Cultuur & Europa (11), Steve Austen

Cultuur en culturele identiteit na het Verdrag van Amsterdam

De opflakkerende discussie over identiteit heeft me enigszins verbaasd. Nu zelfs premier Balkenende bij gelegenheid van de troonrede pleit voor een bezinning op de nationale eigenheid ‘juist in een groter Europa’ (NRC 16 sept. j.l.) kun je alhaast spreken van een Hot Issue. Voor zover ik mij kan herinneren was dat voor het laatste het geval zo rond 1984.

Naar nu blijkt hebben de discussiebijdragen van destijds, bijvoorbeeld die van Maarten Mourik of van Lolle Nauta, een zeer gering aantal mensen bereikt. Toch stond er zo nu en dan een artikel in NRC-Handelsblad en waren de werken van Abram de Swaan, Hans-Magnus Enzensberger of Edgar Morin gewoon verkrijgbaar in vrijwel iedere boekhandel.

Hypocrisie

Was het misschien een iets te vrijblijvende discussie? Zeker, enige zorg om de riante positie waarin de Nederlanders in het algemeen en de kunstwereld in het bijzonder zich bevonden werd niet opportuun geacht. Het was een opportunistische tijd, die mooie jaren voor de officiële perestrojka, toen De Muur nog recht overeind stond.

Wij, prettig toevend aan de zonzijde, en zij, onze vrienden, op veilige afstand, goed bewaakt door de toenmalige socialistische regimes achter het IJzeren Gordijn. Dat moest zo snel mogelijk worden opgeruimd, daar waren onze vrienden en wij het roerend over eens.

Overigens zou het zo’n vaart niet lopen,dus wij konden dromend of klagend achter ons glas bier blijven zitten en er nog een nemen op de toekomst. Die toekomst ligt nu al jaren achter ons. Eindelijk beginnen wij ons te realiseren dat er iets veranderd is. Een lichte paniek is het gevolg. Een zekere mate van hypocrisie eveneens.

Aad Nuis

Kennen we niet allemaal de geluiden dat het culturele leven in Nederland geen negatieve invloed zou ondervinden van de nieuwe Europese vrijheid? De inspanningen van onderzoeksinstituten, overheden, kunstenaars en intellectuelen om zoiets als een ‘nationaal debat’ op gang te brengen over het verschijnsel internationalisering hebben nauwelijks weerklank gevonden.

Hoewel, dat is ook weer niet helemaal waar. Het budget voor internationale culturele betrekkingen is ná de val zéér aanzienlijk verhoogd. Met het aantreden van Aad Nuis als staatssecretaris van Cultuur werd zelfs een ècht internationaal beleid geïntroduceerd. Onder de naam Nederland Vrijhaven zou eindelijk de internationale praktijk van Nederlandse kunst –  en cultuurinstellingen serieus ondersteund worden.

Terug naar Holland Promotion?

Nog voor dit nieuwe beleid op de rails gezet kon worden, was het alweer van de baan. Van der Ploeg en Sorgdrager gaven het de genadeklap; vooraanstaande instellingen met grote internationale ervaring werden buiten het Kunstenplan gehouden. De directeur van het Theater Instituut Nederland stapte uit protest tegen deze kapitaalvernietiging op.

Wie goed om zich heen kijkt, kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat we meer nationalistisch zijn geworden, zeker vergeleken met de jaren zeventig. Europa was toen nog geen gangbaar begrip. Toch was internationalisme heel gewoon. Amsterdam wentelde zich in het genotvolle besef dat aalles hier gebeurde.

Als je wilde meetellen moest je in Amsterdam geweest zijn. De subsidiegever was er trots op iets te kunnen toevoegen aan de artistieke oriëntering van de ‘lokale kunstenaars’. Kom er nog maar eens om.

Holland promotion

Zo is ondanks een eenmalige poging in het begin van de jaren negentig de gemeenteraad van Amsterdam er nog steeds niet in geslaagd geld voor het onderhouden van internationale culturele betrekkingen op de begroting op te nemen.

Steeds meer hoor je –  off the record natuurlijk – dat er in de vele adviescommissies een huivering bestaat voor internationaal werk in het algemeen en het moeizame proces van internationale samenwerking in het bijzonder. Moeten we het geld niet eerst en vooral steken in voorstellingen en producties van eigen makelij, die een liefst omvangrijk buitenlands publiek bereiken?

Het lijkt er verdomd veel op. Daarmee zijn we terug bij de pure Holland promotion van de jaren van de Wederopbouw na de oorlog. Zonder incidentele ondersteuning van de moeizame maar vruchtbare internationale projecten van enkele volhouders is het eind van de Nederlandse oriëntatie in zicht.

Boterbabbelaars

Zonder kennisneming van interessante ideeën, ervaringen en voorstellingen uit andere landen kun je onmogelijk verwachten dat onze kunstenaars veel uitnodigingen ontvangen. Die komen namelijk tot stand door persoonlijke contacten, hier in Nederland. Een van de belangrijkste festivalorganisatoren vroeg me laatst: ‘Waar zijn toch al die jonge Nederlandse dansgroepen gebleven?’

Ik schrok me rot. Ze zijn verdwenen uit de meeste programma’s. Zo snel gaat het dus. Wat te doen? Is er nog hoop? Het hangt er maar van af. Een kwestie van positie bepalen. Waar willen we bijhoren? Willen we ergens bijhoren? Een kwestie van identiteit.

Wie zou toch ooit bedacht hebben dat onze culturele identiteit het best tot haar recht komt als illustratie op koektrommels, chocoladerepen, boterbabbelaars en kruidkoeken? Kennelijk is er een manifeste behoefte geweest om ons van onze buren te onderscheiden. Bij gebrek aan genetische of etnische verschillen neem je je toevlucht algauw tot symbolen.

Door tulpenvelden lopende kaasboeren

Tot clichés – desnoods vind je ze uit. Zo ongeveer moet het wel geweest zijn. Natuurlijk, als landen zich nog van elkaar willen onderscheiden, kan dat maar het beste door hun cultuur. Logisch dus, zou je zeggen, die reconstructiedrang  van zoiets als de ‘culturele identiteit’, zeker in de kersverse democratieën in Midden–  en Oost-Europa.

Pas als er zoiets als nationale culturele samenhang is gecreëerd, kan aandacht gevraagd worden voor de onvermijdelijke volgende stap: de rol van het individu. De culturele identiteit wordt dan gevormd door de manier waarop de inwoners, ook kunstenaars, zich gedragen, los van nationale symbolen, ieder op zijn eigen wijze. Het zal dus wel loslopen, zou je denken.

Toen het Duitse weekblad Der Spiegel enige jaren gelden de Nederlanders een kritische spiegel voorhield, was het land opeens weer véél te klein. ‘Hollanders zijn op klompen door tulpenvelden lopende kaasboeren die in hun vrije tijd diamanten slijpen’, zo ongeveer luidde de samenvatting van dat artikel. Zo hoor je het eens van een ander, zou ik bijna geneigd zijn te denken.

Kaas- en klompenmaffia

Weer zo’n gemene streek van die rotmoffen. De werkelijkheid is anders. Gelukkig realiseren zich steeds meer mensen zich dat. Het platte imago dat Nederland in Duitsland heeft, hebben wij voornamelijk te danken aan de 18e en 19e eeuwse clichés die wijzelf ten koste van alles al jarenlang in het buitenland dumpen.

Honderden, misschien wel duizenden landgenoten hebben zich op kosten van u en mij decennia lang onledig gehouden met het bevorderen van misverstanden, terwijl ze het tegenovergestelde geacht werden te doen. Het lijkt de CIA ten tijde van Nixon wel.

Wie was er verantwoordelijk voor deze systematische debiliseringscampagne? Degenen onder u die ooit beroepshalve of per abuis in contact zijn gekomen met een lid van de kaas- en klompenmaffia kan ervan meepraten. Geen middel werd geschuwd.

Van Kuala Lumpur tot Oezbekistan

 Zodra de ‘dienst’ er lucht van kreeg dat er ergens in het buitenland een culturele manifestatie dreigde plaats te vinden, kon je er de donder op zeggen dat de galerie, het theater, de concertzaal of het museum bezocht werd door enige stellen in fantasieklederdracht gestoken Hollandse kaasmeisjes.

De dienst beschikte daartoe over hele kaartenbakken Hollandse schonen die, van Kuala Lumpur tot Oezbekistan, tegen enige vergoeding bereid zijn te doen alsof ze niet kunnen praten, maar alleen glimlachen. Een vrolijk volkje, die Nederlanders. In de stuitendste gevallen wordt er speciaal een orgelman of een haringkar overgevlogen. Maar dan moet het wel gaan om een zaak van levensbelang.

De Ontdekking van de Cultuur

Het zal u duidelijk zijn. Nog nooit, ik herhaal, nog nooit heeft een politicus, een kunstenaar of een minister de totalitaire, cynische en naar nu blijkt treurige dimensie van onze Holland Promotion met succes ter discussie kunnen stellen.

De kaaslobby heeft zich meester gemaakt van vrijwel alle budgetten die het Koninkrijk der Nederlanden erop nahoudt om met de ons omringende landen te communiceren. Dat moest wel mislopen. Het massapubliek is verzadigd, het wil wat anders. Clichés werken niet meer.

Het wegjagen, honds behandelen of in het geheel niet serieus nemen van de meer kritische bezoeker en de eigen internationale culturele instellingen is moeilijk te corrigeren. De directeur van de VVV zit er maar mee. Een echte identiteitscrisis kun je het wel noemen. Niet vreemd dus dat plotseling de cultuur ontdekt wordt. Staan in Parijs niet dagelijks tienduizenden bezoekers in rijen voor de musea?

Het Melkmeisje

Alras tekent zich een nieuw gevaar af. Een te enthousiaste omhelzing van het Melkmeisje of het joodse bruidje is natuurlijk geen oplossing. De exploratie van de bestaande buitenlandse relaties is nodig, de kapitalisering van de sympathie die in het buitenland voor Nederlandse initiatieven, personen en kunstenaars bestaat.

Misschien moeten de Hollandse fundamentalisten met het hoofdkapje dan maar eens thuisblijven. Dat zal voorwaar nog niet meevallen. Dankzij het fameuze Verdrag van Amsterdam, meer in het bijzonder paragraaf 151, is de opbloei van het Nationale kunst- en cultuurbeleid pas echt goed van de grond gekomen. Met de nadruk op Nationaal.

Dat artikel immers regelt de uitzonderingspositie van kunstuitingen en kunstproducten. Die mogen in tegenstelling tot alle andere producten en diensten zonder enige beperking door de nationale regeringen middels nationale subsidieregelingen ondersteund worden.

Speciale rol kunst en cultuur

Destijds ging er een zucht van verlichting door de Europese kunst- en cultuurwereld. Het vooruitzicht van homogenisering van al die verschillende subsidiesystemen en vooral het mogelijke verbod op subsidie door de Europese Commissie vanwege de ongeoorloofdheid van staatssteun voor nationale producten, had voor de nodige paniek gezorgd.

Het Verdrag van Amsterdam had een grote symbolische waarde: het was voor het eerst dat een met name genoemd onderdeel van het economisch verkeer werd uitgezonderd van de Europese regelgeving. De kunstsector heeft dit terecht ervaren als een erkenning van de speciale rol die kunst en cultuur speelt in het Europese eenwordingsproces.

Selbstdarstellung

Nu is merkwaardigerwijze juist door de ratificering van het Verdrag van Amsterdam de rol van kunst en cultuur in dit proces wel erg contraproductief geïnterpreteerd. Juist door de mogelijkheid die het uitdragen van de nationale cultuur in het buitenland biedt zal het idee van de noodzaak van de versterking van de nationale culturele identiteit alleen maar toenemen.

Steeds meer landen gaan tegen elkaar opbieden. De Nederlandse culturele activiteiten in het jarige Sint-Petersburg zijn daar een treffend voorbeeld van. Het ging daarbij immers vooral om het uitdragen van de Nederlandse cultuur , om  Selbstdarstellung zoals de Duitsers zeggen en niet om culturele dialoog.

Dialoog

Als het Europese project een toekomst heeft, dan kan die alleen liggen in de culturele toekomst van Europa. Die zal tot stand moeten komen door verkennen, herkennen en ontdekken van de mogelijkheden die samenwerking tussen mensen met verschillende culturele achtergronden en praktijken biedt. Dialoog dus.

Borstklopperij is daarbij uit den boze; het idee van een unieke Nederlandse kunst een triviale misvatting. Het uitdragen daarvan als illustratie van zoiets als onze Nationale eigenheid op zijn best geschikt voor binnenlandse consumptie. De hoogste tijd voor een aanvulling op paragraaf 151. De verdragstekst biedt die mogelijkheid.

In beginsel is er namelijk ruimte gelaten voor een aanvullende bevoegdheid voor de Commissie. Die zal serieus ingevuld moeten worden met geld en programma’s om de culturele dialoog met kracht ter hand te nemen. Zeker nu er tal van nieuwe lidstaten bijkomen. Een mooie taak voor het aanstaande Nederlandse voorzitterschap?

Steve Austen is zelfstandig kunstondernemer, adviseur en publicist. Sinds 1966 heeft hij aan de wieg gestaan van vele initiatieven, zoals het Shaffy Theater (1968), de stichting voor onderzoek en cultuur voor culturele instituties (1978), het Festival of Fools / Theatre des Nations (1980). In 1987 werd Austen directeur van Felix Meritis; sinds 2001 is hij er Permanent Fellow.Op dit ogenblik is hij voorzitter van de stichting Metropool.

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0