De hofstede Scheijbeek

De buitenplaats Scheijbeek ligt in het zuiden van Beverwijk tegen de grens met Velsen. Tot aan het begin van de 19e eeuw ligt de buitenplaats, toen een hofstede genoemd in de gemeente Velsen. Aan het begin van de 19e eeuw is het grondgebied van Scheijbeek toegewezen aan Beverwijk. Scheijbeek ligt tot aan het begin van de 20e eeuw in een rustig landelijk gebied. Nu is de buitenplaats een groene enclave temidden van drukke verkeersaders en een verstedelijkt gebied.

Een huijs met plantagie aan de schouwbeeck

Het oudste bekende gegeven over Scheijbeek vinden we in het belasting cohier van Velsen uit 1584. In de Kerckbuert ligt dan een zate met erf en zes morgen geestland achter deze zate of hofstede. Deze wordt bewoond en gehuurd door Aernt Hendricxzoon.[1] In 1606 is hij de eigenaar van de zate en noemt zich dan Aernt Heijndricxzoon Brouwer. Onder de Kerckbuert wordt dan verstaan het gebied dat ongeveer het huidige Velsen-noord omvat met uitzondering van het industriegebied aan de westzijde. Op drie maart 1606 verkoopt Aerndt Heyndricx Brouwer aan Aris Auwelszoon uit Schoten een huis met 1,5 morgen land. Het land wordt in het oosten begrensd door de Heerewech, in het westen en zuiden door de Beurwech en in het noorden door de Schouwbeeck van de banscheiding.[2] Met de Schouwbeeck wordt de Scheijbeeck bedoeld waaraan de hofstede zijn naam ontleent. Deze beek vormt de grens tussen Velsen en Beverwijk. Uit de begrenzende wegen en beek maken we op dat we hier te maken hebben met de latere hofstede Scheijbeek.

Aris houdt de zate tot 1613 in bezit. Op 11 februari van dit jaar verkoopt hij het noordelijk gedeelte met huis en plantage aan zijn broer Cornelis Auwelszoon.[3] Het zuidelijke deel verkoopt hij in dit zelfde jaar op één augustus aan Cornelis Dirckxzoon uit Beverwijk.[4] Op 26 april 1614 verkoopt hij het huis met de plantage en de halve morgen land aan Wouter Goverts uit Haarlem.[5] Ook Wouter houdt het huis met toebehoren maar enkele jaren in bezit. Op 10 oktober 1617 verkoopt hij het geheel aan Louris Joostzoon uit Amsterdam.[6] Louris Joostzoon die zich later Laurens Joosten Baeck gaat noemen is in 1570 geboren in Vlaanderen, in het land van Waes. Hij is zeer vermogend, zijn suikerbakkerij staat in de Keizerstraat waar hij aanvankelijk ook woonde. Hij heeft ook gewoond aan de Kloveniersburgwal, vermoedelijk heeft de dichter Joost van den Vondel hier ondergedoken gezeten in 1625. Later heeft hij in een vers zijn dank uitgesproken aan Jacob, een zoon van Lourens Joosten: [7]

`Doen ick vervloeckte waerheyd sprack,

Verstreckte mij Uw vaders dack

Een toevlught, als selfs magen weecken

En deinsden morrend en verstoort,

En weigerden ter noot een woordt,

Voor mijn onnoselheit te spreken.´

Joost van den Vondel verbleef regelmatig op Scheijbeeck waarover hij verzen schreef. Één van de schoonste verzen is de volgende:

O Hofsteé, lustprieel der wijzen,

Hoe heerlijck’ zien wij’ nu alree

Uw hoogh geboomt ten hemel rijzen,

En kijcken over duin in zee

 

De klare Beeck, uit schorre duinen,

Gesproten, om uw achterkant

Uw vijvers, bosch en groene tuinen,

Langs oevers, dicht met ooft beplant

Te laven, met een lieflijck morren

Tot datze valt in ’t Wijcker meer,

Die magh verdrooghen en verdorren

Door ongelegenheit van weer;

Maar ’t elckens zal haar bron ontspringen

Doorluchtiger als Peneus bron,

En ruischen op dit deftigh zingen

Daar Baeck zich bakert in de zon,

Al komt die grijze man te sterven,

Zijn naam zal roem noch leven derven

Lourens Joosten heeft van voor 1625 op Scheijbeek een fraai herenhuis in bezit. In 1625 wordt dit huis afgebeeld in een verzen bundel van Joost van den Vondel. We zien een huis met twee bouwdelen, waar op het rechterdeel een toren staat. Rond het huis ligt een Italiaanse renaissancetuin die in deze tijd in de mode zijn.[8] Het huis is ook gebouwd in de renaissancestijl, het voorste linker bouwdeel is vermoedelijk het oorspronkelijke huis. Het voorste rechtse bouwdeel is ook gebouwd in de renaissancestijl met een typisch hals-geveltje. Dit deel is vermoedelijk  in opdracht van Lourens Joosten gebouwd. Daar op is een toren gebouwd, vermoedelijk om het geheel samen met de kantelen een kasteelachtig uiterlijk te geven. Tevens heeft men vanaf de toren en het dakterras een prachtig uitzicht op de tuin, de omgeving en het nabij gelegen  Wijkermeer. Voor het begin van de 17e eeuw is Scheijbeek ten opzichte van het merendeel van de omliggende hofsteden een riante hofstede of buitenplaats, wat de rijkdom aangeeft van Lourens Joosten.

In 1642 wordt Lourens Joosten ernstig ziek, hij laat op 26 oktober 1642 een testament opmaken. Bij de scheiding van de nalatenschap worden de bezittingen in Beverwijk en de Zijpe toegewezen aan de jongste zoon Laurens. Hij vestigde zich op Scheijbeek waar hij het gehele jaar woonde. De hofstede Scheijbeek wordt in 1648 in plattegrond afgebeeld door Daniël van Breen. Het herenhuis en de tuin zijn ten opzichte van de afbeelding uit 1625 veranderd. Het herenhuis heeft nu drie bouwfasen. Aan de achterzijde van de eerste twee bouwdelen is een smal bouwdeel aangebouwd dat gedekt is door een zadeldak. De tuin is in hoofdlijnen gelijk gebleven maar in detail gewijzigd.

 In 1649 laat  Laurens bij zijn notaris verschillende akten passeren waaronder zijn testament. Hij gaat een lange verre reis maken. Zijn broer Joost of Justus en de kinderen van zijn inmiddels gestorven zusters Catharina en Dieuwertje zouden ieder  1/3 part van zijn bezit erven. Waarheen de reis van Laurens naar toe gaat is niet bekend, maar hij keert niet meer terug. Uiteindelijk zal het enig nog levende kind van  zijn zuster Catharina, Albert Bentus de hofstede Scheijbeeck in bezit krijgen.[9]

Scheijbeek groeit uit tot een fraaie hofstede

Albert overlijdt in 1701, hierna gaat Scheijbeek over naar zijn enige zoon Hillebrant. Deze overlijdt op 21 februari 1708 als laatste van zijn geslacht. Scheijbeek is dan verhuurd aan Jacob Brouwer en wordt toebedeeld aan zijn moeder Brigitta, die enig erfgenaam is.

Als Brigitta in 1721 overlijdt, zijn haar neef Lieve en nicht Catharina Clara Geelvinck de erfgenamen. Zij krijgen ieder de helft van Scheijbeeck toebedeeld. Catharina Clara komt in 1730 kinderloos te overlijden. Zij laat haar helft in de hofstede na aan Lieve. Hij verkoopt de hofstede Scheijbeek op 9 juni 1730 aan Nicolaas Pancras voor 8.000 gulden.[10] Voor 1729 heeft het herenhuis op Scheijbeek weer en ander gedaante gekregen. In de benedenverdieping zijn kozijnen aangebracht met schuiframen die in de mode kwamen aan het eind van de 17e eeuw.  De vrij lage bovenverdieping heeft kleine ramen met luiken die dateren uit het midden van de 17e eeuw of daarvoor. Het voorste deel van het huis wordt nu gedekt door één dakkap. Tezamen zijn dat aanwijzingen dat het huis ontstaan is uit een verbouwing van de oude bouwdelen.

Nicolaas gaat in hetzelfde jaar van aankoop de hofstede uitbreiden. Hij koopt een stuk land genaamd Roosentree dat gehuurd wordt door Jacob Moerbeek en gebruikt wordt als enterij. De Roosentree ligt ten zuiden van Scheibeek en wordt een onderdeel van de hofstede. Daarnaast koopt hij een stuk land in de Meerweide tegenover Scheijbeek aan de andere kant van de Heerenwech. Met de loop van de wegen langs zijn hofstede is Nicolaas niet tevreden. In 1730 vraagt hij aan de schout en schepenen van Velsen toestemming voor het rechttrekken van de weg ten zuiden van de hofstede. Het recht getrokken gedeelte komt te lopen over het land Rosentree. Met het rechttrekken van de weg ten zuiden van de hofstede wordt de kruising van die weg met de Heerenwech verplaatst naar het zuiden. Hierdoor wordt de tuin bij het herenhuis nagenoeg rechthoekig en kan men formele geometrische tuin aanleggen die kan voldoen aan de ontwerpeisen uit die tijd.

Nicolaas overlijdt in 1739 waarna Anna op 11 december 1740 hertrouwt met Jan Lucas Pels heer van Hogelande. Lucas is eigenaar van de nabijgelegen hofsteden Akerendam, Overbeek en het Blauwselhuijs. Al tijdens de wittebroodsweken wordt Jan Lucas ziek, drie dagen later overlijdt hij en laat aan zijn prille echtgenote 4 hofsteden en 432.000 gulden na. Nog in hetzelfde jaar breidt zij op 26 april de hofstede uit door de aankoop van de hofstede Holland op ’t Smalst die ten westen ligt van Scheijbeek aan de Achterwech.[11] In 1744 laat Anna Elisabeth het herenhuis ingrijpend verbouwen en uitbreiden. Aan de achterzijde van het herenhuis verrijst een grote zaal waarin plafondschilderingen van Louis Fabritius Dubourg worden aangebracht. De grote zaal wordt over de Scheijbeek heen gebouwd. Nog steeds stroomt de beek onder de kelders van het gebouw door. Het herenhuis krijgt een fraaie voorgevel in Lodewijk de XV stijl. Ook worden dan de vestibule en het grote trappenhuis gemaakt in de Lodewijk de XV stijl. Ook de tuinaanleg wordt gewijzigd naar de Franse formele stijl die in deze tijd in de mode is.

Anna Elisabeth breidt op 13 december 1747 de hofstede uit door de aankoop van de boerderij het Valkje die ligt ten zuiden van het land Roosentree. Op 11 april 1753 breidt zij Scheijbeek nogmaals uit door de aankoop van de hofstede Schulpen die ligt ten zuiden van de boerderij het Valkje.[12] Zo heeft zij een aaneen gesloten deel van het huidige Velsen-Noord in bezit gekregen dat globaal ligt tussen de huidige Melklaan en de oorspronkelijke grens tussen Beverwijk en Velsen die gevormd wordt door de Scheijbeek. Anna Elisabeth overlijdt op 13 januari 1757 en laat geen kinderen na. De hofstede Scheijbeeck en Holland op ’t Smalst, Het Blauwselhuis en Overbeek gaan over naar haar neef Nicolaas Geelvinck. In zijn tijd wordt de hofstede met zijn huis en tuin door Philip Zweerts uitgebreid in dichtvorm beschreven in Scheijbeeck en Mengelpoëzie (zie bijlage).[13]

In november 1774 is de familie Geelvinck  in diepe rouw gedompeld, op 23 november is Johanna Geertruij, de echtgenote van Nicolaas, overleden. Nicolaas kan zijn verdriet snel overwinnen en vindt de liefde in de persoon van Elisabeth Juliana, gravin van Rechteren tot Gramsbergen. In 1776 trouwde hij met haar en ging wonen in ’s-Gravenhage. Het fraaie Scheijbeek behoudt niet meer hun interesse als zomerverblijf.[14] Op 2 mei 1780 verkoopt Nicolaas de vier hofsteden aan Paul Christiaan Fuchs. Scheijbeek wordt dan beschreven als een hofstede met herenhuis, stalling, koetshuis, oranjerie (het voormalige huis van Moerbeek), koepel, tuinmanshuis, boomgaarden, bossen, plantage’s, bepoting en beplanting.

Paul Christiaan laat het herenhuis opnieuw verbouwen, waarbij de voorgevel opgetrokken wordt in de Lodewijk XVI stijl.[15] Het huis krijgt dan het aanzicht zoals we dat nu kennen.

Paul Christiaan houdt de hofstede 12 jaar in zijn bezit. Dan verkoopt hij het plein en het snipje land bij de hofstede Schulpen op 28 november 1792 aan de voornoemde Daniël Hooft Gerritsz, die eigenaar is van deze hofstede. Op dezelfde dag worden de hofsteden Scheijbeek, Holland op ’t Smalst, Het Blauwselhuis, Overbeek, het bos de Gier, drie stukken land en een stuk geestland genaamd de Belt of Nest en het Bond dat voor de hofstede Westerhout die in Wijk aan Duin ligt, verkocht aan Matthias Temminck. Voor het geheel wordt 37.000 gulden betaald. Matthias houdt de hofsteden tot 8 november 1800 in bezit. Dan woont hij in Leiden en verkoopt de hofsteden aan Evert Jacop van Royen uit Katwijk voor 32.000 gulden.[16]

J. Morren, februari 2003.

Met dank aan:

J. Camfferman, Beverwijk; A. van Dongen, Beverwijk; J. van der Linden jr., Velsen-Noord; J van Venetien, Santpoort.

 

Noten:

1.AVK. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 11.

2.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 87v.

3.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 957 fo. 138r.

4.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 957 fo. 137r.

5.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 17v.

6.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 207r.

7.Ir. R Meischke, Amstelodanum, juni 1958, blz. 124 en 125.

8.Christopher Thacker, Tuinen door de eeuwen heen, Londen 1979 blz. 121 t/m 125.

9.Ir. R Meischke, Amstelodanum, juni 1958 blz. 126 t/m 131. Beverwijk in de Literatuur, Het blad Kennemerland 3-3-1941. 

10.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 49v , 50v, 51v, 56r en Ambachtsbestuur van Velsen inv. nr. 174.

11.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 96r.

12.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 969 fo. 198v en inv. nr. 970 fo. 64r en 66r.

13.Philip Zweerts, Gerit Tielenburg boekverkoper in de Gasthuismolenstraat, Amsterdam 1759.

14.Ir. Meischke, Amstelodanum, juni 1958 blz. 132.                          

AVK. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 604.

15.De periode van de verbouwing is gebaseerd op de periode van de bouwstijl.

16.AVK. ORA. Velsen, inv. nr. 973 fo. 6v.

 

Tags

Reageren