Rudi van Dantzigs verblijf in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog (15)

Rudi van Dantzigs verblijf in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog (15)

Rudi van Dantzig verbleef in de Tweede Wereldoorlog als elfjarig Amsterdams jongetje bij het gezin van Wabe en Akke Visser in Laaksum, een dorpje aan het IJsselmeer in Zuidwest Friesland in de buurt van Warns. Hij schreef er een autobiografische roman over die een bestseller werd: ‘Voor een verloren soldaat’.

Rudi van Dantzig overleed op 19 januari 2012. In het blad van het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân schreef Iris Maaskant een uitgebreid artikel over Van Dantzigs verblijf in Friesland.

Iris Maaskant zocht de leden van de familie Visser, waar Van Dantzig was ondergebracht op om het verhaal van Van Dantzig te toetsen aan hun eigen herinneringen. Alle kinderen van Wabe en Akke waren nog in leven en hadden veel te vertellen, niet alleen over Rudi van Dantzig, ook over het leven in Laaksum, zoals het in de oorlogsjaren en ver daarvoor was.

Van Dantzig ging naar de christelijke lagere school in Warns. Het hoofd van die school was meester de Jong. We zullen hem nog tegenkomen. Hij is mijn grootvader, pake in het Fries. Zijn voornaam was Lucas.

We publiceren het verhaal in afleveringen. Elke week verschijnt er een nieuwe aflevering

Aflevering 15

Ik klem me aan de druipende bootrand vast en werk me naar het midden. Daar zak ik veilig op de grond, mijn rug tegen de zijkant van het schip, mijn voeten schrap tegen de kist waarin de gevangen vis wordt bewaard.

Het schaap valt van de ene kant van het dek naar de andere, met spartelende brekebenen. Meint roept naar me en lacht overdreven luid tegen de wind in. Ik bewonder hem, hij beweegt behendig en snel over het kletsnatte dek en houdt zijn uitgelaten stemming. Kordaat wankelt hij naar het schaap en bindt het touw steviger en korter vast.

Dit is dus varen 

Het schaap blaat niet, het valt lijdzaam heen en weer, maar ik zie doodsangst in de naar niets kijkende starre ogen. Ik probeer mijn eigen angst te overschreeuwen en roep iets terug. Ik hoor mijn stem, die galmend klinkt en onecht, ik lach luidruchtig en voel me laf en gemaakt.

‘Dit is dus varen. Lekker op zee en niet naar school,’ denk ik. Mijn lichaam is ijskoud en mijn vingers lijken gevoelloos. Door een sterk opkomend gevoel van misselijkheid en het besef dat ik me tegen niets hiervan kan verzetten en machteloos ben, beginnen mijn kaken onweerstaanbaar en steeds sterker te klapperen.

Het Rode Klif

Wanhopig klem ik mijn tanden op elkaar. Niet overgeven, nu niet… Dit is waar we op school liedjes over zongen: ‘Hola bootsman, wij gaan meehee nahaar de zee-hee, na-haar de zee…’ Popke knielt naast me neer en wijst naar de overkant. Met moeite en tegenzin hef ik me een eindje op mijn hurken en zie iets aan de kust dat op een heuveltje lijkt.

Vragend kijk ik hem aan. ‘Het Rode Klif,’ schreeuwt Popke in mijn oor, ‘herken je het niet?’ Weer vliegt een golf water over me heen en ik duik omlaag. Was dat miserabele, nietige ophoginkje het Klif waar Jan en ik hadden gespeeld? Was dat die gelukkige warme, groene heuvel die je vanuit ons huis zo statig boven het land omhoog zag rijzen?

Wonderlijk schrapend geluid

Opnieuw vangen de zeilen de wind met het scherpe dreunen van een ontploffing. Meint springt naar me toe en hangt naast me, half overboord, gespannen in het water kijkend. Ook Hait buigt opzij en kijkt, hij zet de motor zacht en wenkt naar me. Onder me hoor en voel ik een wonderlijk schrapend en schurend geluid, alsof een dier onderaan de boot knabbelt en knaagt.

We liggen bijna stil, maar stampen als gekken heen en weer. De motor paft onmachtige rookwolkjes omhoog die me misselijk maken en bitter in mijn neus en keel dringen. Het gebonk onder de boot wordt hardnekkiger, als ik opsta en overboord buig voelen mijn knieën slap en wee. Vlak naast me zie ik, als spookverschijningen, twee reusachtige rubbervormen uit de golven omhoogsteken, ik kan ze aanraken als ik mijn hand uitsteek.

Het vliegtuig

‘Het vliegtuig,’ schreeuwt Meint opgewonden tegen de wind in, ‘voel je het, we varen er dwars overheen!’ Met een kletsend geluid slaat hij op de zware rubberbanden, één keer, twee keer, tot hij er niet meer bij kan. Met starre ogen kijk ik naar die angstaanjagende dingen, fantomen uit een andere, geheime wereld.

Onder me hangen die mannen, ondersteboven, ik heb het gevoel dat ik ze ken, dat het vertrouwde wezens zijn, verdronken vrienden. Zo vlakbij, door vissen en zeewier omgeven, hangend, deinend, in ragfijn golvende watersluiers. Hun armen bewegen in een eentonig ritme voor- en achteruit, reikend en gebarend: een zwenkende dodendans. Even later vliegt in een gelige, brede stroom de inhoud van mijn maag in de golven.  

Foto: Het Rode Klif, fotograaf Erik Stellingwerf

Volgende week aflevering 16 (slot) 

https://www.geschiedenisgaasterland.nl/
https://www.geschiedenisgaasterland.nl/wp-content/uploads/2017/02/13fan-Klif-en-Gaast-2012-2.pdf 

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0