Kunstenaar en Amersfoorter Gert van Reenen in woord en beeld

“Niet het werk is kunst, maar de man is kunst!” Deze gevleugelde uitspraak komt uit de mond van de flamboyante en veelzijdige Gert van Reenen, die (ook) kunstenaar is.

Om dit te illustreren noemt hij mensen zoals: Anton Heijboer, Herman Brood en niet te vergeten Armando. Dat laatste begrijpen mensen soms niet van Gert. Zijn eigen kunstwerken kennen immers geen thema en dragen geen expliciete boodschap uit, terwijl het werk van bijvoorbeeld Armando wél rond een thema draait (de dood, oorlog, schuldig struikgewas, landschap). Maar het zijn in dit geval de kunstenaars zélf die hij bewondert – hun gedrevenheid en doorzettingsvermogen -, niet speciaal hun werk.

“Hij (Armando) heeft een beroerte gehad enkele jaren geleden, dus hij schildert nu met links in plaats van rechts. Nou, ga ’t maar doen!” En: “Hij moet en hij zal toch elke dag aan die ezel zitten!” Armando is nu 84 en net als Gert niet in Amersfoort geboren. “Armando was al heel vroeg kunstenaar, hij zat al in de Nul-groep (beweging tot 1965, nogal anti-schilderkunst – MO), daar is ‘ie al beroemd mee geworden. Hij kon ook vioolspelen en hij kon ook nog dichten, schrijven, en hij zat ook nog in Herenleed (een tv-programma – MO) hè.” Een echte allrounder dus.

Net als Gert, maakt Armando sculpturen, hoewel het nu door zijn tanende gezondheid vooral het bewerken ervan betreft. In een interview dat Gert eens over hem had gelezen, zei hij dat hij moest opschieten, want de dood zat hem op de hielen. “Hoeveel schilderijen heeft die man al niet gemaakt? (…) En gáán!” Die instelling spreekt hem wel aan.

Herboren als kunstenaar

Gert van Reenen werd geboren in Hilversum en groeide daar ook op. Toen hij midden twintig was, bleef in Amersfoort hangen. Het grote publiek kent hem vooral van zijn horecaondernemingen in de stad en de tien jaar dat hij aan het hoofd stond van de horeca in Theater de Flint.

Na deze ‘tropenjaren’ werd zijn gezondheid minder. Zijn vrouw gaf hem op voor een cursus schilderen omdat ze zag hoe creatief hij te werk ging in de horeca business. Ze vond schilderen wel wat voor hem. Helaas heeft zij zelf zijn doorbraak als kunstenaar niet meer bij leven en welzijn kunnen meemaken.

Vorming en naakten

Gert genoot zijn kunstopleiding hij in Amsterdam bij Peter Schenk (voormalige Van Gogh Academie). In het begin hield hij zich voornamelijk bezig met het schilderen van naakten. Hij herinnert zich vooral de modellen: “Daar in Amsterdam en omgeving had je wel goede modellen natuurlijk.” Hij roemt deze échte modellen, die van de dansacademie kwamen en die trots waren op hun lijf en goed konden poseren. Ze waren dan zo’n zes man sterk aan het schilderen.

In de beginjaren heeft hij wel honderden naakten geschilderd. Die waren toen ook al redelijk abstract. Hij heeft nooit een ‘muze’ gehad, geen vast model dat hij schilderde, maar zijn toenmalige partner Conny Meslier (o.a. fotografe) inspireerde hem wel, was zeer kritisch en fungeerde als klankbord. Op het moment zelf was dat niet altijd even prettig, maar het heeft hem wel verder gebracht, ziet hij nu in.

Inspiratiebronnen

Veertien jaar lang ging hij elke vrijdagochtend naar de Albert Cuyp (“boven de boksschool”), waar Schenk ook zijn ateliers had. Uiteraard werd hij beïnvloed door zijn leermeester, die vooral veel abstract werk maakte. Langzamerhand ontwikkelde Gert zich via figuratief werk tot schilder van abstracte doeken. “Altijd wel veel kleur. Ik pak snel rood.” Even later vervolgt hij: “Ik schilder nogal zwaar. ’t Is toch TemporaryArt, alles is geoorloofd.(…) “Je mengt ‘ns wat en dat bevalt me wel, een beetje nieuwe structuren.”

“Peter Schenk is een paar jaar geleden overleden. (…) Hij hoorde wel bij de vooraanstaande kunstenaars. (…) In binnen- en buitenland.” Van Peter leerde hij: “Discipline. De lat hoog. Je moet er wel achter staan natuurlijk. Je moet ’t wel met hart en ziel doen.” ‘Mooi’ vindt hij maar een vreemd begrip: “Wat jij mooi vindt, kan zij vreselijk vinden. Met abstract schilderen is het natuurlijk wel zo: iedereen ziet weer wat anders in zo’n schilderij. Dat vind ik wel leuk!”

COBRA (speciaal Karel Appel) vindt hij nog steeds wel leuk. Het felle kleurgebruik en “lekker dik erop!” Zelf schildert hij bij wijze van spreken liever met een pannenkoekmes dan met een kwast. Jan Cremer inspireerde hem ook. “De flair en de brutaliteit.” Zijn werk minder: “Terwijl ik ’t altijd wel heel leuk heb gevonden, wat ‘ie maakte.”

Geen boodschap

Hoewel Gert dus beweert geen boodschap of thema met zijn werk na te streven, beoogt hij wel de mensen vrolijk te stemmen. Waarom? Omdat hij zelf zo in elkaar zit. Zelfexpressie dus. Hij gebruikt ‘golden acryl’: omdat het kwaliteit heeft en bovendien bijna net zo duur is als olieverf, maar wel veel sneller droog.

Waar hij zich vrolijk om kan maken, is wat Karel Appel zei, toen deze vertelde over wat hij het leukst vond van schilderen. Hij had destijds nog een kasteel in Frankrijk en verheugde zich nog het meest als de vrachtwagen met nieuwe verfpotten en witte doeken zijn erf op kwam rijden.

Lekker werken

“Als ik aan het werk ben, (…) dan gaat het vanzelf.” Als hij dan bezig is – in een ‘flow’ zogezegd (“dat vind ik nou het ergste woord dat er is”) – “dan wordt je koffie koud, je sigaret brandt op (…) en het schilderij vráágt, hè. (…) Dan lukt het ook allemaal, weet-je-wel. Schilderijen lukken niet altijd de eerste keer, natuurlijk. Er zit vaak nog weleens een schilderij onder.” Het is wel gebeurd dat hij een schilderij maakte, dat het begin van een reeks bleek te zijn, maar hij kan zo niet één specifiek sleutelwerk noemen.

Klinkt het of klinkt het niet

En wanneer is volgens Gert een schilderij klaar? Wederom refereert hij aan Karel Appel.  Die zei daarover dat hij het schilderij ‘af’ keek. “Daar begreep ik toen helemaal niets van, ik moest er vreselijk om lachen. Later ben ik tot het besef gekomen, dat ik ’t ook doe; ik kijk ’t ook af!”

“Dat heet dan in de Kunst: een schilderij moet ‘klinken’, en dat is meteen het moeilijke van abstract werken. Daarom houdt hij het schilderij, als hij het gevoel heeft dat het ‘af’ is, ook meestal nog een week bij zich, om te voelen of hij er nog iets aan kan verbeteren. “Als het niet klinkt, dan valt het toch op een gegeven moment van de muur, hè. Dan ga je dat zien.” Als verbeteren niet (meer) nodig is, dan kan het de markt op.

Kunst en kunstjes

Soms mag hij zich ook te buiten gaan aan ‘kunstjes’ in plaats van Kunst met een grote ‘K’. Dan vergroot hij bijvoorbeeld een bidprentje tot zeer grote proporties, schildert eroverheen en kijkt wat hij wil behouden. En maakt daar dan één groot kunstwerk van, voor in de stadsbierbrouwerij bijvoorbeeld.

Of hij zijn werken ook een titel geeft? Dat heeft hij een tijdje niet gedaan, maar daar wil hij wel weer mee beginnen. Gert beschikt namelijk niet meer over zijn eigen galeries. En als híj zijn werk geen titel meegeeft, dan doen de agenten of kunsthandelaren het vaak en dat vindt hij minder prettig. Hij geeft direct toe dat het vaak fantasietitels zijn, maar: ‘Compositie 1’, ‘Compostie 2’, en zo verder vindt hij te saai.

“’t Moet weer opgestart worden. (…) ’t Is altijd gekomen, dus waarom zou ’t nu niet komen, denk ik dan maar.” Hij heeft natuurlijk wel goed rond gekeken en tentoonstellingen en musea bezocht. “Ik ben wel benieuwd hoor.” Hij erkent dat hij eerst voor nieuw werk moet zorgen en daar dan ‘de boer mee op moet’. Dan is hij wel weer afhankelijk van galeries of hij moet tijdelijk (expositie)ruimtes in de stad huren. “Dat zal ’t gaan worden.” Schilderen vindt hij in de eerste plaats een eenzame bezigheid: “Je zit toch alleen tegen zo’n groot wit doek enne… begin maar! ’t Is niet echt gezellig.”

Inspirerende nieuwe werkplaats

We lopen met hem mee naar zijn tijdelijke ‘opslagplaats’ aan de Kleine Spui 8. Vroeger had hij zijn atelier in het gebouw van de voormalige Nederlandse Kleuren Industrie, toen een tijdje in een kantoorpand tegenover het politiebureau en nu zit hij midden in de verhuizing naar zijn nieuwe atelier. Dat komt aan de Brabantsestraat 17, onderdeel van ‘de Nieuwe Stad’, gehuisvest in de oude Erdal-fabriek.

Al een tijdje komt hij – onder meer vanwege de drukte van de stadsbierbrouwerij – niet aan schilderen en het maken van sculpturen toe. Maar hij kan haast niet wachten tot hij het atelier in gebruik kan nemen.

Je steeds weer vernieuwen

Gert verheugt zich enorm in een aantal nieuwe ontwikkelingen. Zo wil hij meer werken met epoxy (zorgt voor een mooie glans en een aparte structuur, maar dat moet je wel doseren volgens Gert). Verder maakt hij artscrapers (beschilderde hoekopstellingen). En hij wil nog ‘vlugge’ sculpturen maken: waar hij tot nu toe vooral met hout werkt, wil hij ze in de toekomst eventueel in brons (laten) gieten. “Daar borrelt wel wat.”

Zijn werkreizen, o.a. naar Griekenland en Amerika, zijn altijd weer een bron van inspiratie. “En zo ruil je nog eens wat”, zegt hij, als hij bij een kunstwerk van een collega staat. Hij wil meer werk maken rondom de dromenvangers van de indianen, die hij bezocht in Santa Fe in de USA. Dat bezoek leidde ook tot een iets ander kleurgebruik.

‘Catch your golden dream!’ is het devies van de indianen en daar is Gert nog dagelijks mee bezig.

http://www.gertvanreenen.nl/

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0