Designer Piet Hein Eek omarmt de imperfectie

Ik wil zoveel mogelijk mensen laten zien dat je ook op een andere manier naar de wereld kunt kijken

Het bekendste ontwerp is zijn sloophouten kast uit 1990, inmiddels een icoon in de internationale vormgevingswereld. Maar Piet Hein Eek heeft veel meer interessante ontwerpen op zijn naam staan. Hij ontwierp kasten rondom deuren die hij op de sloop vond, en stalen meubelen waarin elke schroef zichtbaar is. Ook maakte hij follies en tuinhuisjes, die hij inrichtte als kantoor of gastverblijf. Het design van Piet Hein Eek is in wezen ‘antidesign’. Met zijn originele, baanbrekende ontwerpen heeft hij de traditionele kijk op vormgeving blijvend veranderd.
 
Als ik het bedrijfsterrein oprijd waar Piet Hein Eek en Nob Ruijgrok hun werkplaats hebben, parkeert Eek zijn zilverkleurige jaren zeventig Mercedes recht tegenover me. Binnen schudden we elkaar de hand. Later praten we uitvoerig aan zijn bureau, op twee oude stoelen waarvan de ribfluwelen zitting geheel verschoten is. Hij vertelt me dat hij de ontwerpen, de PR en de zakelijk kant voor zijn rekening neemt, Nob Ruijgrok houdt zich vooral bezig met de productie die in de achterliggende bedrijfshal plaatsvindt. Inmiddels hebben ze in totaal zo’n dertig man full time op de loonlijst staan. Eek oogt als een goedlachse timmerman, wars van conventies, gestoken in een oude spijkerbroek en dito shirt.
 
Meubels met een ziel
In zijn serie sloophouten meubelen kun je mooi zien hoe Eek zijn meubelen in elkaar zet; de latten en schroeven zijn duidelijk zichtbaar. Ook in andere ontwerpen vind je dit basale constructiekenmerk terug. “Het materiaal sloophout trok me van begin af aan enorm aan, ik vond het veel mooier dan nieuw hout. Daarnaast ergerde ik me al een tijdje aan de enorme verspilling die het ontwerpproces in de designwereld tot gevolg heeft. De hang naar perfectie maakt een product in die wereld snel waardeloos. De mogelijkheid van massaproductie heeft een esthetiek voortgebracht die alles is gaan domineren. Ook in het design. Je steekt daar heel veel energie in het perfect krijgen van ontwerpen, en vervolgens heb je een zielloos product dat zodra het niet meer perfect is, al snel waardeloos wordt. Dat heeft heel veel te maken met ons gevoel voor esthetiek. Dat wordt door de industriële productie steeds verder naar perfectie gestuurd. Maar dat hoeft niet persé; ik wil met mijn ontwerpen juist die hang naar perfectie doorbreken, en mensen op een andere manier naar de wereld laten kijken. Natuurlijk maak ik ook graag perfecte producten maar dan liever met een minder perfecte esthetiek. Mijn meubels zijn ook nooit helemaal hetzelfde, omdat ze met de hand gemaakt worden. Bijkomend voordeel is dat er hier vanuit de fabriek nauwelijks afval de deur uitgaat. Alles wordt hier hergebruikt. Maar in eerste instantie was het me daar niet om te doen.”
 
Buitenlandse belangstelling
Eek ontwerpt zelden in opdracht van grote bedrijven, zoals de meest ontwerpers doen, want van begin af aan wilde hij het hele ontwerp en het productieproces in eigen hand houden. “ Ik wilde niet dat de naam van de ontwerper belangrijker zou worden dan die van de fabrikant, zoals je dat toen al kon zien bij grote designers als Philippe Starck. Ik ben mijn eigen ontwerper, producent en distributeur, en heb hier ook nog eens mijn eigen winkel. Dat was toen een heel nieuw concept. En ook nu nog ken ik geen enkele ontwerper die zijn eigen label heeft, en alles zelf doet. Je ziet dat alleen in de mode. Met mode hebben we misschien wel daarom een enorme klik. De eerste buitenlandse winkel waar we gingen verkopen was Cïbone in Tokio, een winkel die een soort warenhuisconcept hanteert. Later volgde Rosana in Milaan, die afkomstig is uit de mode. In Londen breng ik werk bij Rabih Hage, een architect met een eigen galerie en vergeet natuurlijk Antwerpen niet, daar staan meubelen van ons bij Walter van Beirendonck, één van België’s bekendste modeontwerpers. Binnenkort staan we ook bij L’Eclaireur in Parijs, een heel chique modezaak met veel accessoires. En vergeet de Japanse pers niet, die vindt wat we hier doen geweldig. Mijn werk sluit goed aan bij de cultuur daar: respectvol omgaan met materiaal, techniek en arbeid, zoals ik dat doe, is daar heel belangrijk. Ook de eenvoud van mijn ontwerpen slaat daar aan.”
 
Vormgeving versus kunst
In ’93 stond Rob Malasch met een sloophouten kast van Piet Hein Eek op de KunstRAI. Eek zocht in die dagen bewust het galeriecircuit op om zo zijn producten – hij maakte toen al vrij vaak unica en meubels in kleine oplage - in de kunstwereld te kunnen verkopen. En daarmee was Malasch de eerste Nederlandse galeriehouder die een meubel als kunst durfde te presenteren. Eek had overigens niet de bedoeling dat die kast op de KunstRAI als kunst verkocht zou worden. Tevoren had hij bedacht dat hij de kast in serie zou gaan maken, en was er een hoog BTW tarief op losgelaten. En dat is altijd zo gebleven.   

“Tegenwoordig is er een trend waarbij ontwerpers hun producten voor enorme bedragen verkopen; die enorme prijzen vind ik erg overtrokken. Sommige ontwerpers doen dat omdat ze op die manier hun naam kunnen verzilveren en gemakkelijk veel geld kunnen verdienen. En anderen omdat ze het ontwerp niet voor een normale prijs op de markt gebracht kunnen brengen, eigenlijk dus ontwerpen die voorbij gaan aan één van de basisvaardigheden van ons beroep. De Ontwerpers van Studio Job (Job Smeets en Nynke Tynagel) hebben zich daarentegen van begin af aan geconcentreerd op  unieke ontwerpen, die als kunst beschouwd kunnen worden. Voor de onderkant van de markt zijn ze later multipels gaan maken, werk in grotere oplages. Dat kunnen ze zich ook op creatief niveau permitteren omdat ze genoeg verdienen met hun unica. Het brengen van multipels doet ook geen afbreuk aan hun werk of carrière en past daar zelfs goed bij, iets wat bij andere ontwerpers juist niet het geval is.Ikzelf voel me vooral vormgever en niet zozeer kunstenaar, al hebben mijn ontwerpen wel altijd een raakvlak met kunst gehad.”
 
Klassieke thema’s
Opdrachten zijn voor Eek vooral mogelijkheden om zijn grenzen te verleggen, al kost hem dat vaak meer uren dan gedacht, en loop het budget daardoor uit of worden er zelfs verliezen gemaakt. “Eén van onze eerste opdrachten was een opdracht van een Woningbouwvereniging in Amsterdam. De Architect Peter Geusebroek wilde dat ik iets met de begane grond van een complex woningen aan de Pieter Langendijkstraat ging doen. Bewoners en voorbijgangers zouden mijn toepassing als een belevenis moeten ervaren. Ze hadden daar een speciaal kunstbudget voor. Ik heb me aan een ontwerp voor de voordeuren gezet en geprobeerd met de door mij toegepaste materialen en kleuren een soort abstracties te bedenken van de architectuur uit de omgeving: een betegelde nis, maar dan ook de deur en alles betegeld, een stalen scheepsportaal met een rond raam, of een massief houten klassieke deur. En elke voordeur is weer anders, wat heel traditioneel is in Amsterdam; van oudsher heeft iedereen daar zijn eigen voordeur. Dat tref je trouwens vaker in mijn ontwerpen aan; referenties aan klassieke thema’s die mensen als heel herkenbaar ervaren, maar dan wel op plekken waar je het niet verwacht. Daarbij gebruik ik vrij basale, traditionele, bijna gevoelsmatige materialen en technieken. Een andere opdracht, zeer emotioneel was de kast die ik heb gemaakt voor overleden Jantje met al z’n spulletjes erin: een relikwieënkast. Prachtig om te doen. Dat zijn ouders het vertrouwen inme hadden om me dat te laten maken, dat vind ik bijzonder. Het hout dat ik ervoor heb gebruikt, kwam uit het bos van opa en oma waar hij zo graag speelde.”

Vrij werk in projectvorm
Eén van de bekendste ontwerpen van Piet Hein Eek is zijn Deurenproject, waar hij maar liefst vier jaar aan gewerkt heeft. Rondom oude gebruikte deuren van hout en staal die hij op de sloop of op industrieterreinen had gevonden, bouwde hij allerlei verschillende kasten. Intieme meubelen met een geheel eigen persoonlijkheid, gemaakt van diverse soorten hout, soms ook van staal als het gevonden materiaal daarom vroeg. In ’96 was het project in z’n geheel in de Nieuwe Vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam te zien, toen was het klaar.  “Voor mij is de Vondelkast, gemaakt van paneeldeuren uit een oud pand in de Vondelstraat, de mooiste kast uit het Deurenproject. Hij is het meest eenvoudig, maar met dit ontwerp suggereer ik een hele ruimte achter die twee deuren. Projectmatig werken is geweldig leuk, maar organisatorisch is het loodzwaar. Maar je bent ontwerper, en dan wil je af en toe ook weer iets nieuws maken.”

“Ik heb ook een Boomstammenproject, en een Natuur- en afvalproject opgezet. Dat doe je omdat je denkt dat je daarmee een verhaal kunt neerzetten. Achteraf blijken die projecten een ongelooflijk mooie voedingsbodem te vormen voor de collectie. Zo komt de ‘afvaltafel’ uit onze collectie direct voort uit één van die projecten. Zowel bij het Boomstammenproject als het Natuur- en afval project zijn we begonnen met dezelfde fascinatie: spullen die niets waard zijn gebruiken voor een meubel. Iedereen weet dat ook al gooi je afval weg, het eigenlijk nog wat waard is. Voor ons zit er substantieel geen verschil tussen nieuwe en gebruikte materialen, integendeel: de schoonheid van gebruikte materialen is onovertroffen. De boomstammenkast hebben we maar één keer gemaakt. Hij werd in 2004 voor  € 8140, - op de Art Rotterdam aangeboden bij Galerie van Kranendonk en is later door het Stedelijk Museum in Amsterdam aangekocht. Als ik ‘m nu opnieuw zou moeten maken zou die minstens € 13.000, - moeten kosten. Een andere meubel uit het Deurenproject, dat we in productie hebben genomen is de koelkastdeurenkast, een mooi klassiek meubel met stalen deuren en beukenhouten lijsten eromheen. Deze kast is de aanzet geweest tot een serie  meubelen van aluminium en hout die nu nog deel uitmaakt van de collectie.”

Interieurvormgeving 
Een belangrijke opdracht kwam in ’96 op Eek af. Hij werd gevraagd aluminium stoelen, tafels en krukken te leveren voor het Museumcafé van het Moma in New York, dat volledig werd ingericht met ‘Dutch Design’. Eek was één van de vormgevers die voor de inrichting werd benaderd. “De Nederlandse vormgeving werd indertijd ontzettend gehypet door de overheid. En ze zochten een Nederlandse ontwerper die alles zelf maakte, en zo kwamen ze bij mij uit. Die hele opdracht stelde eigenlijk weinig voor; de meeste meubels die ik leverde waren al ontworpen en hoefde alleen nog maar gemaakt te worden. Niettemin is het feit dat ik belangrijke exposities in grote musea heb gehad en mijn meubels in het Moma staan, van enorme waarde voor mijn carrière geweest en voor de perceptie die mensen nu over mijn werk hebben.”
 
“Mijn ontwerpen voor een aantal tuinhuizen hebben duidelijk gemaakt dat ik als vormgever ook in staat ben me met het interieur bezig te houden. Mensen kwamen erachter dat ik totaalconcepten kan neerzetten. In die tuinhuizen heb ik ruimtes ontwikkeld waarvan mensen dachten: ‘hé, zo’n studeerkamer of keukentje wil ik ook.’ Sindsdien word ik gevraagd voor totaalconcepten of delen van concepten, waardoor ik in veel ruimere zin kan werken. Mijn absolute favoriet uit die Tuinhuisserie is het teertuinhuis. Het meest suffe huisje van de hele serie, zwart geteerd met witte raampjes. Later hebben we er voor een koper een gastenverblijf in gemaakt. Maar het is eigenlijk gewoon een boerenschuurtje. Maar alles net wat lekkerder omdat er ramen in zitten en alles precies op de goeie plek. Heel sympathiek. Sindsdien maken we zo nu en dan een tuinhuis.”
 
Verwantschap
Cok de Rooy, eigenaar van The Frozen Fountain, en een van de dealers van meubels van Eek ziet vooral verwantschap met de ontwerpen van Rietveld, die ook vanuit materiaal en techniek dacht. Eek zelf ziet nog een ander voorbeeld: de Franse ingenieur Jean Prouvé, die vooral na de Tweede Wereldoorlog veel moois heeft ontworpen. Hoe je die verwantschap ook definieert, Piet Hein Eek is en blijft een weergaloos creatieve vormgever met een warm hart, wars van conventies en niet van plan zich al te veel te conformeren aan de gebruiken en mores in de vormgevingswereld. Wat hij aan het begin van zijn carrière wilde bereiken heeft hij in de afgelopen vijftien jaren ook daadwerkelijk gerealiseerd. Of in zijn eigen woorden: “een eigen plek met een fantastisch team en een hele hoop leuke opdrachtgevers en klanten”.

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0