De Aad Nuis interviews, (5) Muziek

Wat heeft Aad Nuis met muziek?  Frits den Haring sprak met hem. Hij ontdekte dat Aad Nuis in Jamaica getuige was van het ontstaan van de Reggae-muziek.

Hoe belangrijk is muziek voor u?

‘Bij literatuur, bij alles wat met woorden te maken heeft, heb ik de behoefte om achter de spiegel te graaien. Om er achter te komen waarom ik iets mooi vind. Dat is ook mijn vak geweest, ik was literatuurcriticus. Met andere kunstvormen heb ik hetzelfde, de drang om te begrijpen, maar eigenlijk het minst met muziek.

Muziek is voor mij het terrein van de kunst waar ik alleen maar hoef te voelen, zonder me al te zeer af te vragen waarom ik dat voel. Daardoor betekent het juist heel veel voor me. Het is in zekere zin terra incognita, het is de open ruimte. Ik ervaar dan ook, dat muziek een steeds belangrijker rol is gaan spelen.’

Baardharen

‘Ik kan mij het leven zonder muziek eigenlijk heel slecht voorstellen. Vooral bij de muziek heb je die ervaring van plotseling getroffen te worden, iets te herkennen en te herinneren dat meteen de verbeelding aan het werk zet. Je hebt dat ook met geuren. Denk aan Proust, bij wie door de geur van dat ene koekje onmiddellijk een stukje van zijn verleden werd geopend.

Ach, en eigenlijk geldt dat ook voor de poëzie. Die plotselinge huiver die je kunt voelen. Ik heb het misschien wel eens verteld, het verhaal van Housman, een Engelse dichter/classicus uit het begin van deze eeuw. Die las bij voorkeur gedichten onder het scheren. Hij had gemerkt dat als een gedicht mooi was, zijn baardharen recht overeind gingen staan. Dat was heel praktisch.

Maar goed, zijn stelling was, en dat heb ik altijd heel waar gevonden, of je een gedicht mooi vindt of niet, dat merk je eerst. En dan ga je analyseren. Alsof je een klap op je kop krijgt, dat voel je ook eerst en vervolgens ga je dan eens bedenken wie heeft mij dat geflikt en hoe dan wel? Bij muziek ben ik aan die soort analyse nooit zou toegekomen.’

En misschien ook niet zo de behoefte gehad?

‘Je moet oppassen dat je dingen niet dood analyseert, zodat je niks meer voelt. Het is goed zo’n terrein te hebben waar je wat onbevangener in bent gebleven, al houdt je dat natuurlijk nooit helemaal vol. Je gaat op den duur merken dat er ook wel erg makkelijke manieren  zijn van ontroering teweeg brengen. Dat krijg je door.

Het is bij literatuur zo dat voor sommige mensen het onbegrijpelijk is waarom de boeken van Jan den Hartog , die eigenlijk zo prachtig zijn, niet als serieuze literatuur worden opgevat. Het antwoord is dat als je heel veel gelezen hebt, je gaat merken dat die Den Hartog het zich soms wel heel makkelijk maakt om je te ontroeren.

Steeds als je je somber voelt dan regent het buiten. Dat soort van elementaire trucs. Dat heb je met literatuur, maar dat heb je natuurlijk ook met muziek. Je gevoel voor avontuur, voor wat je nooit gehoord hebt, komt daar ook bij kijken. Het niet een beetje al te vanzelfsprekend vinden. Om die reden vind ik het prettig om naar de radio te luisteren in de hoop dat je iets tegenkomt wat je niet zo goed kent.’

Om dan ondertussen te kunnen gissen van wie is dat ook al weer.

‘Wat heel erg is, is dat soort muziek uit de muur waarbij ze je niets vertellen na afloop. Uiterst hinderlijk. Want daar word ik ook niet wijzer van. Dan kun je dingen niet terugvinden en loop je daar ik weet niet hoe lang naar te zoeken. Dat raden van dingen is trouwens heel leuk. Wat mij daarbij opvalt is dat het vaak heel moeilijk is.

De bewuste eeuw raad je meestal nog wel (hoewel ik van kamermuziek vind dat het vaak moeilijk te bepalen is waar het vandaan komt). En wat ook nog wel lukt is om te bepalen of het een Russische, Italiaanse, Franse, Engelse of Duitse componist betreft. Daarna wordt het beduidend lastiger.’

Wanneer is de kennismaking met muziek begonnen?

‘De bevrijding na de oorlogsperiode is in mijn herinnering wel een soort scheidslijn. In de oorlog had je een heel ander soort muziek dan erna. Op de radio hoorde je Duitse schlagers. Dat was wat Duitse soldaten zo mooi vonden.

Je had in mei ’40 het Nederlandse leger, dat zong Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad en dan kwamen die Duitsers en die zongen dan (Aad Nuis gaat zingen) Auf der Heide blüht ein schönes Blümelein. Und das heisst: Érica. Dat was dezelfde melodie.

Zoals je ook twee versies had van Lili Marleen, aan twee kanten van het front (nu uit volle borst) Unter die Laterne bei der grosse Tor, dadadadada … En dat was dan de grote Marlene Dietrich, die was overgelopen naar de andere kant. Je hoorde dus veel van die Duitse schlagers, maar je had daarnaast wel degelijk ook klassieke muziek: Beethoven, Schubert.’

Glenn Miller

‘Maar wat dus niet kon, was jazzmuziek. Mendelssohn kon ook niet, maar dat miste je niet want je wist niet dat het bestond. De klassieke muziek had overigens een hoog Schmalz-gehalte (opgelegd sentiment) en was bovendien nogal zwaar. Gek genoeg mochten dan wel weer de Ramblers. Na de oorlog kreeg de jazzmuziek de ruimte.

Eerst nog veel Glenn Miller en de Big Bandmuziek. Dat was immers muziek van de bevrijding. Ook weer militair natuurlijk, maar je had daar ook een soort weerstand tegen. En dan moet ik niet vergeten de schoolmuziek. Dat was ook al in de oorlog. Eduard Flipse met het Rotterdams  Philharmonisch Orkest. Flipse die zo mooi al die instrumenten kon laten uitkomen. Zo’n beetje wat later onze Amerikaanse vriend Bernstein zo prachtig deed.'

Satchmo

‘Begin jaren vijftig ben ik gaan studeren. Daar hoorden de zwarte truien bij en al dat gedoe met die druipkaarsen en die café’s waar het donker was. Altijd zo romantisch, daar herinner ik mij de Franse chansons en de jazzmuziek van die tijd. Thelonius Monk, Miles Davis, Coltrane. Aan het eind van de jaren vijftig, na mijn studie, ben ik naar Jamaica gegaan.

Ik herinner mij een concert in een openluchtbioscoop, waar het licht meestal uitviel en de film soms brak. Daar heb ik een concert van de oude Satchmo meegemaakt. Die was toen echt al flink oud. Dat was prachtig. Die hele openluchtbioscoop zat vol met mannen met vilten hoeden op. Die zeiden dan: Yeah!’

Zijn er klassieke componisten die uw absolute voorkeur hebben?

‘De bekende namen, maar die zijn overbekend. Ik ben een zwerver en ben voortdurend op zoek, zowel in de literatuur als in de muziek. Dat gaat in perioden bij mij. Ik heb een hele tijd gehad dat ik ongetwijfeld Mozart zou hebben gezegd. Dan luister ik daar heel veel naar. Op een gegeven moment houdt dat opeens op.

Ik heb alles van Mahler. En ik heb vlagen dat de Franse muziek favoriet is, en dan net voor Ravel en Debussy, Saint Saens bijvoorbeeld. Die heeft ontzettend veel dingen gemaakt die niet zo bekend zijn, onder andere voor de piano. Of zijn celloconcert met Rostropovitsch. Die Franse sfeer, moeilijk te omschrijven, maar wel zo dat je voelt: … oh, ik ben weer even in Frankrijk.’

Nigel Kennedy

'Wat ik trouwens aardig vind, is wat een man als Nigel Kennedy doet met sommige van de bekende werken. De Vier Jaargetijden van Vivaldi. Een voorbeeld van een echt afgesleten stuk. Dat kun je op een gegeven moment niet goed meer horen. Maar als die gekke Kennedy ermee aan de gang gaat, dan denk je, nou gaat het weer wat betekenen.

Hij doet dat samen met Kenneth Montgomery en het Koninklijk Orkest van Vlaanderen. En die Montgomery houdt ook wel van een geintje. De vier delen worden ook echt verschillend uitgelicht. Rood en geel, en Kennedy staat er dan met zo’n raar pak aan. En bij ‘Winter’ gaan de gitaren ook echt vreselijk krassen. Ik kan daar wel waardering voor opbrengen.’

Heeft uw literaire oriëntatie ergens uw muzikale ontwikkeling gekruist?

‘Muziek en literatuur. Je had van die raakvlakken. Opera Reconstructie is een voorbeeld. Daar ontmoetten onder andere Mulisch de componisten Schat en Andriessen in de jaren zestig. Ik ben zo’n beetje van dezelfde leeftijdsgroep als zij. Maar zij praatten nooit over literatuur en ik nooit over muziek. Dus praatten we altijd over Vietnam of over de wereld.

Het waren aparte werelden. Die elkaar nauwelijks raakten. Zelfs als je elkaar persoonlijk kende. Je had waardering voor elkaar en je wist natuurlijk van elkaars professionaliteit. Maar de raakvlakken lagen meer in de sfeer van de politiek in die tijd. De drang naar vernieuwing. In de muziek de Notenkrakersbeweging. In het toneel de Actie Tomaat.’

Dick Hillenius

‘Het idee van het revolutionaire, daarin zat de gemeenschappelijkheid. Grote uitzondering was Dick Hillenius. Dick Hillenius was onze afgezant in de wereld van de muziek. Ik denk dat het er in die tijd mee te maken had dat we wat moeite hadden met het nieuwe muziekidioom. We konden wat moeilijk wennen aan die nieuwe klanken. Er werd natuurlijk ook geweldig geëxperimenteerd.

Maar Hillenius volgde het op de voet en heeft een gedicht geschreven dat heet Wachten voor de poorten van de nieuwe muziek’. En daarin stond dat het er almaar nog niet was. Er was ook niet zoveel. Ook achteraf bekeken niet.’

Vandaag de dag beginnen vele vormen van niet-westerse muziek een vertrouwd verschijnsel te worden in onze concertzalen. Muziek uit Pakistan, India of Afrikaanse landen. Hebt u iets met deze muziek uit verre landen?

‘In het algemeen kun je stellen dat de muziek uit de derde wereld bij het volk is gebleven. En wat je ook ziet – en voor mij is dat heel wezenlijk –is het hybride karakter dat (muziek) – cultuur soms krijgt. En dat zie je juist in de derde wereld.

De derde wereld wordt altijd beslopen door de afleggertjes van een cultuur die op zijn laatste benen loopt en de afleggertjes van het westen. En dan opeens zie je dat mensen proberen iets nieuws te maken. Dat is gewoon creatief. Zo heb ik in Jamaica het ontstaan van de reggae meegemaakt. Dat heeft voor mij veel betekend.'

Reggaebeat

'Ik zat daar van ’58 tot ’60. In elk dorp had je een ruimte waar een paar lampjes hingen en daar dansten de jongens en meiden van het dorp. Het was allemaal Amerikaanse popmuziek. Met die Amerikaanse popmuziek werd echter iets Jamaicaans gedaan. Men begon het aanvankelijk gewoon na te doen. Maar wat ze nadeden werd iets anders. Ik heb die eerste opnamen nog.

Je ziet dat uit de Amerikaanse muziek zich langzaam een eigen stijl en ritme ontwikkelt. De hele reggaebeat is op die plek ontstaan. Daar kwamen dan nog de rasta’s en de dreadlocks bij. Dat heb ik daar ook helemaal zien gebeuren.'

Oude autobussen

'Het heeft mij altijd geboeid om te zien hoe zo’n eigen kunstvorm ontstaat en hoe belangrijk die voor mensen is. Mensen ontlenen daar hun waardigheid aan. Ik was in diezelfde tijd in Haïti. Daar was het veel somberder. Mensen leefden daar in vreselijke armoe. Heel gek, twee eilanden naast elkaar. Maar daar schilderden ze weer. In de prachtigste kleuren.

Alle oude autobussen zaten  onder de schilderingen. Daar zie wat kunst voor een elementaire levensbehoefte kan zijn. Op Jamaica was het dus de muziek. Autochtonen die ik daar leerde kennen op de universiteit werden de zwarte Engelsen genoemd, vanwege hun streven Britser dan de Britten te zijn. Ze genoten enig aanzien en droegen van die keurige pakken.'

Veelkleurig hemd

'Toen ik twintig jaar later weer op Jamaica terugkwam, zaten diezelfde mensen nog achter diezelfde bureaus. Geen steek veranderd, maar nu wel met zo’n rare hoed op en een veelkleurig hemd aan. Er was iets gebeurd in die tijd. Volkscultuur was eigenlijk iets waar de middenklasse zich voor geneerde, maar ondertussen was de Jamaicaanse muziek als het ware via de wereldroem teruggekaatst naar Jamaica zelf en daar vreugdevol onthaald.

Die aanvankelijke trots van een nog echtere Engelsman te zijn, veranderde in de behoefte om een nog echtere reggaejongen te wezen dan de reggaejongens. Dus het beeld van die cultuur was volkomen omgeslagen.’

Wereldmuziek als een bewustwordingsproces?

‘Jazeker, mensen zijn zeer op zoek naar een eigen vorm. Die wereldmuziek is interessant omdat het dingen combineert, anders verval je in de eenheidsworst van de massacultuur. De eigen cultuur jat voortdurend als de raven, zoals het ook hoort. Er ontstaan daardoor nieuwe vormen. Kruisbestuiving betekent niet dat iedereen hetzelfde doet en hetzelfde is. Daar gaat het om.

En in die wereldmuziek zie je dat heel vaak. Dat vertakt zich als een gek. Dat zijn toch alle mogelijke mengvormen van iets dat mensen de mogelijkheid geeft om zichzelf uit te drukken. Om zelf iets te vinden dat anders is dan wat andere mensen maken en zich daarin te ontwikkelen.’

 

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0