De wereld van de digitale kunstenaar, 2 - Jan Coenen

Jan Coenen neemt je mee in een bijzonder universum. Benen, in allerlei posities en bewegingen. Soms nemen ze letterlijk ‘de benen’.  Soms veranderen ze in paddenstoelen, eikels of bloemen. Idem dito met handen. En complete lichamen, vaak zonder hoofd. Een op het eerste gezicht vreemde wereld die bij nader inzien misschien niet zo vreemd is.

Ik kwam Jan Coenen tegen bij de opening van het Dutch Digital Art Museum in Almere, begin oktober. Op twee schermen liet hij  digitale collages zien, samengesteld uit eigen schilderijen, tekeningen, papieren collages en digitale foto’s plus enige werken van de site van het Rijksmuseum. In het ene werk neemt hij als beginvorm een schilderij, verdubbelt dat een keer, twee keer, drie keer tot het hele scherm gevuld is met een patroon. Vooral wanneer hij meerdere kleuren gebruikt  heeft het wel wat weg van het werk van Christie van der Haak.

In het andere werk begint hij met een eigen schilderij en combineert dat met fragmenten van tekeningen, of gebruikt hij een afbeelding van een klein meisje van een schilderij van Gerard TerBorch uit 1648, zet haar een kroontje op haar hoofd en verplaatst haar naar zijn eigen werken. Daar komt ze terecht tussen de benen, handen of vingers en zelfs op de Nachtwacht van Rembrandt vindt hij een plekje voor het prinsesje. Haar naam is Helena van der Schalcke. Ter Borch beeldde haar af toen zij twee jaar oud was. Ze is niet ouder geworden dan 25 jaar, maar als tweejarige, als schilderij leeft ze al meer dan 350 jaar voort, sinds 1898 in het Rijksmuseum en nu in de digitale wereld, gekroond door een bewoner van de bodem van de Zuiderzee.

Schetsboeken

Een week later zit ik bij Jan Coenen thuis, in zijn woning in Almere. Uit de boekenkast haalt hij vijf schetsboeken. Ik zie de oefeningen die vervolgens tot de surrealistische schilderijen kunnen leiden. Uit een aktetas haalt hij nog meer schetsboekjes. “Ik heb er altijd minimaal eentje op zak en teken op stations en in de trein, tijdens vergaderingen en telefoongesprekken.  Boven heb ik nog eens vijftig schetsboeken met tekeningen. Ik gebruik ze tegenwoordig als basis voor mijn digitale werk. Ik maak er een foto van en ga er dan op de computer mee spelen, zodat ze een tweede leven krijgen.” Vele werken worden nu alleen digitaal opgeslagen en niet meer uitgeschilderd. In zijn bevlogenheid heeft hij zoveel  schilderijen gemaakt dat hij een opslagprobleem heeft.

In 2013 had Jan Coenen een retrospectief van zijn werk in Lelystad, in Loods 32. Die ruimte van 10x20 meter hing van onder tot boven vol met zijn schilderijen, zo’n 300 stuks en ook enige tekeningen. Daaronder ook een schilderij van 1½ bij tien meter met mensen, bloemen en bomen in allerlei mengvormen.

Robert Musil

“Een goed schilderij maken  is moeilijk. Het werk moet zowel technisch als qua voorstelling goed in elkaar zitten. Vlakverdeling, vorm, kleur moeten goed zijn, van veraf maar ook van zo dichtbij dat de voorstelling wegvalt. Een schilderij moet van mij ook een diepere laag bevatten, vragen oproepen, anders vind ik het niet interessant. Maar het moet tegelijkertijd iets moois hebben, iets herkenbaars, zodat de kijker zich met het schilderij kan verbinden. Een schilderij moet je kunnen lezen als een gedicht en het oeuvre van een schilder als een roman”

 In 2015 had hij samen met Gonny Geurts een expositie in de kunstruimte ‘De Verbeelding’ in Zeewolde met als thema literatuur. Geurts had zich toegelegd op poëzie en Coenen op proza. Op 18 strekkende meter papier had hij tienduizenden lijnen getekend.

Coenen: “Het waren vier tekeningen van vierenhalf bij anderhalve meter die ik gemaakt heb met de ‘trekpen’, die vroeger in iedere passerdoos zat en die gebruikt werd voor technische tekeningen in inkt, maar die ook uitstekend met acrylverf gebruikt kan worden. Zo’n 160.000 lijntjes heb ik getrokken, 40.000 per tekening. Tijdens het tekenen luisterde ik naar een luisterboek, in het Duits, ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ van Robert Musil. Dat boek duurt 63 uur. Het was een bijzondere ervaring. Ik tekende lichamen zonder hoofd, waarbij de lichamen hun hoofd doorgaven aan andere lichamen. Als de hoofden het geweten zijn, dan wordt hier een collectief gedeeld geweten voorgesteld als het samen delen van geweten van individuen.

Een belangrijk personage in het eerste deel van de Man zonder Eigenschappen, een Duitse industrieel, betoogt dat  een arbeider niet meer verantwoordelijk kan worden gesteld voor het eindproduct van zijn arbeid als hij slechts een kleine bijdrage levert. Er moet een collectief geweten worden samengesteld van alle arbeiders die een bijdrage leveren. Door de toegenomen complexiteit van het arbeidsproces moet het geweten opnieuw worden gedefinieerd. Dat was 100 jaar geleden zo, toen Musil zijn boek schreef en is nu nog steeds actueel nu is gebleken dat het individuele geweten niet mag worden uitgeschakeld en volledig vervangen mag worden door het collectief, denk bijvoorbeeld aan de discussie over zelfverrijking en topsalarissen.  

Geniaal worden

In al die figuren en bewegingen is Coenen’s thema te herkennen: de mens die op zoek is naar iets. “Het gaat over mensen die iets missen, een plekje in de groep bijvoorbeeld. En het heeft bovendien betrekking op de kunstenaar die op zoek is naar een verhaal, een boodschap, een onderwerp. Als je het nog verder doortrekt: Wat doe je met je leven en waarom doe je het?”

Coenen: “In zijn boek heeft Musil het over geniaal worden. Dat wil de hoofdpersoon graag, dan krijgt hij aanzien. Hij probeert het, als wiskundige en op andere manieren. Dan leest hij in de krant ‘Paardenrace gewonnen door geniaal paard’. “Wat voor zin heeft het dan nog om geniaal te willen worden?”, denkt hij.  Daarom neemt hij een jaar vakantie van de werkelijkheid, laat hij alle verplichte standaardambities vallen en richt hij zich op de mogelijkheid. Wie droomt er immers van het hier en nu? We verlangen toch altijd naar iets anders.  Ik las dat boek voor het eerst toen ik vijfentwintig was. En dat is mijn thema geworden: niet het weergeven van de werkelijkheid, maar van de mogelijkheden. Met de virtuele wereld, social media etc. is trouwens de scheidslijn tussen werkelijkheid en verzinsel  een stuk vager geworden. Een oud thema met actualiteitswaarde.”

Jan Coenen is niet snel tevreden. Soms is er is iets geslaagd, maar nooit helemaal. “Die onvrede drijft je om het opnieuw te proberen, stuwt je voort. Je wil laten zien wat er beter kan, in de eerste plaats aan jezelf. Het wordt een deel van je persoonlijkheid, je bent voortdurend op zoek. Het werk is nooit af, er is geen ultiem eindresultaat. Dat geldt wellicht ook voor andere kunstenaars; neem de Nachtwacht. Misschien had Rembrandt ook nog wel wat willen veranderen aan de Nachtwacht of als hij nu nog leefde zou hij misschien ook met digitale middelen verder gaan. Coenen heeft zelf een voorbeeld gegeven hoe dat zou hebben gekund met het inpassen van Helena van der Schalcke vooraan op Rembrandt’s schilderij. “Daar was nog ruimte. Overal is nog ruimte voor verandering.”

Kunstenaars Vereniging Flevoland

Jan Coenen is ruim veertig jaar kunstenaar. Na zijn afstuderen als geoloog, trok de kunst . Bij een oud-leraar van de Kunstacademie, de heer Van Amstel, ging hij tijdens zijn studie wekelijks op les en daarna doorliep hij de Academie voor Beeldende Vorming in Amsterdam, de lerarenopleiding. “Toen ik daarmee klaar was, werd net de BKR, de Beeldende Kunstenaars Regeling afgeschaft. Het was niet makkelijk in de kunst. Daarom ben ik omgeschakeld naar de IT, waar ik dertig jaar later nog steeds werk, inmiddels als IT-architect 28uur per week.”

Maar ook tijdens het werk in de IT gaat het tekenwerk gewoon door zoals in zijn vergaderschriften vol met droedels tussen de aantekeningen. “Je kunt de stress van overdag mooi compenseren door te tekenen en schilderen in de avond. Tekenen en schilderen, vooral invulwerk van patronen, kun je goed combineren met andere dingen, zoals ook bijvoorbeeld het kijken naar een talkshow of naar een voetbalwedstrijd. Als het echt spannend wordt, hoor je dat vanzelf. Het is prettig dat ik door dat IT-werk niet perse hoef te verkopen en kan maken wat ik zelf graag maak. Ik doe graag ook opdrachten omdat ik het leuk vind om naar de wensen van de ander te luisteren en om de neiging te doorbreken om steeds hetzelfde te maken. Met de Kunstenaars Vereniging Flevoland doe ik geregeld mee aan projecten. Ik leer van het werk van mijn collega-kunstenaars. Dat laat je met een ander blik kijken.  Zo is ook  het Museum voor Digitale Kunst  een mooie aansporing om met digitale middelen aan de slag te gaan .”

Dagelijks zet Jan Coenen een nieuwe digitale collage op Instagram.  Zie: https://www.instagram.com/jancoenen1/

Paddenstoelen

De vrouw van een collega was actief in de Nederlandse Mycologische Vereniging. “Hij wist dat ik schilderde en vroeg of een paddenstoelenschilderij wilde maken voor zijn vrouw.  Van het een kwam het ander en zo kwam ik met schilderijen terecht op het feest ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de vereniging. Bij het Museum De Locht in Horst heb ik vervolgens drie jaar de ‘Dag van de Champignon’ opgeluisterd met schilderijen van paddenstoelen en asperges

Coenen: “Paddenstoelen zijn erg mooi en hebben een diepere lading. Ze zijn verbonden met de herfst, kwetsbaarheid en verval. Ze hebben een onzichtbaar  netwerk in de grond. Ze smaken lekker en kunnen ook geestverruimend werken.  Waarom zijn er eigenlijk geen lopende paddenstoelen, vroeg  ik me af. Kennelijk is dat in de evolutie niet gelukt. Ook asperges zijn bijzonder vanwege de elegantie en de breekbaarheid en omdat ze blank zijn zolang ze onder de grond blijven en verkleuren zodra ze licht zien.

Flevoland en de kunst

We hebben het ten slotte over Almere, Flevoland en de kunst. De provincie legt zich vooral toe op het bevorderen van landschapskunst. Museum de Paviljoens in Almere moest enige jaren geleden zijn deuren sluiten. “ In zekere zin was het ietsje te elitair voor de bevolking. De gemeente Amersfoort heeft  de Paviljoens gekocht, aanvankelijk zonder er een bestemming voor te hebben.  Ik vond die verkoop zonde, zeker voor een architectuurstad als Almere. Het Politie- en Brandweermuseum is er weer wel gekomen, daar is wel geld voor gevonden. De provincie heeft nog steeds een fikse achterstand ten opzichte van het oude land. En je hebt in Almere nog  Corrosia met een beperkt aantal exposities per jaar met weinig aandacht voor Almeerse kunstenaars. In Almere heb je verder de Kunstlinie een modern gebouw van de hand van een Japanse architect, dat in de goede jaren is neergezet, maar toch niet echt aansluit bij de behoeften van de doorsnee bevolking, volgens mij artistieke activiteiten voor een klein bedrag. En dat in de zevende stad van Nederland, die onlangs zijn 200.000e inwoner mocht inschrijven. Kijk naar de steden die nets iets groter zijn, Groningen en Tilburg, die beide een schitterend kunstmuseum hebben. Wij proberen nu  het Museum voor Digitale Kunst van de grond te krijgen, het Dutch Digital Art Museum, dat beter kan aansluiten bij de behoeften en wensen van bevolking. Maar  het moet – tot nu toe- met minimale middelen.”

“Ik ben ook lid van de KVF, de kunstenaars vereniging Flevoland, waarin goed samengewerkt wordt met regelmatig nieuwe projecten. Dat is dan nog een positief punt in het kunstklimaat van Flevoland.”     

http://www.jancoenen.nl/
http://www.flevokunst.nl/
http://ddama.eu/

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0