Bijzondere musea – Rijksmuseum voor Volkenkunde

Steven Engelsman verwelkomt mij in zijn zeer ruime en lichte werkkamer in het voormalige Boerhaave-laboratorium. In dat prachtig gerestaureerde pand heeft het personeel van het museum sinds vorig jaar zijn intrek genomen.

In het gebouwencomplex van het Rijksmuseum voor Volkenkunde – in de 19e eeuw neergezet als het eerste academische ziekenhuis van Nederland – vindt sinds 1997 een grondige renovatie en herinrichting plaats.

Na twee jaar van grote gaten in de gevels, puin en stof werd in 1998 een ruime tentoonstellingsvleugel opgeleverd en wordt er nu nog hard gewerkt aan de ruimte entree, de majestueuze trappartijen naar de verschillende cultuurgebieden , de hoge zalen waar de oude structuur van het ziekenhuis nog te voelen is, maar die modern en strak zijn vormgegeven.

Reis om de wereld

Voor de opstelling van de vaste collectie heeft het museum straks 4000 vierkante meter tot zijn beschikking waar 6000 collectiestukken zullen staan te prijken. In het voorjaar van 2001 gaat die herinrichting open voor het publiek.

Toch houdt Engelsman zich op 6 januari daar niet mee bezig. ‘Ik zal je vertellen wat ik niet doe vandaag. Het echte werk vindt plaats in de kamer van Agniet (van de Sande, hoofd communicatie). Zij neemt het schema van werkzaamheden die in 2000 verricht moeten worden voor de herinrichting van het museum , door met de jongens van OPERA, het ontwerpbureau dat de inrichting vormgeeft.

Wat dat betreft wordt het een belangrijk en spannend jaar, want daarin moet de reis om de wereld die het publiek in 2001 in het museum kan maken vorm krijgen.’

Philipp Franz von Siebold

Waar houdt Engelsman zich op 6 januari wel mee bezig? Hij moet nog een aantal zaken regelen in verband met de grote Japan-tentoonstelling die op 19 april in Nagasaki opengaat en daarna doorreist naar Tokio. Prins Willem Alexander verricht de opening. 400 stukken uit de collectie van Volkenkunde gaan naar Japan ‘terug’ om ‘weer even thuis te zijn’.

200 objecten uit de collectie Japanse flora en fauna van Museum Naturalis, ook in Leiden gevestigd zullen eveneens deel uitmaken van deze tentoonstelling. Een deel van deze Leidse Japan-collecties zijn tot en met 12 maart te bezichtigen in Naturalis onder de titel Museum Dejima. Zo wordt dit jaar zowel hier als daar op uitbundige wijze 400 jaar Japans-Nederlandse betrekkingen gevierd.

Japan betekent heel veel voor Volkenkunde en dus voor de directeur, want uit diezelfde Japan-collectie is het Rijksmuseum voor Volkenkunde ontstaan. Verzamelaar van dit alles was de Duitse arts Philipp Franz von Siebold (1796-1866). In 1831 stelde hij zijn collectie open voor het publiek in zijn huis aan het Rapenburg 19.

Japanse keizer

Dat trok veel bezoekers. En daarmee was het eerste volkenkundige museum een feit. In 1837 besloot het Rijk de collecties van Von Siebold aan te kopen. Datzelfde monumentale pand aan het Rapenburg opent in 2003 zijn deuren weer permanent voor het publiek. Het is de bedoeling dat het Siebold Huis een landelijk centrum voor Japans-Nederlandse relaties wordt en een belangrijke museumfunctie krijgt.

De beide Leidse musea zullen er permanente exposities inrichten met objecten uit hun Siebold-collecties. Engelsman is ervan overtuigd dat dit ‘collectiefiliaal’ een bedevaartplaats voor Japanners gaat worden. Op 1 april zal in het Siebold Huis de eerste tijdelijke tentoonstelling uit de collecties van Volkenkunde en Naturalis te zien zijn.

Verder wil Engelsman niets verklappen. Want ja, niemand minder dan de Japanse keizer komt voor die gelegenheid naar Nederland en het is nu eenmaal het recht van de keizer alles als eerste te zien. In 2003 zal ook dit pand geheel gerenoveerd zijn.

Shangri La

Daarom is Engelsman ook heel blij met de belangrijke aankoop die hij onlangs in Amerika kon doen met steun van de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en de Stichting Volkenkundige Collectie Nederland. Het gaat om een Japanse schildering in inkt en kleuren op zijde van de hand van Watanabe Kakushu met daarop afgebeeld een Ceylonese olifant met twee begeleiders tegen de achtergrond van de Baai van Nagasaki. De westerse – lees Hollandse – stijlinvloeden zijn goed te zien.

Om 16.30 uur is er een speciale bijeenkomst met het museumpersoneel gepland. De negen gasten uit Buthan, leden van de dansgroep Semtokha, die drie weken lang drie maal per dag hebben gezongen en gedanst voor het publiek, zullen nog eenmaal dansen voor het personeel en daarna gaan ze met z’n allen ten afscheid eten.

De dansers zijn overgekomen in het kader van de tentoonstelling Buthan, land van de donderende draak, die sinds half december open is en tot en met 30 april te bezichtigen is. Uit dit Shangri La, de bijnaam van dit verborgen paradijs, zijn prachtige schilderingen, Boeddhabeelden, de beroemde ravenkroon en een grote maquette van het Tongsa klooster, het belangrijkste bouwwerk van het land, bijeengebracht.

Naar Tibet met Kuifje

Buthan heeft bewust eeuwenlang een geïsoleerde positie ingenomen: geen snelwegen, geen supermarkten, geen grootschalige industrie, geen stoplichten. Het is nog maar heel recent dat de televisie zijn intrede heeft gedaan De dansers waren dan ook voor het eerst buiten hun landsgrenzen. Het eerste wat ze vroegen toen ze uit het vliegtuig stapten, was of ze ook een keer met de trein mochten.

Het museum is tijdens de verbouwing opengebleven. En ondanks alle drukte hebben juist de laatste jaren een aantal zeer succesrijke tentoonstellingen plaatsgevonden. Zo heeft iedereen wel iets via de media meegekregen over Naar Tibet met Kuifje, waar de Tibetaanse cultuur en de tragiek van de Chinese overheersing centraal stonden.

124.500 bezoekers kwamen er op af. Opvallend was dat veel van hen nieuwe bezoekers waren, die nog nooit in Volkenkunde waren geweest en heel veel kinderen (30%). Kinderen zijn in hun element in Volkenkunde. Dat komt door de leuke tentoonstellingen, maar ook door de speciale aandacht die het museum aan die doelgroep besteedt.

Klanken uit Boeddhistische kloosters

Als je tussen de 9 en 13 jaar oud bent kun je lid worden van de club De Verrekijkers. Je krijgt dan een speciaal clubblad, hebt een eigen website, er worden speciale openingen voor je georganiseerd, je gaat een dagje uit naar andere volkenkundige musea, en het allerspannendste: je mag zo nu en dan een nachtje blijven slapen in het museum. De Verrekijkers zijn de beste ambassadeurs van het museum!

Tot slot wil ik graag de in november geopende Indonesië-zaal bekijken. Het is de eerste zaal van de herinrichting die klaar is. In maart volgt de Japan- en Korea-zaal. Bij mijn binnenkomst in de tentoonstellingsvleugel val ik met mijn neus in de boter: de dansgroep Semtokha uit Buthan geeft zijn laatste optreden. In het zaaltje, dat goed gevuld is met zo’n 90 bezoekers (met veel kinderen wederom) wordt gezongen, geblazen op de lange hoorns en met bekkens geslagen.

Klanken die iedereen wel kent uit de grote boeddhistische kloosters. Ik ben meteen onthaast. De kostuums van de dansers zijn een lust voor het oog, kleurige uitwaaierende rokken in de vijf symbolische kleuren, rood, blauw, groen, geel en wit. De dansen hebben een religieuze betekenis en zijn door de soms heel hoge sprongen spectaculair.

Informatie via touchscreen

In de Indonesië-zaal is het donker. De prachtige voorwerpen staan met spots uitgelicht in gigantische glazen vitrines die tot hoog in de zaal doorlopen. Soms staan de voorwerpen dicht opeengestapeld, dan weer staan ze geïsoleerd, maar nooit staan ze alleen maar esthetisch te wezen.

Er wordt door middel van mooie kleine beeldschermpjes in de vitrines soms iets getoond van het tot stand komen van weefsels, het kleuren ervan etc. Voor de vitrines staan monitoren die via touchscreen uitgebreide informatie geven over alle objecten die daar te zien zijn.

Wat ik me afvraag is in hoeverre Indonesiërs zich herkennen in een dergelijke opstelling. In de keuze van thema’s en objecten staat ‘authenticiteit’ voorop, niet de mengculturen met China of Europa. Voelen zij zich met deze ‘cultuur van herkomst’ voldoende vertegenwoordigd? In het licht van de missie van het museum ligt daar wel een taak.

Boudewijn Büch

Door alle zalen heen zal op de wand via verbindende teksten en audiovisuals een lint rond de aardbol worden gelegd met daarin informatie over ‘cultuurontmoetingen’. De boodschap is: culturen staan niet op zichzelf, maar zijn dynamisch en ontwikkelen zich onder invloed van andere culturen.

Reisleider zal Boudewijn Büch zijn. Volkenkunde heeft hem uitgenodigd om een reisgids te schrijven waarmee je door de zalen kunt dwalen. Büch kwam als kind al in Volkenkunde en vindt het ‘heilige grond’. Hij is erg bang dat het museum nu echt modern gaat worden met veel knoppen, machines en veel kinderen.

Büch veegt liever zelf het stof van de voorwerpen af, zoals Engelsman het uitdrukt. De gemiddelde bezoeker zal daarvan niet veel last hebben bij zijn reis van het Arctisch gebied, Noord-Amerika, Latijns-Amerika naar Afrika, Centraal-, West- en Zuidoost-Azië, Oceanië, China, Korea en Japan.

Rijksmuseum voor Volkenkunde, Steenstraat 1, 2312 BS Leiden, tel. +31 (0)88 0042800

Open van dinsdag t/m zondag, 10.00 – 17.00 uur

http://volkenkunde.nl/

 

Riet de Leeuw, De Cultuurbarbaar

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0