Biografieën onder de loep, 3 - Sam van den Bergh en de Joodse bewoners van de Harstenhoekweg

In de derde aflevering van Biografieën onder de loep in de Haagse Kunstkring stonden Sam van den Bergh en de Joodse bewoners van de Harstenhoeksweg centraal. Pim Reinders en Wim Willems gaven nadere uitleg over de boeken die zij geschreven hadden. Bas Kromhout, auteur van een boek over Henk Feldmeijer, voorman van de Nederlandse SS, en een boek in wording over Hendrik Verwoerd, de voormalige premier van Zuid-Afrika, was de gespreksleider.

Kromhout gaf aan dat de avonden gaan over de biografie als genre. Is de biografie iets wetenschappelijks of is het meer kunst? Verder legde Kromhout de vraag voor: Wat maakt een biografie een biografie? Moet het altijd over een persoon gaan? Bestaat er zoiets als een biografische methode? En welke levens zijn het waard om te worden beschreven? Op deze avond werd daarop gereflecteerd door middel van de beschrijving van de levens van Sam van den Bergh en de joodse bewoners van de Harstenhoekweg in Scheveningen. Pim Reinders, biograaf van Sam van den Bergh mocht beginnen, hij had mede het biografieprogramma (met Ellen Fernhout) opgezet. Kromhout: “Pim Reinders heeft boeken geschreven over reclame- en affichekunst, waterbeheer en voedingsgeschiedenis. In dat verband is hij de hele wereld over geweest om de kwaliteit van ijsco’s te beoordelen.”

Margarinefabrikant

Reinders begon met een plaatje met de wat vreemde tekst ‘Verbreed de reet’. We zouden later begrijpen wat hij er mee bedoelde. De titel van zijn biografie luidde ‘Steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar’, Sam van den Bergh, (1864-1941, grootindustrieel’, het boek was verschenen in 2016. Reinders: “Boven de deur van Sam van den Bergh, margarinefabrikant, stond die tekst ‘Steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar’. Sam gruwde van klassenstrijd, kapitaal en arbeid moesten samenwerken. Hij was de wegbereider van Unilever, dat zijn oorsprong had in Oss. Hij werd de ‘aartsvader’ van het bedrijfsleven. Hij is overleden in 1941.”

Er verschijnt een plaatje op het scherm van een portrettekening door Rosa Spanjaard van Van den Bergh, in rood krijt. Deze tekening is ook op de omslag van het boek gekomen. “De tekening is gemaakt in het buitenverblijf van het gezin Van den Bergh, Villa Arcadia in Nice.” Reinders had weinig persoonlijk bronnenmateriaal over zijn hoofdpersoon. “Ik had Sam graag wat meer als een man van vlees en bloed beschreven, maar dan had ik moeten gaan verzinnen, dan was het meer een ‘Vie romancée’ dan een biografie geworden, maar zoals Huizinga al zei: ‘Een Vie romancée is geen geschiedschrijving’.” Wel gebruikte Reinders wel beschikbare bronnen zoals het Gastenboek van de Villa Arcadia van 1928-1941, ansichtkaarten van zijn chauffeur en Betsy (zijn vrouw) , menukaarten, verslagen in kranten en bladen. Voorts cartoons (hij was van 1905 tot 1938 Eerste en Tweede kamerlid), onder andere een van Albert Hahn, we zien het op het scherm. Reinders startte, augustus 2013, met de korte levensschets van 70 pagina’s die Betsy een jaar na zijn dood schreef.

Jeanne van Schaik-Willing

Hij beschikte over 1900 familienamen. Via het Centraal Bureau voor de Genealogie (CBG) ging hij op zoek naar nakomelingen van personeelsleden om meer documenten te krijgen. Er waren redelijk wat foto’s van Sam. We zien een foto van Sam kruipend onder het prikkeldraad in de duinen in het bijzijn van kleindochter Els. Een filmfragment van een feest ter gelegenheid van 30 huwelijk van Sam en Betsy komt voorbij. Reinders stuurde verzoeken om informatie naar de achterkleinkinderen die zich in Nederland, Engeland en de Verenigde Staten bevonden. Hij kwam een stuk van toneelcritica en schrijfster Jeanne van Schaik-Willing tegen, een nicht van een vriendin van Betsy, waarin de diverse facetten van de werkzaamheden van Sam treffend beschreven werden. “Dat is een goed uitgangspunt” dacht Reinders, “hiermee kan ik echt beginnen. Ik ging Jeanne’s palet tot leven brengen.” Een ander richtsnoer was de familiaire solidariteit tussen vier van de zes broers waarmee hij het margarine imperium opbouwde. Pim zou ze gaandeweg de margarinebroers gaan noemen. Ook verwanten verder in de familielijn zaten in het bedrijf.

Daarnaast waren er 730 namen van niet-familieleden die nader onderzocht moesten worden, met voorop Anton Jurgens, ook uit Oss. Jurgens was zijn grote concurrent, en nadat ze besloten hadden samen op te trekken, medewegbereider van Unilever. Er komen plaatjes van oude bekenden op het scherm: Oud, Troelstra, Colijn, Aletta Jacobs, Charlotte Salomon en Menno ter Braak.

Jodendom en zionisme

In 1869 werd de margarine uitgevonden, in Parijs. Hiermee konden brede lagen van de bevolking aan hun noodzakelijke vetten komen. Fabrikanten zagen hun kans en ontwikkelden hun eigen procedé. Hoe ging het met van den Bergh’s fabriek, ging het altijd goed, of had hij ook weleens tegenslag, hoe sterk was de concurrentie? Reinders: “Ik ging van macro naar micro en weer terug.” Daarnaast was Van den Bergh op vele terreinen actief: hij zat ruim 20 jaar voor de liberalen in het parlement, hij was betrokken bij het jodendom en het zionisme, zat in het internationale parlement van de Jewish Agency en gaf hulp aan joodse vluchtelingen uit Hitler-Duitsland. Als mecenas gaf hij bijdragen aan diverse charitatieve instellingen. Ook dat moest onderzocht worden.

Dan de leefomgeving. Waar ging hij naar school, waar woonde en werkte hij? Er komt een plaatje voorbij van Villa Wildvang in Wassenaar, nu de ambassade van Iran. Ook deed hij onverwachte ontdekkingen. “Bij kleindochter Ada nam ik een volle doos stukken door. Helemaal onderin zag ik een groen schriftje. Daarin was de vlucht van Nice naar Bayonne beschreven. Daar lag een schip naar Porto klaar. Ada ging wel, maar Sam uiteindelijk niet. Hij zag een schip niet zitten en had bovendien geen visum. Toen ik dat las zat ik even in de geschiedenis zelf.” Een ander bijvangst was Mien van Embden, de echtgenoot van de Leidse hoogleraar Leopold van Itallie, zij was zeer actief, onder andere in de Vredesbeweging. Een foto van Mien en de ‘Nooit Meer Oorlog Federatie’ komt voorbij. 

Simon Vestdijk vond dat historici zich te veel met de feiten bezig hielden, daarom verschenen er te weinig goed leesbare boeken van hun hand. Reinders vertelt dat hij daar wel naar streefde. “Met de inzet van fantasie en inbeelding kom je tot andere verbanden en inzichten, dan als wanneer je alleen ‘institutioneel’ te werk zou gaan. Het wordt een rijker verhaal.” Inbeelding leidt tot betere uitbeelding. De volledige historische waarheid bestaat niet. Is inbeelding verbeelding? “Nee, verbeelden is echt verzinnen. We moeten kijken naar ‘de reet tussen de gordijnen’: dat is de werkelijkheid. We kunnen ook zeggen: ‘verbreed de reet.’”

Harstenhoekweg 111

Het woord was aan Wim Willems, tot voor kort hoogleraar sociale geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij heeft onder meer een biografie geschreven van Tjalie Robinson en is nu bezig met een biografie van Ru Paré, een kunstenares die actief was in het verzet. Daarnaast schrijft hij biografische portretten in het tijdschrift ’Haagse historie’, waarvan Bas Kromhout de hoofdredacteur is. Het boek over Ru Paré verschijnt op 25 april. Willems: “Zij heeft 52 joden gered in de oorlog, daarnaast was ze actief lid van de Haagse Kunstkring.” Maar vanavond is zijn (en Hanneke Verbeek’s) boek ‘Hier woonden wij. Hoe een stad zijn joodse verleden herontdekt’ aan de orde.

We zien een foto van het pand Harstenhoekweg 44, het was ooit een synagoge. Op Harstenhoekweg 111, vond Corien Glaudemans, medewerker van het Haags Gemeentearchief in de kelder dozen met papieren over drie families, allen joods en weggevoerd door de Duitsers.Het waren de families Boutelje, Hausmann en Barsam. Glaudemans schakelde Willems in. Willems: In de jaren 1940-’41 woonden er 53 joodse families op de Harstenhoekweg. Ze zijn allemaal weggevoerd door de Duitsers. Op in totaal 179 adressen bleken in de loop der jaren 63 joodse gezinnen te hebben gewoond. De geschiedenis van hen is weggevallen door de evacuatie van Scheveningen in 1942.” 

De stichting Open Joodse Huizen, een initiatief van het Joods Historisch Museum vroeg Willems in 2013, toen hij een paar maanden aan de gang was, wat te vertellen over zijn naspeuringen in de kelder van het pand Harstenhoekweg 111. Willems: “Vlak daarvoor had een in Israël wonende achterkleindochter van de familie Barsam, Efrat Zehavi, mij benaderd. Zij had een foto van de familie in de oorlogsjaren gestuurd en vertelde thuis, in Jeruzalem, nog een doos met foto’s te hebben. Onder andere was daar een foto van haarzelf en haar broertje. Zij in Schevenings kostuum met een kapje en haar broertje met een soort carnavalspak. ‘Een deel van onze identiteit was Hollands’, vertelde ze erbij. Ook Efrat was erbij op die Open Joodse Huizendag.

450 joodse families

Willems raakte ervan overtuigd, met alle extra informatie, dat hij moest focussen op de straat. Er waren diverse hotels, en in die hotels vonden ‘shul’ diensten plaats. Hoe waren al die joodse mensen in Scheveningen gekomen? Velen van hen bleken uit België te komen, onder hen veel diamantbewerkers. Vanwege de oorlog verlieten 1000 joodse families het land. Je zou verwachten dat ze naar Amsterdam gingen, maar ze gingen voor een groot deel naar Scheveningen. Amsterdam was vervuild en er was moeilijk aan woningen te komen. Scheveningen was een chique badplaats, dat trok, en bovendien stonden vanwege de oorlog vele pensions en huizen leeg. Met behulp van woning- en gezinskaarten (waarbij hij zocht naar de aanduiding Nederlands-Israëlitisch) werd duidelijk dat in de periode 1914 – ’40 450 joodse families op de Harstenhoekweg hadden gewoond, in totaal 1400 personen. Na verloop van tijd ontstond er een joodse infrastructuur met bakkers/ slagers etc.

Willems en Verbeek wilden om aan extra informatie te komen het onderwerp tot leven wekken en besloten tot een publiciteitsoffensief. Er kwam een site met alle panden erop – met een panoramafoto. Als mensen op een groen rondje drukten kregen ze informatie die bekend was van het pand. Er werden artikelen / interviews aangeboden in bladen, in binnen- en buitenland, onder andere de Jerusalem Post. In samenwerking met studenten van de Koninklijke Academie kwamen er door de hele stad posters en kaarten te hangen. Gesteund door tips van Rolf Nihom kwam ook van allerlei boven water, onder andere Abi Lipschütz, een man met een groot geheugen, die in Texas een boek had geschreven met zijn herinneringen, waaronder ook Scheveningse. Ze wilden hem in Texas gaan opzoeken, maar hij bleek al twee jaar overleden. Dat nam niet weg dat de familie Lipschütz, met aartsvader, Chaim Simon uit Galicië (Polen), steeds meer in beeld kwam. Op het scherm zien we een foto van diverse leden van de familie Lipschütz in de branding aan zee. Verbeek en Willems gingen naar Israël, de familie Zehavi opzoeken.  

Van de familie Boutelje werden brieven gevonden bij het NIOD, onder andere correspondentie van Michel Boutelje met zijn tante. Via de dochter van een lid van een christelijke kibbutz in Israël kreeg Hanneke Verbeek ook foto’s van de familie Boutelje. Onder andere een foto van Michel in zijn vioolatelier aan de Prinsegracht in Den Haag. Via het Jewish Memorial Museum in Washington kwam er een foto van het Noordzeehotel binnen en Isaak Leib Amkraut, die daar verbleef. Willems: “Leve het Internet! Zo kregen we van iedereen een foto. Maar het wel de hoogste tijd, als je nu niet gaat verzamelen is het definitief weg.”

Verfijnde geschiedschrijving

Het woord was aan de zaal. “Is het boek over de Harstenhoekweg wel een biografie?” Pim Reinders: “Ook een groepsportret hoort erbij. Ik heb ook wel een opportunistische reden gehanteerd om Wim Willems erbij te halen: het was een Haags onderwerp.” Willems: “Geschiedenis gaat ook over mensen rondom de persoon die je hebt uitgekozen. Het verhaal van Ru Paré is interessant voor de kleinkinderen van de mensen die zij gered heeft.” Reinders: “In biografen vakkringen is er een ommezwaai geweest. Met verhalen die meer op personen en hun relaties focust krijg je andere inzichten dan met de institutionele benadering, je krijgt  veel verfijndere geschiedschrijving. Wat betreft de Harstenhoekweg zou het een doorbraak zijn als je ook de (niet-joodse) mensen die tussen de joden woonden gaat beschrijven. Dan krijg je het hele plaatje.”

Willems: Toen de Haagse Courant nog een echte krant was, schreef ik veel stukjes over de geschiedenis van buurten en mensen in de buurt. Daarop kreeg ik veel reacties, er was sprake van identificatie. Als je datzelfde verhaal met institutionele bronnen had verteld was het een beeld van buitenaf geworden, en nooit beeld van binnenuit.” Reinders onderschrijft dat: via de invloed die bepaalde personen als Van den Bergh hebben, kun je belangrijke zaken beschrijven.” Uit de zaal aan Willems: Wil je emancipatorisch groepen een stem geven? Willems: “Iemand moet staan voor een grotere categorie. Dat was het geval bij Tjalie Robinson. Bij het boek van Onno Blom over Wolkers is dat ook het geval. Blom zit bovenop zijn bronnen. Niet voor niets zijn er 60.000 boeken verkocht. Ru Paré staat voor de onzichtbare verzetsnetwerken, waarin vrouwen een essentiële rol speelden.” Je kunt ook een correctie plegen op al lopende geschiedschrijving. De gedachte is dat joodse mensen die uit de concentratiekampen terugkwamen niets meer van hun bezittingen terugvonden, het was allemaal verpatst. We hebben vele voorbeelden dat zij hun huisraad wel degelijk terug hebben gekregen van mensen die het goed bewaard hebben.”

Laatste opmerking uit de zaal: “Goede biografieën komen er door historici die goed kunnen schrijven.” Willems: “Ik heb mezelf lang moeten scholen voordat ik Tjalie Robinson’s biografie durfde te schrijven, dat deed ik pas toen ik 45-50 was.” Dat zelfde blijkt het geval te zijn bij Pim Reinders voor zijn biografie van Sam van den Bergh.

Foto 1: De familie Lipschütz in de branding, Scheveningen

https://www.haagsekunstkring.nl/index.php/voorstellingen/805-biografieen-onder-de-loep-1

 

   

Reageren