De wereld van de Bossche kunstenaar, 1 – Anna Lange, deel 2

Nog lang voordat Europa überhaupt een hot item was, was Anna Lange intensief met dat thema bezig. De voormalige poëtisch adviseur van staatssecretaris Aad Nuis werkt aan performances en films, schildert, fotografeert, vervaardigt sculpturen en installaties met licht, geluid en geur. Een opmerkelijk kunstenaar, die in haar werk een totaalervaring der zinnen nastreeft.

Nu, in het Europese themanummer, vertelt Anna over het Ismisme, de brieven aan Kiefer, haar visie op Europa en haar ervaringen met Europese cultuurministers.

Wat is toch het Ismisme?

‘Mag ik citeren? ‘Het ismisme is geen leer, geen mode, geen handel of zelfs maar geloof. Het is de zuiverste houding van eindigheid met een verlangen om het individuele zo optimaal mogelijk te spiegelen in ’s levens glans.’’

Klinkt poëtisch, maar tegelijkertijd nogal vaag

‘Goed, ik zal het wat concreter maken. Het ismisme is geen stroming, geen ‘-isme’, maar is het stromende zelf. Het staat ook in mijn boek ‘Je Maintiendrai’, dat in 1998 bij de SDU is uitgegeven. Het ismistisch manifest, het laatste van de twintigste eeuw, gaat over de veelheid van het menselijk verlangen.

Dit manifest durft de spelende mens tot heerser over ons lot te maken. Het is een tekst waarin de moderne Europese geest domineert, maar ook wordt gerelativeerd. Want vooral het positivistisch vooruitgangsgeloof heeft veel schade aangericht.’

In wat voor opzicht?

‘Alles moet meetbaar zijn. Technische toepassingen van de natuurwetenschappen werden heilig verklaard en uiteindelijk is de economie tot het hoogste, alles sturende doel verklaard. Maar mensen willen niet alleen opgenomen zijn in een Existenzmachine, ze willen ook opgenomen zijn in een zingeving.

In het ismistisch manifest zit veel ironie ten opzichte van het positivisme, dat welbeschouwd een magere geloofsbelijdenis is. Vooruitgang? Hoezo? Afgezet tegen achteruitgang? Ik bedoel: het is alsof je een definitie van collectief geluk afgeeft. Ik heb hier totaal geen voeling mee. Het positivisme is blind voor het cyclische en daarom een karikatuur van wat de werkelijkheid nog meer te bieden heeft.’

Je bent een correspondentie met Anselm Kiefer begonnen. Hoe is dat ontstaan?

‘Voor mij is Kiefer de historisch meest bewuste kunstenaar van de jaren tachtig, wat mijn leertijd is geweest. Toen ik hem bij het begin van mijn huidige project in Gent ontmoette en vroeg of hij voor ‘het Meesterstuk’ mijn ‘meester’ wilde zijn, begreep hij mijn knipoog naar de traditie meteen. Ik kreeg van hem de opdracht om mijn ideeën in woord en beeld te formuleren.

Zo is de correspondentie met hem begonnen. Ik heb daarin geprobeerd mijn artistieke uitgangspunten te benoemen en te onderbouwen. Ik wou dat per se in een zoekende, hard opvragende stijl doen om elke schijn van dogmatisme te voorkomen. Kiefer wilde dat een aantal personen uit de ‘ officiële’ kunstwereld zouden meelezen. Dat is dankzij de aandacht van enkele personen, onder wie Rudi Fuchs en Jan Hoet, gebeurd.

In mijn brieven aan de meester heb ik laten zien dat er geen zinnig kunstenaarschap is zonder een bewustzijn van een omgeving en zonder een bewustzijn van de eigen waarneming. Simpel gezegd, wie niet onderzoekt waarom zijn omgeving of wereld er zo uitziet en evenmin weet wat zijn zintuigen betekenen, is nooit in staat om een identiteit te vormen.'

Oriëntatie in de traditie

'Ik vertel Kiefer dat ik groot belang hecht aan het cyclische als natuurlijke inperking van onze verlangens en wanen. Ik geef voorbeelden van redundantie, van overtolligheid door het teveel aan informatie, snelle modes, onduidelijke vormen en maten. Elders zet ik uiteen dat het cyclische bewustzijn meer is dan een conservatief je bekennen tot het onvermijdelijke.

Ik kom dan tot een mystieke benadering, waarmee ik – zonder een kant-en-klare formule aan te reiken – zeg: de cyclus kan ons leren wat te doen.

Ik beschouw mijn projecten als een grote raamvertelling. In deze brieven aan een grootmeester in de kunst verdiep ik bijvoorbeeld het eerste Advies dat ik als poëtisch adviseur van de staatssecretaris heb uitgebracht. Dat ging over de scholing van de zintuigen als onmisbaar gegeven voor een rijke cultuur.

Kiefer heeft als Duits kunstenaar van zijn generatie – de Babyboomers – zichzelf de moeilijkste opgave gesteld: de medeplichtigheid van zijn volk aan de grootste Europese misdaad te transformeren.

Kiefer heeft voor mij bewezen dat je zonder oriëntatie in de traditie geen schijn van kans hebt iets authentieks in de wereld te zetten. En bovenal heeft hij mij geleerd dat het goud voor je voeten ligt, je moet het wel kunnen zien.

Mijn openbare brieven aan Kiefer vormen – met een knipoog naar Leonardo – mijn paragone. Ik werk er twee hoofdlijnen van mijn werk in uit: het synesthetische en het sociale.

Hoe verhoudt dit alles zich tot jouw visie op Europa?

‘Europa zie ik als een hoogcomplexe geschiedenis- en landschapsgebonden lappendeken, dat na de verschrikkelijke oorlogen toe was aan een betere communicatie. Daarom is het toe te juichen dat er onlangs weer een aantal landen is toegetreden tot de Unie.

Wat helaas niet toe te juichen valt is de nogal eenzijdige economische invulling daarvan. Alles wijst op een vergaande gelijkschakeling ten behoeve van een onbelemmerde vrije markt. Dat is niet alleen een mager programma, het is ook gevaarlijk, omdat de vrije markt het concurrentieprincipe boven alle andere principes stelt.

Dit gaat voorbij aan allerlei andere menselijke bindmiddelen en verschraalt allerlei culturen en subculturen. Maar die op hun beurt geven samenhang aan samenlevingen en zorgen ervoor dat mensen – naast noodzaak en consumptie – ook nog toekomen aan creativiteit en ontplooiing.

Pop-Art

Op dit moment werk ik , zoals ik al eerder zei, heel erg vanuit mijn eigen landschap. Het maken van onder andere films en fotoportretten heeft mij veel geleerd over de verborgen rijkdom vlak bij huis. Ik zie het als de taak van de kunstenaar om mensen de potentie van hun eigen wereld te tonen.

Ik hoop straks mijn ‘meesterstuk’ zowel binnen als buiten het museum te presenteren, waarmee ik dan beklemtoon dat beide werelden niet zonder elkaar kunnen.

Europese kunst is specifiek en universalistisch en moet dat blijven. Het is pijnlijk om te zien hoe lang de na-oorlogse Amerikaanse kunst Europa heeft gedomineerd en tot de dag van vandaag is naar mijn idee de Pop-Art nog steeds niet overwonnen. Maar het is wel het bewijs dat Europa zichzelf moet hervinden en dat kan alleen vanuit het eigene.

Intuïties van eigen cultuur

Geen verstikkend regionalisme of – nog erger – nationalisme., maar wel het verwerken van het unieke dat iedere streek en ieder land met zich meebrengt. Pluralisme ter versterking van onze cultuur, die zo weten we toch inmiddels, niet universeel is maar wel universalistisch, of wel, open naar de wereld.

Dus geen anti-Amerikanisme, maar wel tegengas waar het kermisgehalte al te hoog wordt. Geen anti-Islam, maar wel de vraag hoe wij onze eigen voorstellingen daarnaast kunnen en moeten plaatsen.

Vergeet niet dat inmiddels veel grenzen open zijn en de mensen meer reizen dan ooit. Europa zie ik als een uitdaging om de rijke intuïties en vondsten van onze cultuur te herbeleven en te vitaliseren. Dat is, ruim een halve eeuw na de Tweede Wereldoorlog, de hoogste tijd. Dat werkt, weet ik uit eigen ervaring, verrijkend en relativerend tegelijk.

Je beseft beter wat je hebt en wat het waard is en tegelijk weet je dat er vele varianten zijn. Ik geloof in Europa, maar niet in een smakeloze, neo-liberalistische eenheidsworst.’

Je hebt ook een heel eigen avontuur met Europese cultuurministers gehad?

‘Toen ik poëtisch adviseur was bij staatssecretaris Aad Nuis, was Nederland voorzitter van de EU en werd de invoering van de Euro in Amsterdam gepresenteerd. Ik kreeg toestemming om bij die gelegenheid een beeld te presenteren. Ik hoorde dat er op Château Gerlach een bijeenkomst werd georganiseerd waar alle cultuurministers van de toenmalige Unie met enkele schrijvers en intellectuelen zouden discussiëren over Europa.

Die gelegenheid heb ik aangegrepen om met hen cadavre exquis te spelen, een oud surrealistisch spel. Het komt er op neer dat iedere speler een zinsdeel opschrijft zonder te weten wat de persoon voor of na hem heeft geschreven.

Ik heb de ministers op het hart gedrukt te schrijven met hun gedachten aan thuis in hun eigen taal. Ministers zijn doorgaans geen dichters en het resultaat bleek inderdaad nogal prozaïsch. Ik zag de stroken tekst en besloot – naar goed dadaïstisch gebruik – de schaar vrij te hanteren.

In ere-galerij Rijksmuseum

Bovendien voegde ik woorden en zinsdelen in uit talen van landen, die toen nog niet in de Unie waren opgenomen. Zo ook de Turkse equivalent van tegen wil en dan: ister istemez. Want Turkije moet bij de Unie komen. Iedereen die een beetje historisch besef heeft, weet dat.

Ik heb tenslotte een collage aan Aad Nuis gepresenteerd. Hij moest denken aan het ritme van Ezra Pound. Hij gaf mij fiat en ik heb de hele tekst in neon laten blazen. Daarna heb ik de neon op lavasteen neergelegd in de ere-galerij van het Rijksmuseum. Optisch zag je de rimpeling van het water in een sloot of rivier tussen schilderijen uit onze Gouden Eeuw.

Daaronder de lava, de vruchtbare sintels van de Etna op Sicilië. Het beeld is deze weken in een nieuw schikking te bezichtigen in het SMAK te Gent. In mijn ‘Aanspraak aan de Hoofden van Europa’- die ik natuurlijk niet mocht houden voor de echte regeringsleiders, die collectief een lelijk ontwerp van de nieuwe Europese munt omhelsden – heb ik gehamerd op het belang van vorm- en maatgevoel.

Palingdoos

Het was ook een oproep om te luisteren naar dichters, die nooit anders hebben gedaan dan het persoonlijkste tot gelding te maken voor de gemeenschap en omgekeerd. Met toenmalig Engels cultuurminister Lord Inglewood heb ik nog een tijd gecorrespondeerd. Hij kwam van Cumberland en had daar een groot en geliefd landgoed.

Bij de overdracht van het Nederlands voorzitterschap aan Luxemburg is in het Centre de Conférences Kirchbourg het Ismistisch Manifest in alle talen van de toenmalige Europese Unie uitgedeeld. Ik had de tekst ingepakt in een onvervalsbaar Hollandse palingdoos.

De ministers lieten zich als blije kinderen fotograferen bij ‘hun’ collage. Even veranderde de vergaderzaal in een speeltuin. Dat was een mooi gezicht! Dit kan nergens , behalve bij ons.’

Wij nemen afscheid, maar niet voordat Anna mij de volgende woorden heeft meegegeven: ‘Europa, Fred, is niet voor niks ontvoerd! Zij is beeldschoon.’

 

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0