De eerste Beverwijkse slachtoffers van het fascisme

                 
Auteur: Jan van der Linden
Oorspronkelijk verschenen in Ledenbulletin 29 HGMK (2006)
 
Op 5 mei a.s. herdenken wij weer dat Nederland en Beverwijk bevrijd werden van het fascisme. Pieter Steven Berger, Jan Berghuis, Gerrit Dekker, August Henri Louis Elink Sterk, Johannes Wilhelm Matthias Huider, Jan Dirk Rijvordt, Johannes Wilgenhof, Johan Cornelis Schammeldt en Nicolaas Wagenaar waren de Beverwijkers die sneuvelden tijdens de gevechten in de meidagen van 1940. Zij waren echter niet de eerste Beverwijkse slachtoffers van het fascisme. Tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) waren tien Beverwijkse jongens vol idealisme naar Spanje vertrokken om te vechten tegen het fascisme. Twee van hen verloren daar hun leven en keerden niet terug. Alle tien hadden ze zich gemeld als vrijwilliger van de Internationale Brigade, een leger van ultra-linkse socialisten en communisten. Tien Beverwijkers was een relatief hoog aantal. Hoe communistisch was Beverwijk toen?

Communistisch Beverwijk

Omstreeks 1930 waren er al verscheidene communistische en andere ultra-linkse partijtjes in Beverwijk. Namen zoals OSP (Onafhankelijke Socialistische Partij), VVSU (Vereniging van Vrienden der Sovjet Unie) en CPH (Communistische Partij Holland) waren zeer actief hier in Beverwijk. Al deze clubjes gaven lezingen, filmvoorstellingen en muziekuitvoeringen die allemaal een duidelijke politieke boodschap hadden. De OSP gaf zelfs wekelijks een krantje uit: “de Fakkel”, die zij elke zaterdag op de Breestraat trachtte te verkopen. Over deze activiteiten maakte de toenmalige burgemeester van Beverwijk, Strick van Linschoten, zich zorgen. Het aantal inwoners zonder werk in Beverwijk was hoog en deze werkeloosheid vormde een goede voedingsbodem voor het communisme. Zo verbood hij als hoofd van de politie op 12 maart 1933 aan de plaatselijke horeca om aan elk van deze partijen nog langer zaalruimte te verhuren. Toen het college van Velsen deze maatregel overnam, vingen deze groeperingen ook hier bot. Dhr de Groot, raadslid voor de SDAP1 in de Beverwijkse gemeenteraad, vond dit verbod te ver gaan. Hij vroeg aan burgemeester Strick van Linschoten om diens besluit te herzien en om het in te trekken. Volgens hem leden de horeca eigenaars door dit verbod enorme schade. Bovendien hadden deze politieke verenigingen het recht om te vergaderen.

De burgemeester nam zijn verzoek in beraad en ging te rade bij zijn politie-inspecteur, dhr. Ragut. Volgens hem waren de eigenaren echter juist blij met dit vergaderverbod. In zijn advies aan burgemeester Strick van Linschoten liet hij duidelijk blijken hoe hij over deze politieke stroming dacht. “Zij kunnen rustig vergaderen en het gezag ondermijnen, op de wijze zoals haar goed dunkt. Alleen kunnen ze het niet meer doen in deze lokaliteiten”(2). Onder druk van de politiek en de publieke opinie trok de burgemeester het besluit op 22 juni 1933 toch weer in. Politie-inspecteur Ragut zal hier zeker niet blij mee zijn geweest, gelet op zijn mening over het socialisme en communisme. Pas na een fusie van een aantal van deze kleine politieke groeperingen, in 1935, kwam er één Communistische partij in Beverwijk. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 1936 wisten de communisten 6% van de stemmen te winnen en ze kregen hiermee één raadszetel. Namens de Communistische Partij nam de heer G. A. Rollenberg toen zitting in de gemeenteraad van Beverwijk.

De Spaanse burgeroorlog

Inmiddels was er in 1936 een burgeroorlog in Spanje uitgebroken. Deze zou tot 1939 duren. Het was een oorlog die tussen de republikeinen en de royalisten gevoerd werd. De oorzaak van deze verschrikkelijke burgeroorlog lag in de verkiezingen van februari 1936.

Na deze verkiezingen was er een socialistische regering gevormd, waarin ook communisten vertegenwoordig waren. Deze socialistisch–communistische regering wilde o.a. een aantal landhervormingen ten gunste van de kleine boeren doorvoeren. Rechtse krachten in Spanje wensten dit echter niet. De monarchistische Carlistische partij en de fascistische Falange partij gingen met het leger een bondgenootschap aan. Op 17 juli 1936 pleegden een aantal officieren onder leiding van generaal Franco in Spaans Marokko een staatsgreep. De rebellie breidde zich onmiddellijk uit tot een aantal garnizoenssteden in Spanje. In het nationalistisch kamp werd een junta opgericht die optrad als regering met Generaal Francisco Franco aan de leiding. In Madrid, Barcelona en in tal van andere steden mislukte de coup door het hevige verzet van burgers en soldaten die de republiek trouw bleven. De burgeroorlog was begonnen. Arbeidersorganisaties eisten wapens en het verzet kwam van inderhaast gevormde milities, opgericht door de vakbonden of door linkse partijen.

De regeringen van Engeland en Frankrijk hielden zich afzijdig. Wel kregen de republikeinen veel steun en wapens uit het communistische Rusland, terwijl de royalisten ruim werden gesteund door nazi-Duitsland en het fascistische Italië. Andere Europese regeringen keurden deze fascistische steun heimelijk goed, daar Generaal Franco door hen werd gezien als de redder van het christendom. De rekrutering van internationale brigades onder jonge socialisten en in het bijzonder onder de communisten uit diverse Europese landen, nam zijn aanvang. Het werd gepropagandeerd als “de strijd tegen het fascisme”. Daarom werd de Internationale Brigade, niet onterecht overigens, gezien als één communistisch leger.

Ook Nederlandse jongens meldden zich aan. Naar schatting hebben er ongeveer zevenhonderd Nederlanders gediend als vrijwilliger bij de Internationale Brigade. Hiervan hebben er zeker 50 hun leven verloren. Met grote waarschijnlijkheid moet dit cijfer hoger liggen, aangezien het gemiddelde aantal gesneuvelden en vermisten bij Internationale Brigades ongeveer 17% bedroeg. Van het aantal vrijwilligers dat was toegetreden bij de Internationale Brigade, waren er tien afkomstig uit Beverwijk. Een vrij hoog aantal waarvan er maar slechts acht terug keerden.  Allen stonden in De Wijk bekend als ultra-links. Deze Beverwijkers waren:

 1.     Brasser, Willem, (teruggekeerd). 2.     Egmond, Nicolaas van, (teruggekeerd) 3.     Gillebaard, Gerard, (teruggekeerd). 4.     Groot, Cornelis de, (teruggekeerd). 5.     Groot, Engelmundus de, (teruggekeerd). 6.     Feenstra, Theunis, (gesneuveld). 7.     Kater, Adriaan J. M., (teruggekeerd). 8.     Paarlberg, Gerrit, (teruggekeerd). 9.     Tromp, Gerardus (teruggekeerd). 10.    IJsselmuiden, Christiaan Johannes, (gesneuveld).

Beverwijkse jongens naar Spanje

Over het algemeen zijn hun belevenissen vrijwel identiek. Allen waren werkloos of hadden ongeregeld werk en koesterden ultra-linkse sympathieën. De meeste waren onafhankelijk van elkaar in de loop van 1937 door de plaatselijke communist J. P. Koning geronseld. Hij had hen het benodigde geld voor de treinreis naar Parijs verstrekt. Kort nadat zij geronseld waren vertrokken de Beverwijkers, hetzij individueel of met zijn tweeën, naar Parijs. Allen hadden Beverwijk verlaten door een spoorwegkaartje te kopen naar Amsterdam, waar zij een enkeltje kochten naar Parijs.

Eenmaal in Parijs aangekomen moesten zij naar een opgegeven restaurant. Dit restaurant fungeerde duidelijk als opvangcentrum voor de uit heel Europa komende vrijwilligers. Als hun aantal ongeveer 35 man bedroeg, werd de reis van Parijs per trein voortgezet richting Spanje, naar Carcassonne. Eenmaal in deze Zuid Franse plaats aangekomen waren er twee manieren om verder naar Spanje te reizen. Een aantal vrijwilligers is  per autobus door de Pyreneeën naar de Noord -Spaanse plaats Albaceta vertrokken. Er is echter ook een groep vrijwilligers per trein naar Marseille gereisd, waar men aan boord van een schip ging dat hen vervolgens naar Barcelona bracht. Nadat men ontscheept was verrok men vervolgens per trein naar Albaceta.

Dat deze bootreis niet zonder gevaar was, bewijst het relaas van de Beverwijkers Theunis Feenstra en Adriaan Kater. Beide jongens waren begin mei 1937 vanuit Beverwijk naar Spanje vertrokken. In Marseille waren ze aan boord van het schip “Guida de Barcelona” gegaan. Dit schip zou hen samen met andere vrijwilligers naar Barcelona brengen. Echter ongeveer 300 meter vanuit de Spaanse kust, nabij Barcelona, werd het schip getorpedeerd. Verscheidene vrijwilligers verloren hierbij hun leven, waaronder de Beverwijker Theunis Feenstra. Hij werd dodelijk aan zijn hoofd getroffen. Hoewel het schip vrij snel zonk wist de andere Beverwijker, Adriaan Kater, toch veilig de kust te bereiken.

Via Barcelona werden de vrijwilligers naar Albaceta gebracht. In deze Spaanse plaats werden alle toegestroomde vrijwilligers opgevangen in een militaire kazerne. Hier trad men pas officieel toe tot het leger van de Spaanse Republiek en kregen de vrijwilligers hun militaire uniform. Alle vrijwilligers kregen een korte militaire opleiding. Voor vrijwel de meesten was dit de eerste keer dat zij met een geweer schoten. Na deze korte opleiding vertrok men naar het front. In de verhalen, opgetekend na hun terugkomst, verhaalden de Beverwijkers over de slechte omstandigheden waarin zij verkeerd hadden. Naast het armzalige uniform kregen zij onvoldoende voedsel dat bovendien van slechte kwaliteit was: ’s morgens een homp droog brood met zwarte koffie en ’s middags en ’s avonds was het rijst of bonen wat de pot schafte.

Tweemaal gevlucht

De Beverwijkers Gerrit Tromp, door vrienden Kwikkie genoemd, en Engel de Groot hielden het, nadat zij naar Madrugeuras waren overgeplaatst, voor gezien. Nog voordat zij het front hadden bereikt of aan de gevechten hadden deelgenomen deserteerden zij. Zij waren evenwel in uniform en ongelukkig voor hen viel dit op en zij werden vrij snel door de Republikeinen gearresteerd. Het tweetal werd onmiddellijk opgesloten in een strafkamp in Albaceta. Volgens hen was dit kamp een ware hel. Hier moesten zij hard werken en kregen nog slechter te eten dan tijdens hun opleiding. Door het overmatig drankgebruik onder de bewakers vielen onder de gestraften regelmatig gewonden en zelfs doden te betreuren.

Na enige dagen wisten beide uit dit kamp te ontsnappen. Dit was hen gelukt door te kennen te geven naar het front gezonden te willen worden. Een inspecteur, toevallig ook een Nederlander, stond hen in ruil voor dit goede voornemen vier dagen rust toe en tevens wat meer vrijheid. Dit laatste bood de beide de mogelijkheid om te ontsnappen. Zo begonnen zij aan een zwerftocht door de bergen naar Valencia. Nog steeds in het uniform met de kans dat zij opnieuw ingerekend zouden worden, wat onherroepelijk de kogel in zou houden. Vier dagen en vier nachten vol angst en spanning duurde deze tocht. Zij reisden ’s nachts en overdag hielden zij zich schuil in de bossen. Zij dronken uit bergbeekjes en aten o.a. eikels, die zij in de bossen verzamelden. Pas in de omgeving van Valencia konden zij zich te goed doen aan sinaasappels. Via Valencia wisten zij Barcelona te bereiken, waar zij kans zagen om van kleding te wisselen. Hier wisten zij ook een pas te krijgen, waarmee zij naar Marseille konden vertrekken. Eenmaal in Marseille aangekomen vroegen zij hulp aan de Nederlandse consul.

Helaas kon de consul hen niet helpen. Door dienst te nemen in een buitenlands leger hadden zij namelijk hun Nederlanderschap verloren. Noodgedwongen besloot het duo om lopend de reis naar Beverwijk aan te vangen. Tijdens deze tocht vroegen zij hier en daar wat eten. Het ontbrak hen natuurlijk aan iedere verzorging. Ongeschoren, met lange haren en een vrij haveloze plunje zagen zij er als vagebonden uit. Het verwonderde hen dan ook niet dat zij, na 550 km te hebben afgelegd, in Nevers werden gearresteerd. Beiden werden wegens landloperij tot 20 dagen gevangenisstraf veroordeeld. In de gevangenis werd Gerrit echter zo ziek, dat hij opgenomen moest worden in het ziekenhuis. Zijn toestand was zo ernstig, dat hij ruim tien dagen tussen leven en dood zweefde. Toen Engel zijn straf had uitgezeten hielp een aantal inwoners uit Nevers hem. Dankzij deze hulp kon hij zijn reis per trein voortzetten en berooid en een illusie armer keerde hij vlak voor de kerstdagen in 1937 terug in Beverwijk, enkele maanden later gevolgd door zijn vriend Gerrit.

Gerrit Tromp was tijdens zijn verblijf in het Franse ziekenhuis geregeld bezocht door een Nederlandse priester. Deze priester had inmiddels zijn moeder ingelicht over de omstandigheden waarin Gerrit verkeerde, zodat zij op de hoogte was van de situatie van haar zoon.

Hoe verging het de anderen

Ook de broer van Engel, Kees de Groot, was als vrijwilliger in 1937 naar Spanje vertrokken. Samen met zijn broer en een vriend was hij in mei 1937 vol optimisme naar Spanje vertrokken. Ook hij was werkeloos en hield er ultra linkse-sympathieën op na. Het fascisme moest verslagen worden en de Internationale Brigade bood hem deze mogelijkheid. Nadat hen het reisgeld voor Parijs was verstrekt kreeg hij spijt van zijn besluit. De twee vrienden in Amsterdam achterlatend verdween hij met het gekregen geld Amsterdam in. Eenmaal in Spanje aangekomen, kreeg ook Kees heimwee naar de Wijkertoren en evenals als zijn broer Engel deserteerde ook hij nog voordat hij het front had gezien. Over zijn belevenissen is echter weinig bekend. Kees trachtte per boot naar Nederland terug keren en het gelukte hem op een boot aan te monsteren. Zijn boot werd echter op volle zee getorpedeerd. Gelukkig werd hij met een aantal anderen door een vliegtuig opgemerkt en kon hij uit zee opgepikt worden. Zijn redders doorzagen echter de ware reden van zijn verblijf in Spanje en na een verhoor werd hij doorgezonden naar een strafkamp in de nabijheid van Madrid. Van hier wist Kees te vluchten en hij dook onder op een boerderij. Ver van het front wachtte hij als boerenknecht het einde van de burgeroorlog af. Op 23 februari 1939 wist hij via Den Helder veilig terug te keren naar zijn ouderlijke woning aan de Patersweg.

De eerder genoemde Adriaan Kater vocht wel aan het front. Hij werd na zijn korte militaire opleiding naar het front van Quadelagara gestuurd. Hier verbleef hij ongeveer twaalf dagen. De strijd bij dit front was al gestreden en daarom werd hij naar Brunetta vlakbij Madrid gestuurd. Hier onderging de Beverwijker zijn eerste vuurdoop. Van hier werd hij met zijn eenheid naar het front Quinta Delcita gestuurd. De gevechten waren hier hevig en op 4 augustus 1937 werd hij getroffen. Hij kreeg een schampschot in de buikstreek.

Op zichzelf was deze wond niet ernstig, maar door verwaarlozing moest hij een paar dagen later opgenomen worden in een ziekenhuis te Madrid. Hier heeft hij anderhalve maand in gelegen en werd toen weer geschikt geacht voor de strijd. Zo vertrok hij begin oktober naar het front te Arragon. Daar heeft hij gelegen tot januari 1938 toen hij werd overgeplaatst naar Teruel. Daarna heeft hij nog meegevochten aan het Natea front en vervolgens het Ebrofront. De slag aan de Ebro was het laatste gevecht waaraan de Internationale Brigade deelnam.

De Spaanse regering hoopte op meer steun van Engeland en Frankrijk als de Internationale Brigade zou worden teruggetrokken. Op 21 september 1938 liet zij voor de Volkenbond in Genève weten dat de Internationale Brigade werd teruggetrokken. Zo werd Adriaan Kater samen met de andere buitenlandse strijders op 24 september 1938 met groot verlof gestuurd. Alle vrijwilligers werden overgebracht naar kampen nabij de Franse grens.

Ook Willem Paalberg, de andere Beverwijker, werd hiernaartoe gestuurd. Ondanks dat Willem gehuwd was had hij zich laten overtuigen en hij was op 11 mei 1937 vol idealisme naar Amsterdam vertrokken om vandaar naar Parijs te gaan met als doel te vechten tegen het fascisme. Van Parijs naar Marseille en vandaar per boot naar Barcelona en per trein naar Albeceta, het opleidingskamp. Willem kreeg hier alleen zijn uniform want hij werd dezelfde dag nog doorgestuurd naar Madrigueras. Hier kreeg hij een militaire opleiding van 14 dagen. Na zijn opleiding werd hij ingedeeld bij de 11e brigade, Bataljon Thaelman 1e compagnie en hij werd naar het Quadelagarafront gestuurd. Hier heeft hij ongeveer 14 dagen gevochten en kreeg toen vijf dagen rust. Na zijn verlof moest hij naar het Brunettafront vlakbij Madrid en daar ontmoette hij de bovengenoemde Adriaan Kater.

Bij deze gevechten, die rond 6 juli 1937 op hun hevigst waren, verloor de Internationale Brigade meer dan duizend doden, onder wie de andere Beverwijkse vrijwilliger, Christiaan Johannes IJsselmuiden. Van hem zijn geen nadere bijzonderheden bekend. Willem Paalberg raakte gelukkig enkel gewond. Dit gebeurde tijdens de gevechten op 8 juli 1937 toen hij getroffen werd door een kogel. Deze kogel veroorzaakte een grote vleeswond in zijn rechterbovenbeen. Gewond werd hij overgebracht naar het ziekenhuis in El Escorial. Hier heeft hij zes maanden in gelegen en half januari 1938 werd hij ontslagen. Gelukkig werd hij niet direct weer naar het front gestuurd, maar moest hij patrouilleren in het achterland. Begin augustus 1938 werd hij echter naar het Ebrofront gestuurd en hij diende hier tot eind september. Toen werd hij net als alle andere buitenlanders teruggetrokken. Van de andere Beverwijkse vrijwilligers zijn alleen maar summiere gegevens bekend3:

Zo is bekend dat Willem Brasser niet aan het front heeft gevochten, maar dat hij in verschillende veldhospitalen heeft gewerkt. Dit had ermee te maken dat hij tijdens zijn reis naar Spanje gewond was geraakt en zodoende ongeschikt was voor frontdienst.

Gilles Gillebaard werd na zijn korte militaire opleiding te werk gesteld als chauffeur aan het front en heeft zo o.a. de bovengenoemde hevige gevechten aan het Brunettafront meegemaakt.

De belevenissen van Nico van Egmond zijn onbekend. Het enige dat bekend is, is dat hij via Den Helder op 23 februari 1939 in Beverwijk terugkeerde.

De thuiskomst

Toen alle vrijwilligers naar kampen vlakbij de Franse grens waren overgebracht, konden de gespreken over hun terugreis beginnen. Terwijl deze gesprekken nog gevoerd werden, hield de Internationale Brigade in oktober nog een afscheidsparade in Barcelona.

De Nederlandse regering zat behoorlijk in haar maag met deze vrijwilligers, “linkse vechtersbazen” zoals zij in de pers werden bestempeld. Behalve dat het communisten of ultra-linkse elementen waren, was er het probleem dat zij zonder toestemming dienst hadden genomen in vreemde krijgsdienst. In de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap uit 1892 was onder meer bepaald waardoor men zijn Nederlanderschap kon verliezen.“Wie in vreemde krijgsdienst gaat zonder toestemming van de H.M. de Koningin verliest zijn Nederlanderschap.” Ook verloren zij het kiesrecht.

De maatregel vindt zijn oorsprong in de Code Civil van Napoleon. Frankrijk was toen in oorlog met half Europa en vele emigranten streden in de vijandelijke legers tegen Napoleon en daarom was het niet verwonderlijk dat hij deze “landverraders” wilde treffen. Op zijn verzoek werd deze bepaling toen opgenomen. De bepaling werd vervolgens in 1832 weer in onze wetgeving opgenomen. De Belgische opstand van 1830 zal hierbij zeker van betekenis geweest. Aan de hand van deze wet verloren alle Nederlandse vrijwilligers bij vonnis van 26 april 1939 hun Nederlanderschap en werden zij statenloos.

De Nederlandse vrijwilligers hadden geen weet van het juridische steekspel en vertokken goedgeluimd op 4 december 1938 naar hun vaderland. Samen met de andere Nederlandse vrijwilligers kwamen de Beverwijkers Adriaan Kater, Willem Brasser, Gilles Gillebaard en Willem Paalberg op 5 december 1938 in Roosendaal aan. Op het spoorwegstation werden zij begroet door een vertegenwoordiger van de Communistische Partij Nederland, de heer David Wijnkoop.

Aangezien de Nederlandse regering beducht was dat deze ontvangst zou uitlopen op een linkse manifestatie, had zij o.a. verboden om de “Internationale” te zingen.

De meeste vrijwilligers zaten hier niet mee en uit volle borst zong men het lied, “Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan”.

De Beverwijkers zagen pas de volgende dag de Wijkertoren weer terug. In De Wijk werden zij echter niet bepaald feestelijk ingehaald. Allen werden door de politie verhoord en werden de eerste weken na hun terugkomst in de gaten gehouden. Hun namen werden op een lijst van verdachte personen geplaatst en burgemeester Scholtens wilde persoonlijk op de hoogte gehouden worden van hun doen en laten.

Scholtens’ interesse werd wel erg persoonlijk toen Nico van Egmond in december 1939 in het huwelijk trad. De burgemeester stond erop zelf dit huwelijk als ambtenaar van de burgerlijke stand te mogen sluiten. Door dit huwelijk werden namelijk drie lokale historische namen verenigd: Van Egmond (de naam van de bruidegom), Assendelft (de naam van de bruid) en Brederode (de naam van de moeder van de bruid). Als lokaal historicus wilde hij hieraan graag zijn naam verbinden4.

De officiële erkenning van het Beverwijkse college voor de Spanjestrijders kwam ruim 45 jaar later. Op een verzoek van de “Stichting Spanje Monument 1936/39” om een bijdrage, werd namelijk positief geantwoord. De Beverwijkse betrokkenheid wilde men niet ontkennen en men schonk een bedrag voor de realisatie van een monument ter herdenking van de strijd tegen het fascisme in Amsterdam. Tien inwoners hadden aan dit opkomende gevaar een halt willen toeroepen waarbij twee van hen het leven hadden verloren.

Noten:

1.  voorloper van de onze huidige PvdA.

2.  AVK OAB 1927-1933 inv.nr. 186

3.  AVK OAB 1934-1939 inv.nr 157

4.  Tijdens de oorlog in de meidagen van 1940 vluchtte Nico van Egmond naar Engeland. Hier nam hij op 24 september 1940 dienst in het Engelse leger. Hij was o.a. boordschutter en volgens de overlevering was hij een heel goede schutter.
(Geboren Beverwijk 26 juli 1911. Legernummer: I. 3-1/311. 533. Overleden 1982) 

Jaar:
1936 / 1939
Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0