De terugkeer van de ketubah (2)

De kelders onder sommige panden aan de Harstenhoekweg zijn ware gewelven, waarin een volwassen persoon met gemak rechtop kan staan. Alleen zijn veel van die onderaardse vertrekken in de loop van de tijd volgestort met puin en duinzand. Wanneer dat heeft plaatsgevonden, valt niet met zekerheid te zeggen.

Het kan zijn gebeurd tijdens de evacuatie van Scheveningen begin 1943, maar de aarde is mogelijk ook gaan schuiven door een latere bominslag verderop in de straat. Toen de familie na de oorlog terugkeerde in het geëvacueerde stadsdeel dacht niemand nog aan de volgestorte kelders, en nieuwe bewoners zullen het bestaan ervan eveneens niet hebben vermoed.

Oude kranten

In het familiehuis van zijn grootmoeder kwam Alexander van der Linden terecht tussen de puinhopen van een oude opslagruimte, met overal zand en steen – en stoffige spinnenwebben. Hij kon de ratten bijna horen rondrennen, maar dankzij de felle lamp in zijn hand bleef het ongedierte op afstand. Door het gebrek aan bewegingsruimte moest hij met een gebogen rug voortkruipen.

Het duurde niet lang voor hij tussen het puin stukken aantrof van oude kranten, die dateerden uit de jaren dertig en de erop volgende oorlogsperiode. Die zullen na lezing in de stortplaats on der het huis zijn weggeborgen. De inhoud bleek niet bijster interessant, maar lezend over de periode waarin ook zijn joodse voorouders werden vervolgd, had Alexander het gevoel in een tijdmachine te zijn terechtgekomen.

Na de onpersoonlijke fragmenten uit de oude kranten viel zijn oog op documenten uit de nalatenschap van vroegere bewoners van het pand. Het ging om bankafschriften en rekeningen op naam van Isaac van Leeuwen, die hij deels nog kon lezen.

Ketubah

Niet veel later stuitte hij op een recept uit een meer dan zeventig jaar oude aflevering van het Nieuw Israëlitisch Weekblad, wat hem een schok van herkenning gaf. Het zou toch niet zo zijn dat er in deze woning ook in die tijd al joods mensen hadden gewoond, bedacht hij zich.

De gedachte bezorgde hem een gevoel van opwinding, vermengd met het besef dat zich hier dan tijdens de oorlog een tragedie had afgespeeld. Hij realiseerde zich ter plekke met hoeveel kracht de nazi’s het hart van Joods Scheveningen hadden uitgerukt. Alle reden voor hem om nog fanatieker te graven tussen het zand en de gebroken bakstenen.

Op een zeker moment viel zijn oog op een verfrommeld blad papier dat tussen het puin uitstak. Nog voor hij het document had opengevouwen, realiseerde hij zich dat hij een ketubah in zijn handen hield, een door het ongedierte aangevreten joods huwelijkscontract.

Rabbijn Katzman

De tekst was, zoals het hoort, opgesteld in het Aramees en het Hebreeuws, en gedagtekend te Amsterdam op 22 november 1928. Tussen de aangevreten passages waren zelfs de namen van het echtpaar nog te onderscheiden: Isaac van Leeuwen en Judith de Groot.

Alexander vroeg zich meteen af of het verleden hem soms een loer draaide. Zo niet, dan had hij een verbindende schakel gevonden tussen de geschiedenis van zijn joodse familie en die van het historische pand aan de Harstenhoekweg. Hij bevond zich immers op het vertrouwde speelterrein van zijn jeugd.

Zijn eerste impuls was om hulp te zoeken bij de rabbijn Shmuel Katzman, die destijds om de hoek in de Haagsestraat woonde. Zo gezegd, zo gedaan. Samen met de rabbijn transcribeerde hij de teksten op de fragmenten van het huwelijkscontract. Een paar maanden later liet hij het document inlijsten, als betrof het een eigen stuk erfgoed.

Isaac van Leeuwen

De avond van zijn vondst voelde Alexander zich sterk verbonden met het gezin dat hier begin jaren veertig had gewoond. Het besef dat zij de geschiedenis van een huis deelden, heeft hem nooit meer verlaten. Hij dwaalde door de kamers van de gestripte woning en ervoer hun aanwezigheid in de ruimtes waar ook zij ooit rondliepen.

Al die tijd hoopte hij maar één ding: dat zij het hadden overleefd en hij hun het huwelijkscontract op een dag zou kunnen teruggeven. De echtgenoot van de trouwakte, Isaac van Leeuwen, wist hij te achterhalen via de website van het United States Holocaust Memorial Museum in Washington.

De man was in 1941 met een van de eerste transporten naar Westerbork vertrokken, met de belofte dat in ruil voor zijn vrijwillige vertrek zijn familie gespaard zou blijven. Alleen hebben deze hem nooit meer teruggezien, want hij werd vermoord in Auschwitz.

Verenigde Staten

Zijn vrouw Judith was tijdens de oorlog werkzaam als wapenkoerier voor het verzet, en hun dochters Elly Rachel (1931) en Rachel Elly (1936) gingen beiden in onderduik en overleefden de oorlog – net als hun moeder. Na de oorlog keerde Judith terug naar Scheveningen, waar zij als gevangenisbewaarder werkte op een afdeling voor vrouwelijke collaborateurs.

Zij hertrouwde met Freerk Simons, terwijl haar dochter Elly in het huwelijk trad met Louis Moses, met wie ze verhuisde naar Israël. Het echtpaar woonde korte tijd in Chulia, een kibboets met overwegend Nederlanders in het noorden van Israël. Later woonden ze in Haifa, om in 1956 terug te keren naar Nederland vanwege het vroege overlijden van haar moeder dat jaar. 

In februari van het daaropvolgende jaar is het echtpaar geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Op de geraadpleegde website van het museum troffen we een deel van de familiegeschiedenis aan, met vier foto’s en een filmpje waarop Elly van Leeuwen kort te zien is. (1)

Aan de andere kant van de oceaan liep het spoor van zijn zoektocht naar het gezin Van Leeuwen dood. Een effect van zijn naspeuringen was echter wel dat Alexander van der Linden zich met een schok realiseerde dat hij nauwelijks iets wist over het verleden van zijn eigen familie.

Wat was er gebeurd met al zijn joods voorouders, zowel voor als tijdens de oorlog? Zijn grootmoeder wilde nooit over die beladen tijd praten en de verhalen die er rouleerden bestonden uit brokstukken uit de familieoverlevering. Niemand kon een samenhangend beeld schetsen van de joodse lijnen die zo nadrukkelijk door hun bestaan in Scheveningen liepen.

Door de vondst van de ketubah ontwaakte bij Alexander het bewustzijn dat hij meer te weten moest zien te komen over zijn eigen familieverleden. Precies op dat moment ontmoetten wij elkaar tijdens een joodse herdenkingsdienst en begon een gezamenlijke zoektocht naar de historische bewoners van het pand op nummer 151.

 

Foto 1: Judith van Leeuwen-de Groot (met dochter Elly op haar arm) met vrienden in Den Haag, circa 1932 (Collectie United States Holocaust Memorial Museum), foto 2: Elly (links) en haar zusje Chellie in de erker van hun huis aan de Harstenhoekweg 151, circa 1939. (Collectie United States Holocaust Museum), foto 3: Isaac van Leeuwen zittend voor zijn barak in kamp Westerbork, met de gele ‘Jodenster’ op zijn jas genaaid (circa 1941). Hij meldde zich vrijwillig voor Westerbork, ervan overtuigd dat zijn vrouw en twee dochters dan met rust gelaten zouden worden. Hij is later omgekomen in concentratiekamp Monowitz. Zijn vrouw Judith liet hun twee dochters onderduiken bij twee verschillende families en sloot zich zelf aan bij de ondergrondse als wapenkoerier. Zij hebben alle drie de oorlog overleefd. (Collectie United States Holocaust Memorial Museum), foto 4  Huwelijksfoto van Isaac van Leeuwen en Judith de Groot (Amsterdam, 1928), door hun kleindochter Judy Carrig uit Amerika op 15 februari 2014 per e-mail opgestuurd.

  1. Kleindochter Nan (van der Linden) vertelde dat ook zij katholiek gedoopt is, maar zich ergens rond 2010 per brief heeft uitgeschreven. Het katholicisme lag dus niet goed in deze joodse familie.

Boek Wim Willems

Tags

Reageren