Agatha Pieters Deken

Agatha Pieters Deken werd in 1741 geboren in Nes aan de Amstel. Haar exacte geboortedatum is onbekend, maar vaststaat dat zij op 10 december van dat jaar werd gedoopt. Zij is de dochter van Pieter Teunisz Deken (1700-1745), een veeboer, en Geertruy Bebber (gestorven 1745).

Wees
Deken werd op haar vierde wees, doordat haar beider ouders overleden. Haar familie kon haar niet opvangen. Deken groeide op in het Amsterdamse weeshuis ‘De Oranje Appel’, dat was gevestigd aan de Huidenstraat 2. Ze kreeg hier, dankzij het betalen van een entreeprijs, bekostigd uit haar erfenis,  een degelijke opleiding en bleef in het weeshuis wonen tot haar zestiende jaar. Daarna verdiende zij haar geld als gezelschapsdame voor oudere dames.

In 1770 trok Deken in bij haar vriendin Maria Bosch, als ziekenverzorgster. Samen met Bosch schreef Deken de bundel Stichtelijke gedichten, dat in 1775 werd gepubliceerd. Twee jaar daarvoor was Bosch al overleden.

Betje Wolff
Deken leert Betje Wolff kennen in 1776. Na eerst gecommuniceerd te hebben per brief, ontmoetten ze elkaar in oktober voor het eerst.  Een jaar later overleed de man van Wolff. Wolff verhuisde hierop van de Beemster naar De Rijp, waar zij ging samenwonen met Deken. Sindsdien werkten de dames samen. Hoe het proces van samen schrijven er precies uit heeft gezien, is nooit duidelijk geworden.

In 1781 kocht Deken, van een erfenis van ruim 13.000 gulden, het buitenhuis Lommerlust in Beverwijk. In het tuinhuisje in de tuin schreven de dames. Hun eerste succes was het liedboekje Economische liedjes, dat in 1781 verscheen. Het liedboekje was bedoeld voor de werkende en lezende bevolking van Nederland, als een soort ‘oppepper’. Wolff en Deken waren vanaf het eerste uur maatschappelijk geëngageerde schrijvers. Zij stelden in hun eerste werk het thema ‘vaderlandsliefde’ aan de orde. In hun daaropvolgende romans kwamen ook religie, opvoeding en het huwelijksleven aan bod.

De definitieve doorbraak van Wolff en Deken kwam een jaar later met de eerste Nederlandse briefroman De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Deze roman bevat de brieven van, aan en over de jonge, levenslustige, ongehuwde Sara, die in de val wordt gelokt door de heer R.

Frankrijk
De schrijfsters werden zo populair dat hun tuinhuisje veel bekijks trok onder het volk. Zo klaagde Betje Wolff over het aantal mensen dat naar hen kwam kijken tijdens het schrijven. Ondanks dat verschenen er nog twee romans van hun hand: in de jaren 1784-1785 Historie van den heer Willem Leevend en in de jaren 1793-1794 Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Hun laatste roman schreven zij in Frankrijk. In 1787 sloegen de dames op de vlucht naar Frankrijk, nadat de stadhouder de patriotten uiteen had geslagen. Wolff en Deken waren beide fanatiek aanhanger van de patriotten. Zij verkochten het buitenshuis en hun inboedel en zij vluchtten met een Franse vriendin naar midden Frankrijk.

In 1797 keerden Wolff en Deken – uit geldgebrek - terug naar Nederland. Zij vestigden zich in Den Haag. Zij schreven het tijdschrift Politique Afleider, dat nooit werd gepubliceerd, aangezien er door een staatsgreep een gematigd bewind aan de macht kwam.

Aagje Deken overleed op 14 november 1804, negen dagen nadat Betje Wolff stierf. Deken werd begraven op de begraafplaats Ter Navolging in Scheveningen. Deken stierf ongehuwd en kinderloos.

Deken heeft, tijdens haar leven en daarna, altijd in de schaduw gestaan van Wolff. Critici wijzen Wolff aan als ‘hoofdauteur’ en wijzen de saaie, belerende passages toe aan Deken.

Bijnaam / pseudoniem:
Aagje Deken
Functie / titel:
Schrijfster
Geboorte- en sterfdatum:
10 december 1741 / 14 november 1804
Plaats geboorte:
Nes aan de Amstel
Plaats sterven:
Den Haag
Sekse:
Vrouw
Woonplaatsen:
Nes aan de Amstel, Amsterdam, De Rijp, Beverwijk, Trévoux, Den Haag
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0