De Keizer van de Coupure

Napoleon en zijn aanhangers in Gent

Napoleon Bonaparte was een fenomeen en ook wel een beetje een kadeeke. Twee keer bezocht hij Gent en liet hij daar een diepe indruk na. Nog lang na zijn dood liepen Gentenaars over van adoratie voor de ‘Kleine Korporaal’. Sommigen verzonnen zelfs avonturen die helemaal nooit gebeurd waren.

1789: Europa staat op zijn kop na de Franse Revolutie. De Fransen verjagen de Oostenrijkers uit de Zuidelijke Nederlanden (het toenmalige ‘België’). In 1795 annexeren ze het grondgebied. Alle Zuid-Nederlanders zijn voortaan Fransen. Zo makkelijk was dat in die dagen.

1799: generaal Napoleon Bonaparte pleegt een staatsgreep. Om de Franse republiek te redden, schaft hij die af en iedereen is gelukkig. Ook de ‘Belgen’ zijn een pak meer tevreden dan je zou denken. De Zuidelijke Nederlanders hebben er geen probleem mee Fransen te zijn. Zolang je van hun centen en hun godsdienst blijft, zijn ze al lang content.

Door de aanhechting bij Frankrijk en het sterke economische protectionisme groeit de Zuid-Nederlandse afzetmarkt spectaculair. Napoleon bevordert de beginnende industrialisering en herstelt de banden met de katholieke kerk. Alles wat nodig is om een Zuid-Nederlander gelukkig te maken, dus.

Napo’s eerste bezoek

In 1803 bezoekt Napoleon de recent verworven contreien. Ook Gent staat op het programma. De ‘consul voor het leven’ rijdt de stad binnen via de Brugse Poort (nu de naam van een wijk, maar toen nog een echte stadspoort). Napo is veel te laat en de wachtende notabelen staan in de gietende regen. Dat mag de pret niet drukken. Ook al heeft de bevolking misschien geen aanmoediging nodig, de Franse prefect Faipoult legde voor de zekerheid toch maar bij besluit de vreugdekreten vast die de bevolking moet scanderen wanneer de consul passeert.
Grote triomfbogen doorheen de hele stad bezingen Napoleons heldendaden. Opschriften langs de weg verzekeren net iets te uitdrukkelijk het respect van de bevolking, genre: “Vandaag ziet mijn vrije oog een ster zonder de hemel te doorkruisen.” Tijdens de Egyptische expiditie heeft Faipoults vrouw gemene dingen gezegd over Josephine Beauharnais, mevrouw Napoleon. Faipoult heeft dus wat goed te maken.

Wanneer Napoleon arriveert, vijf uur te laat, giet het te hard om lange toespraken te houden. De consul krijgt wel de sleutels van de stad.

De precieze volkstoeloop langs de weg blijft onduidelijk. Volgens sommigen is de ontvangst stormachtig, volgens anderen eerder kil. Eén bron beweert dat Napoleon dit aan de slechte invloed van de priesters weet. Wel, de mensen stonden al vijf uur in de gietende regen. Misschien hadden ze gewoon honger.

Ook het avondprogramma verloopt in mineur. Napoleon komt niet opdagen in de schouwburg en de spectaculaire vuurverlichting van de stad (onder meer van de schepen langs het kanaal de Coupure) valt samen met het vuurwerk in het water.

De tweede dag verloopt beter. Napoleon ontvangt Gentse notabelen, bezoekt de mis en een industriële tentoonstelling, rijdt op zijn paard drie uur door de stad en doet een klapke met Lieven Bauwens (bekend Gents industrieel en uitbuiter). ‘s Avonds is het feest in een grote tent op de Kouter, op dat moment dé place-m’-as-tu-vu van Gent. Het was gezellig volgens de Gazette de Gand (voorheen nog gewoon de Gazette van Gent): “Wat je je niet kunt voorstellen zonder het gezien te hebben, is de elegantie van de dames in dit gezelschap, het goede gedrag van de heren, in één woord, de schoonheid van het hele gezelschap.”

De volgende dag moet Napoleon alweer naar de mis (die katholieke Belgen toch!) en daar laat zelfs de bisschop zich niet onbetuigd: “Wij zijn trots uw tijdgenoten te zijn. Voor ons bent u groter dan het nageslacht, omdat wij u met eigen ogen zien, en het nageslacht u slechts zal kennen uit de verhalen die steeds onderdoen voor de werkelijkheid.”

Daar weet zelfs Napoleon niet dadelijk een antwoord op. Later vindt hij dat toch, in de vorm van een nieuwe feestdag. Vanaf 1806 moet elk jaar op 15 augustus (Napoleons verjaardag) het feest van de Heilige Napoleon gevierd worden. De Heilige Napoleon bestaat helemaal niet, maar dat schijnt niemand te storen. De kerk protesteert niet en iedereen viert (verplicht) feest.

 Het tweede bezoek: een jurk voor Marie?

Een tweede bezoek volgt in 1810. Napoleon is ondertussen keizer en net hertrouwd met Marie-Louise, 18 jaar en dochter van de Oostenrijkse keizer. Hij is nog steeds heer en meester in Europa, maar zijn ster verbleekt. De blokkade van Engeland weegt zwaar op de Vlaamse industrie. Ook de voortdurende troepenronseling ondergraaft Napo’s populariteit.

De ontvangst in Gent is er niet minder feestelijk om, daar zorgen de autoriteiten wel voor. De agglomeratie Wetteren (een nabijgelegen dorp) ontvangt de keizer aan de stadspoorten met een optocht van reuzen. De keizer weet het gebaar te appreciëren. Hij zou hen toegeroepen hebben: ‘Naar achteren, pummels! Geen monsters voor de Keizerin!’ Wetteren is de klap nooit helemaal te boven gekomen.

Net als bij zijn eerste bezoek aan Gent krijgt Napoleon de sleutels van de stad. Het vorige paar is hij blijkbaar kwijtgespeeld. Ook de rest van het bezoek lijkt sterk op het vorige. Op de centrale Korenmarkt bouwen fans deze keer een triomfboog van dertig meter hoog en dertig meter breed. Wel is er een incident met een iets te dubbelzinnig bord voor een slagerij. Er staat op: ‘Van de kleine Gentse slagers aan Napoleon de Grote’. Als je je best doet, kan je dat verkeerd interpreteren. Probeer maar!

 ’s Avonds is het weer feest. Napoleon valt in slaap aan tafel.

Hardnekkige geruchten willen dat Napoleon bij zijn tweede bezoek een jurk schenkt aan Marie Schellinck, Gents bekendste oud-strijdster. Schellinck verkleedde zich in 1792 als man om dienst te nemen in het Franse leger. Ze vocht er 15 jaar. Napoleon zou haar in 1808 zelfs het Legioen van Eer, de hoogste militaire onderscheiding, opgespeld hebben en haar een pensioen van 700 frank beloofd hebben. Het verhaal staat nog in het recente ‘Gentboek’. En een paar jaar geleden kreeg Schellink een eigen straat.

Helaas lijkt het grootste deel van het verhaal een mythe, na Schellincks dood verzonnen door haar familie. Ze vocht wel in het Franse leger, maar er zijn geen bewijzen dat ze Napoleon ooit ontmoette. Pas in 1851 kreeg een vrouw voor het eerst het Legioen van Eer. En bij het bezoek in 1810 vermelden de bronnen helemaal niets over een jurk. Het boek ‘Les Napoleonistes’ en enkele artikels wezen lang geleden al op deze mythe, maar blijkbaar met weinig succes.

 Napomania

Napoleon verdwijnt in 1814 van het toneel. De Zuid-Nederlanders zijn niet langer Fransen, voortaan zijn het Verenigde Nederlanders. In 1815 keert Napoleon tamelijk miraculeus terug, maar na de slag bij Waterloo is het definitief met hem gedaan. De ‘man met de vele bijnamen’ sterft in 1821 op het onherbergzame eiland Sint-Helena.

Het Franse leger ontslaat in 1814-1815 alle ‘buitenlandse’ troepen. Naar schatting 175.000 Zuid-Nederlanders vochten voor Napoleon. 50.000 sneuvelden, de rest keert terug. De overheid bekijkt de oud-strijders wantrouwend. Niet ten onrechte, want bij de Europese revolutiegolf van 1830 spelen Napoleons oud-strijders een belangrijke rol.

 In 1840 krijgt Napoleon eerherstel. Men haalt zijn aspot naar Frankrijk en geeft die een staatsbegrafenis in het Hôtel des Invalides. De keizer is weer hip. De tijd is rijp voor een beetje Napogekte.

In 1841 verenigen de Gentse oud-strijders zich onder de welluidende naam ‘Société fraternelle et philanthropique des anciens frères d’armes de l’Empire Français’. In 1842 openen in Gent drie cafés de deuren waarvan de naam expliciet verwijst naar de keizer: ‘In het eiland van St-Helena’, ‘l’Hôtel des invalides’ en ‘Salon Napoléon’. Bij de opening van dat laatste café schrijft een krant: “De titel van Salon Napoléon, die men aan het nieuwe estaminet heeft gegeven, zal ongetwijfeld menig oude knorrepot van het groot leger aansporen om de gedachtenis van hun afgod met Gentse uitzet te begieten.”

Het Salon bestaat nog altijd. Het is een opvallend rond gebouw op de Coupure, naast de Rozemarijnbrug. Hardnekkige geruchten en sommige naslagwerken willen dat Gentse oud-strijders hier vergaderden. Dat schijnt niet correct te zijn. De Napoleonisten, zoals ze genoemd worden, vergaderden over de jaren in een heleboel cafés, maar niet in het Salon Napoléon.

De Gentse Napoleonisten zijn fans van de keizer. Elk jaar vieren ze zijn geboorte, zijn dood en het terugbrengen van zijn as. Hun vergaderlokalen stouwen ze vol met Bonapartistische memorabilia. Niet alleen schilderijen, standbeelden en bustes, maar ook een inktpot met Napoleon erop, grond van zijn graf en het absolute hoogtepunt: ‘een beetje haar van de keizer’. De Napoleonisten zijn ook overtuigde Belgische patriotten (of ze doen toch alsof). Naast de Franse hangt de Belgische driekleur en in het lokaal staat een buste van Leopold I, de Eerste Belgische koning.

De autoriteiten vertrouwen het zaakje maar half. Actieve officieren mogen bij wet geen lid worden en na de revolutiegolf van 1848, die in Frankrijk Napoleons neef aan de macht brengt, vraagt men de Napoleonisten hun begrafenisceremonies met zo weinig mogelijk vertoon uit te voeren.

Om te bewijzen dat ze goede Belgen zijn, gaan de oude strijdbroeders over tot een nationale hobby: separatisme en stammentwist. Al in de beginjaren splitst een groep zich af, noemt het bestuur van de vereniging een stel franskiljons en begint zijn eigen oudstrijdersbond. Later worden, ook al in de beste Belgische traditie, de plooien weer glad gestreken. Niet dat alles vanaf dan peis en vree is. In 1858, de meeste leden zijn dan al zeventigers, raken de gemoederen nog steeds zo verhit dat een stel oude knarren op de vuist gaat.

Campo Napo: een korte eeuwigheid

De Gentse Napoleonisten zijn zich vanaf de oprichting van hun vereniging bewust van hun eindigheid. Ze geven veel geld uit aan mooie overlijdensberichten met de kop van de keizer erop. Bij begrafenissen dragen broeders de kist en moéten alle leden aanwezig zijn, op straffe van boete en uitsluiting.

De dood brengt de Gentse broeders ook tot hun meest blijvende verwezenlijking, een monument (geen massagraf) op Campo Santo, het Gentse Père Lachaise. Het monument is een obelisk met de keizerlijke adelaar erop en een hek errond met op elke hoek een ‘N’ met lauwerkrans.

Het ding leek niet echt voor de eeuwigheid gebouwd. In 1900 moet het monument al een eerste keer hersteld. In 1933 schrijft de Franse consul P. de Fourmestreaux een boek over de Gentse Napoleonisten. Ook laat hij opnieuw noodzakelijke herstellingswerken aan de obelisk uitvoeren. Ooit waren er nochtans grootsere plannen.

In 1842 kondigt het Gentse Journal des Flandres een ietwat megalomaan project aan ter nagedachtenis van de keizer. Een monument zou gegoten worden uit niet minder dan één miljoen kilo ijzer. Door zijn pure massiviteit zou het ding de eeuwigheid weerstaan, langer nog dan de piramides. Maar dan moet het wel eerst gebouwd worden, natuurlijk.

 WOUTER BRAUNS

 

Voornaamste bronnen
P. Claeys, Notes es souvenirs III, 1907 (en andere werken)
P. de Fourmestreaux, Les Napoleonistes, 1933
G. Maison en A. en P. Van Ypersele de Strihou, Napoleon in België, 2002

 

Jaar:
1800
Circa:
Ja

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0