De wereld van de Utrechtse kunstenaar, 2 - Marion Bloem

In september vorig jaar had ze een drukbezochte expositie in de Amsterdamse Outsider Art Gallery. Bert Schoonhoven, chef van de galerie en haar man Ivan Wolffers hielden mooie toespraken.

Terwijl BluesMotel mooie bluesliedjes speelde zag ik het werk van Marion. Veel schilderijen in allerlei afmetingen, van klein tot groot en sculpturen, vaak bestaande uit simpele materialen.

Het werk van Bloem hing niet voor niets in de Outsider Art Gallery.  Ruud Lapré, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, die vele kunstboeken op zijn naam heeft staan en in de adviescommissie van de Nederlandse Outsider Art zit, schreef over Bloem’s werk: ‘Wanneer we ons in het oeuvre van Marion Bloem verdiepen wat de beeldende kunsten betreft, dan hoeft er over een conclusie geen misverstand te bestaan: haar werk is doordesemd van wat er onder Outsider Art wordt verstaan.’

Primaire emotie

‘Het is persoonlijk, stroomt uit een primaire emotie en het trekt zich weinig aan van wat geleerd kan worden bij de gebruikelijke programmatuur van officiële opleidingen. Haar beeldend werk verdient ontegenzeggelijk de barcode van de kunst. Het roept je op tot aandachtig kijken en tot bezinning over haar bedoelingen. Bovendien, bij herhaald kijken neemt je aandacht eerder toe dan af, je gaat steeds meer ontdekken.’

Vanaf 6 februari tot 15 maart 2014 heeft Bloem een nieuwe grote expositie in Art'Otel in Amsterdam. Op 21 februari is daar ook de presentatie van het boek ’Het Java van Bloem’.  Ter gelegenheid daarvan interviewde ik haar  over haar schilderen en de verhouding van het schilderwerk tot het literaire werk.

Eigen stijl

‘Ik schilder sinds 1986. Daarvoor tekende ik alleen in zwart-wit. Mijn zus Joyce zorgde ervoor dat ik het schilderen oppakte. Ik was down omdat ik een afwijzing kreeg van een filmproject. Mijn zus, zij gaf les op de Kunstacademie, zei: ‘Ga een periode lekker schilderen’. Ze gaf me schilderspullen cadeau. Ik begon met aquarel op achterkanten van papier dat een vriendin weggooide omdat ze het mislukt achtte.  Of ik knipte de kleine witte stukken er tussenuit en schilderde daarop met waterverf. Ik dacht er niet over na wat ik deed, maar in het resultaat herkenden mensen zichzelf of mijn vrienden en familie. Het waren vooral kleine werkjes, soms een paar papiertjes aan elkaar geplakt of deels kris kras over elkaar heen.          

Het resultaat prikte ik aan de muur. De muren zaten al gauw helemaal vol. Dat werd op gegeven moment wat veel. Mensen die bij Ivan (Wolffers, haar man) op bezoek waren, wilden soms iets kopen. Mijn zus zei: ‘je moet eerst exposeren, voordat je gaat verkopen.’ Ze ging met mijn tekeningen in een map naar de galerie van Elisabeth den Bieman de Haas op de Amsterdamse Spiegelstraat, en die was meteen enthousiast. Bij haar kreeg ik mijn eerste expositie, in 1987.’

Jan Montyn

‘Jan Montyn, de schilder, tekenaar, graficus en dichter, zag in die galerie mijn werk hangen. Hij vroeg aan Elisabeth den Bieman de Haas om contact met mij omdat hij mij zijn geheime etstechnieken wilde leren. Ik had nog nooit in mijn leven een ets gezien, maar ben leergierig, dus zei meteen ‘ja’. Montyn week behoorlijk af van de gangbare etsregels die mijn zus op de academie geleerd had. Ik leerde van hem ook mijn ets-inkt te maken en hij gaf mij zijn pigmenten. Hij vond het leuk dat ik op mijn beurt brutaal omging met zijn techniek en liet zich, zoals hij zei, zelf ook door mij inspireren. We hebben ook samen etsen gemaakt. En het werk een paar keer samen geëxposeerd in galeries en op de grote jaarlijkse grafiektentoonstellingen. Je gaat volgens zijn methode een beetje lichtzinnig om met allerlei giftige materialen. Dat merkte ik toen ik andere grafiek kunstenaars leerde kennen die schoon werkten en bij wie ik in de studio persen mocht.  Toen ik huidproblemen begon te krijgen ben ik eerst veel minder en veiliger gaan etsen en er uiteindelijk helemaal mee gestopt.

In 1987 begon ik voor het eerst met olieverf te schilderen. Maar ik wil altijd een uitdaging qua materiaal. 18 jaar geleden ging ik over op acryl omdat de doeken per schip naar Bangladesh moesten en absoluut droog moesten zijn. Dat droogproces gaat met olieverf traag. Nog altijd werk ik sindsdien meer met acryl omdat het schoner is dan olieverf, en daarnaast maak ik nu ook veel collages. Ik plak veel op doek. Ik maak ook objecten. Meestal zijn dat materialen die ik gevonden heb of voorwerpen die veel voor mij betekenen die ik verander in een kunstwerk. Ik doe als het ware aan recycling.

‘Ik heb wel eens landschappen geprobeerd, maar dat boeit me niet. Wat me bezig houdt is mensen. Mijn werk gaat over de onzichtbare lijnen tussen mensen en wat er zich in en tussen mensen speelt. Wat mensen koesteren. De motieven waarnaar ze handelen, maar die ze niet uitspreken. Misschien kijk ik naar andere mensen, zoals andere mensen niet kijken. Ik kan in een restaurant geobsedeerd raken door de spanning tussen twee mensen, zodat ik ze moet blijven observeren en alles zie wat er in hun relatie speelt, hoe ze zich tot elkaar verhouden, daar kan ik even later over blijven praten zonder dat ik kan beschrijven hoe ze eruit hebben gezien. Als ik dat toch probeer is de kans 60% dat het niet klopt met de werkelijkheid.’ 

Rood

‘Of ik de kleur rood veel gebruik? Ik gebruik rood, maar ook veel andere kleuren, blauw en geel. Ik meng mijn eigen rood, ik ken de nuances tussen twintig soorten rood. Het is een uitdaging om te zorgen dat rood fel en warm wordt en niet doodslaat. Ik heb een uitgesproken blauwe periode gehad, maar daarvan was ik mij nauwelijks bewust. Dat zie ik dan achteraf. Ik zoek telkens wel naar het nieuwe rood, om mijzelf verwarmd te hebben. Het is moeilijk een overwegend rood schilderij te maken met voldoende diepte. Die diepte krijg je veel makkelijker met overwegend blauw (of overwegend groen of wit). Met rood moet je voorzichtig zijn om spanning in het werk te houden.

Maar als het lukt, als het zowel inhoudelijk als technisch helemaal klopt, dan is het een topprestatie. Ik vind het ook heel moeilijk om zo’n rood schilderij af te staan.  

Mijn schilderwerk is een uitingsvorm om te overleven. We hebben allemaal een taak in het leven. Ik vind het fijn als ik hoor dat mijn werk troost biedt. Ik kan niet in opdracht iets schilderen. Als ik mijn atelier instap moet ik alle stemmen om me heen buiten laten. Ik kan niemand mee naar binnen nemen. Eigenlijk schilder ik alleen om zelf troost te vinden in mijn werk. Als ik in mijn werk iets vind wat ik zocht, voel ik me 1000 keer beter dan toen ik eraan begon.’

Schrijven

‘Soms schrijf ik aan een roman en kom ik niet verder, en eindig ik in mijn atelier. Schrijven is voor mij niet de manier om mijzelf uit te drukken. Schrijven is werk, is mijn vak. Aanvankelijk was schrijven mijn eerste ding. Maar rond 1991 is er geleidelijk een omslag gekomen. Een aantal praktische zaken heeft dat proces versterkt. Basis is mijn dagboek waarin ik schreef en schilderde (met waterverf en inkt).  

Ik raak ook wel eens vast met het schilderen. De oorzaak komt bijna altijd van buitenaf. Dan is er iets ernstigs gebeurd of iets waardoor ik letterlijk mijn atelier niet in kan. Dan kan het maanden of zelfs tien jaar duren voordat een schilderij klaar is. Als ik vast ben geraakt schilder ik maandenlang alleen op papier. Soms is een doek in een dag gereed. Ik maak ook kleine doekjes, en dat is laag op laag, heel beheerst werken tot het klaar is.  Een ‘flow’ is niet altijd noodzakelijk. Ik begin en de flow komt vanzelf wel, als je maar volhoudt. Uiteindelijk is schilderen, net als schrijven, toch gewoon mijn werk. 

 Na 9/11 was het moeilijk om een dagboek in het vliegtuig erbij te pakken omdat ik geen vloeistof mee het vliegtuig in mocht nemen. Ik reis ook minder. De teksten in de dagboeken, die de basis van alles vormen, werden ook korter en korter. Op gegeven moment was er een scheiding gekomen tussen schilderen en schrijven. Van schrijven moet ik leven. Het is wel zwaarder voor me, het is een monnikenbestaan. Het schilderen laat meer en eerder sociaal contact toe.’

Overheen geschilderd

‘Ik verdien wel eens meer met schilderen dan met schrijven. Het is ook moeilijker tegenwoordig voor schrijvers vanwege de ontwikkeling in de boekhandel en de uitgeverij en de afhankelijkheid van recensies. Maar hoe dan ook: ik bescherm het schilderen, want het mag geen broodwinning worden, het moet mijn veilige uitingsvorm blijven. 

Ik heb veel werk vernietigd sinds Ivan prostaatkanker kreeg in 2002. Daar zaten hele sterke werken bij. Ik heb er gewoon overheen geschilderd. Soms zaten er te veel emoties in, soms stond het doek in de weg. Tegenwoordig ziet Ivan het vaak aankomen en zorgt hij ervoor dat het werk tegen mijn destructieve impulsen beschermd wordt.’ 

http://www.marionbloem.nl/ 

http://www.overdekunst.nl/international-window/marion-bloem-92.html

https://bit.ly/2H06Roj 

 

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0